------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




20 oktober 2013: 29e zondag

Verhoort God ons gebed? (Lc. 18, 1-8)

Marcel Braekers

Openingszang 103: “Gezegend deze dag”

Gebed

Wat zijt Gij voor een God
Die zo hardnekkig uw kinderen trouw blijft,
Die maar doorgaat van ons te houden,
Waar wij ons heil ook zoeken.

Wat zijt Gij voor een God die zonder reden
Op ons blijft hopen?

Is het om die Ene die aan U vasthield,
U bleef vertrouwen,
Die op zijn weg door de woestijn bleef koersen
Op de horizon van uw geboden,
En op de koers van uw genade?
Is Hij het, God, die voor ons alles goed maakt? (S. de Vries)

Inleiding op de lezing

H.B. Tristram vertelt in zijn boek Eastern Customs in Bible Lands over een rechtszaak in Nisibis (Mesopotamië). Tegenover de ingang zat de rechter omgeven door secretarissen terwijl vooraan de mensen met klachten elkaar verdrongen om aan beurt te komen. Wie slim was en geld had, gooide het op een akkoord met de secretarissen om zo te kunnen voorsteken. Maar er was ook een arme vrouw, die met haar geroep alles in de war stuurde. Ze werd wel tot de orde geroepen maar ze gaf niet op en bleef aandringen tot de kadi vroeg wat er aan de hand was. De secretaris legde uit dat ze gedwongen werd belasting te betalen terwijl haar enige zoon in militaire dienst was. Daarop gaf de kadi haar gelijk en was de zaak voorbij. Had de vrouw geld gehad en was ze iemand van aanzien geweest, dan was ze veel eerder en eleganter geholpen geweest. Nu was roepen haar enige verweer. Dit verhaal is een goede aanzet om het evangelie van deze zondag te beluisteren.

Lucas 18,1-8

Lied 564: “Zij die stom zijn, ver heen, koud, steen in steen”

Homilie


Vraag en je zult krijgen, zoek en je zult vinden, klop en er wordt opengedaan, staat in het lied dat we zongen. En in het evangelie staat: zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen? Dat zijn straffe woorden. Helaas, moet ik tot mijn ontgoocheling zeggen dat ik veel dingen in mijn gebed heb gevraagd: goede dingen, dus niet dat ik de lotto zou winnen of dat mijn vijand zich een ongeluk zou eten, zoals in de psalm staat. Neen, ik heb redelijke dingen gevraagd, altijd opnieuw, zelfs niet voor mij. Ik heb gebeden opdat anderen het beter zouden hebben, dat er minder verdriet en meer gerechtigheid zou bestaan, maar ik werd niet verhoord. Wat zou ik fout hebben gedaan? Had God toevallig zijn hoorapparaat afgezet? Of was Hij druk met een andere, belangrijker zaak bezig, tenslotte heeft Hij ook maar 24 uur per dag.

In de rijke Roomse traditie bestond een gebruik dat lijkt op het verhaaltje in de rechtbank: men wendde zich tot de secretarissen om een voetje voor te zijn. In onze moeder de heilige kerk werden we aangespoord ons te wenden tot tussenpersonen: Maria, de alma mater die alle verdriet en lijden begrijpt, ite ad Joseph, wend je tot Antonius indien je iets kwijt bent, tot Rita als je tandpijn hebt, enz. Helaas, niets heeft geholpen, zelfs Antonius met zijn varken niet, een toch wel heel sympathieke heilige. Waarom niet?

Omdat we altijd weer menen dat we God naar onze eigen behoeften kunnen ombuigen. Het probleem begint bij de uitspraak in het credo ‘God, almachtige Vader’. Wat kan ik mij daar anders bij voorstellen dan dat het om een bezorgde God gaat (een Vader), die in principe de macht heeft alles en iedereen te veranderen (al-machtig). Wat doen we echter? We projecteren in God een menselijke kwaliteit namelijk macht hebben, maar omdat we toch over God spreken doen we er een schepje boven op en noemen Hem ‘almachtig’. Psychologisch heel begrijpelijk: wij mensen zijn projecterende wezens, maar bij enig nadenken moet men toch door hebben dat het om een al te menselijke, maar zeer hardnekkige voorstelling gaat.

De voorstelling zorgt ervoor dat men bij onverdiend lijden tegen God opstandig wordt en Hem de rug toekeert. De voorstelling leidt ertoe dat mensen in allerlei noodsituaties beloftes doen, kaarsen branden, novenen bidden, enz. Maar geef toe: indien die God zo almachtig zou zijn, is Hij dan niet een harteloze God dat Hij zoveel onrecht en zoveel verdriet laat duren, terwijl Hij het in één gebaar zou kunnen tenietdoen? De uitspraak dat een machteloze God niet waard is God te zijn, is voor mij helemaal fout. Kijk maar op menselijk vlak: hoe dikwijls doet zich niet de situatie voor dat we allemaal machteloos moeten toekijken dat iets gebeurt, maar hoe belangrijk is het niet dat er iemand is die luistert en nabij is, die begrijpt en ruimte geeft opdat het slachtoffer kan praten?

Dat is dan ook mijn visie op God. Ik denk dat God tegenover de wetmatigheden van deze wereld machteloos staat. Machtelozer dan wij mensen, want wij kunnen dingen soms keren. Onze God is echter van een andere orde dan al het aardse. Hij (of Zij) is de Andere, anders dan alles wat wij zijn. Het enige dat wij van Hem weten is dat Hij bekommerd is om zijn mensen, nabij en bezorgd, maar anders dan wij dat zijn. Dat is de teneur van heel de Bijbel. Voor velen is dat te weinig en daarom keert men zich na een geloofscrisis van die God af. Mij lijkt het echter de grootste troost die bestaat. Er is nu ‘Iemand’ die anders dan trouw, anders dan lief, anders dan troost nabij is. Anders dan alles wat mensen zijn. Dat vind ik van oneindige waarde.

En zo heb ik uiteindelijk ook het evangelie van vandaag gelezen. De parabel begint met de oproep van Jezus om altijd te bidden en het nooit op te geven. Wat Hij daarmee bedoelt blijkt uit de parabel. Je moet durven roepen, blijven roepen (proseuchein of neerbuigen staat er) tot je gerechtigheid ondervindt. Je moet niet ophouden je stem te laten horen zowel naar omhoog als naar de anderen tot er eindelijk vrijheid en liefde heerst. Roepen (of bidden) geeft kracht om vol te houden.

De tekst in het evangelie is bedrieglijk. Er staat: Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten? Je voelt aan heel de tekst dat deze zin werd toegevoegd in de tijd na de dood van Jezus, toen de leerlingen gespannen wachtten op de terugkomst van Jezus. De twijfel groeide dat die komst misschien niet voor morgen was en de spot en achteruitstelling zouden voortgaan. De leerlingen werden daarom aangespoord om te vechten tegen de ontmoediging en de twijfel door te bidden. Ons gebed en ons roepen is zinvol, zegt Jezus, zeker als je bedenkt dat zelfs die willekeurige rechter luisterde naar het roepen van deze machteloze weduwe. Hoeveel temeer God niet die begaan is met wat ons, mensen, overkomt?

Groot dankgebed: Gezongen liedboek, p.189 + refrein 134
Na de communie 553: "Gij die geroepen hebt: 'Licht!'..."

------