------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




18 augustus 2013: 20e zondag

Ik kom verdeeldheid brengen (Lucas XII, 49 – 53)

Jacques Perquy

Lied: Gezegend deze dag (103)
Lied: Open de woorden (124)
Lezing: Lucas XII, 49-53

Commentaar:
"Denken jullie dat ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde? Geenszins, zeg ik jullie, ik kom verdeeldheid brengen". Dat zijn cruciale zinnen in de tekst. Ze worden in de mond van Jezus gelegd die op zoveel andere plaatsen in het evangelie als vredestichter optreedt. ‘Hij die verdeeldheid brengt’ is in de bijbel een omschrijving voor de duivel. En laat dit nu juist Jezus zijn die zelf zegt verdeeldheid te brengen.

Hoe deze onverwachte uitspraak verstaan? Het kan geen lapsus zijn. We vinden die in nog krassere bewoordingen terug bij Matteüs: "Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want ik kom een wig drijven tussen een man en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; de vijanden van de mensen zijn hun eigen huisgenoten!" (Matteüs X, 34 -36)

De tekst die we hebben gehoord, maakt deel uit van een langere rede (de ‘veldrede’), waarin Jezus het heeft over de komende eindtijd (vandaar het vuur) waarin God’s oordeel zal worden geveld over de mensen. Hijzelf is God’s gezant (verwijzing naar zijn doop) die deze tijd aankondigt en de mensen aanzet tot waakzaamheid en tot het uitvoeren van God’s plan met de mensen. Voor de eerste christenen was deze eindtijd nakend: ze zouden die wellicht zelf meemaken.

In de context van het eindoordeel slaat de verdeeldheid op diegenen die al dan niet gehoor geven aan Jezus oproep en hem erkennen als door god gezonden: zijn volgelingen en de anderen. En deze verdeeldheid doorkruist alle verbanden, zelfs de voor de joden heilige familiebanden. Op andere plaatsen in de bijbel zal Jezus om die reden afstand nemen van zijn eigen familieleden en stellen dat zijn volgelingen ‘zijn moeder en broeders zijn’.

In Jezus’ tijd is verdeeldheid het resultaat van zijn uitspraken en optreden. Dat is in de huidige tijd niet anders. Wie opkomt voor de achtergestelden en daarmee de gevestigde orde in vraag stelt zaait verdeeldheid. Een recent voorbeeld is het optreden en het spreken van paus Franciscus over de vluchtelingen op het eiland Lampedusa. "Wij hebben de zin voor broederlijke verantwoordelijkheid verloren", zei hij. "De cultuur van de welvaart maakt ons ongevoelig voor de (hulp)kreten. Dit mondt uit in een globalisering van de onverschilligheid". Laat het woord ‘vluchtelingen’ vallen in familie- en vriendenkring (en in de sociale media) en je zal merken over welke verdeeldheid het vandaag gaat. (zo zijn er nog wel een aantal thema’s: armoedebestrijding, minimumloon, sociale huisvesting,….).

Een ander recent tegendraads profetisch optreden was de toespraak van de 16-jarige Pakistaanse Malala, slachtoffer van een aanslag van Al Qaeda, voor het recht op onderwijs voor alle kinderen dus ook voor meisjes in de wereld. In heel wat landen zal deze toespraak ook voor opschudding hebben gezorgd en met onbegrip onthaald.
Wie het woord van Jezus spreekt en ernaar handelt moet niet (meer) rekenen op instemming zelfs niet van familieleden en vrienden, soms zelfs van huisgenoten. Op die manier brengt Jezus geen vrede maar verdeeldheid.

Een heel andere lezing van de tekst vond ik in het boek Aimer sans dévorer (Liefhebben zonder te verslinden) van Lytta Basset (éd. Albin Michel. 2010). Zij geeft een andere betekenis aan de ‘verdeeldheid’ die Jezus brengt. Zij heeft het over ‘scheiden’ zoals in het Genesisverhaal God het water van de aarde scheidt.
Om zich te kunnen ontplooien moet elke mens zijn eigen ruimte/plaats kunnen verwerven en zich afscheiden van de ander. Basset citeert hierbij de roeping van Abraham: "Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land (de plaats) dat ik je zal wijzen”. (Gen XII,1). Zich afscheiden gebeurt bij de geboorte maar ook in de loop van het verdere leven. Dit scheidingsproces is pijnlijk zowel voor de ouder als voor de jongere. Vanwaar het beeld van het (tweesnijdend) zwaard bij Matteüs. Toch is dit proces levensnoodzakelijk: in het andere geval ontwikkelt een mens immers geen eigen identiteit en kan hij ook geen (liefdes)relatie aangaan. Sommige relaties zijn volgens Basset ‘fusion’ die leiden tot ‘confusion’ (symbiose die leidt tot verwarring).

Het afstand nemen of ruimte scheppen is evenwel geen exclusief gebeuren van ouders met opgroeiende kinderen, maar een opgave voor alle levensfasen en voor elk soort relatie. "Een zoon tegenover zijn vader, de vader tegenover zijn zoon…". Een schoondochter tegenover haar schoonmoeder …laat verstaan dat er geen leeftijd is waarop deze uitspraak niet van toepassing is. Een ouder kan zijn kinderen ‘opeten’ of zich ‘laten’ opeten door zijn kinderen maar al evenzeer door zijn eigen ouders, zijn partner of vrienden. "Al te gemakkelijk verglijdt een mens in de houding zich te schikken naar de verwachting van de ander ten koste van zichzelf". (Dit wreekt zich dan in openlijke of stiekeme vijandigheid…). Welnu schrijft Basset, Jezus komt de mens te hulp in dit proces van afstand nemen: "Ik ben gekomen om verdeeldheid/onderscheid te brengen". Elkeen is geroepen om zijn/haar eigen leven te leiden en niet dat van een ander. "Echte liefde," zegt Basset, "is op zijn hoede blijven voor de vraag:
‘Ben ik niet bezig de ander (mijn partner, kinderen, kleinkinderen, vrienden, geloofsgenoten,…) te bezitten/verslinden in de mening die lief te hebben. Ben ik het eens dat ze haar/hij zijn weg gaat, ook al ben ik niet overtuigd dat dit de juiste is?’"

Ruimte geven en opkomen voor de eigen ruimte (afstand te nemen/mezelf te onderscheiden) is de tweevoudige bevrijdende boodschap van Jezus aan elke mens.
Een toetssteen om te weten in welke mate we in dit opzet slagen is zich voor te stellen dat de geliefde er niet meer is: zou mijn leven dan nog zin hebben? Of anders uitgedrukt wie ben ik?. Het opzet van het zich ontdoen van de invloed van anderen op ons eigen leven is niet de autonome mens die niemand nodig heeft. Wel dat er ruimte komt waarin men geconfronteerd kan worden met zichzelf en met zijn diepste verlangen. Verlangen dat door geen ander mens kan worden vervuld. Zo kan een mens op het spoor komen van de gans Andere. Dit laatste drukt Basset als volgt uit:

Beluisterd worden
Ten diepste begrepen
Ten allen tijde op mijn woord geloofd
Gewaardeerd om wie ik ben zonder te worden vergeleken
Worden gezien in wat ik kan worden
In armen worden ontvangen die nooit zijn gesloten
Ononderbroken vergezeld daar waar het leven mij brengt bij hoogte en afgrond
Nooit uit het oog verloren
Oneindig gezegend er te zijn…
Deze dorst kan door geen mens op aarde worden gelest. (blz.110)

Lied: Wat ik gewild heb (315)
Lied: Oergebaar (142)
Groot dankgebed: Ik zal er zijn (157)
Gebed : Psalm 139 (uit Oosterhuis ‘Halverwege’)
Lied: Psalm 4 (701)
Zegening

------