------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




10 november 2013: 32e zondag

“Ze hebben niet geleerd
hun leven te oriënteren op de komende tijd”

Jan Degraeuwe

In hoofdstuk negentien van zijn evangelie vertelt Lucas de intocht in Jeruzalem, zoals we die elk jaar met Palmzondag gedenken. Jezus is in Jeruzalem en geeft er dagelijks onderricht in de tempel. Het volk hangt aan zijn lippen, maar de leidende klasse voelt zich bedreigd. Er is een scherp conflict tussen Jezus en de religieuze en politieke leiders.

Hoofdstuk twintig sluit hierbij aan. Jezus onderricht in de tempel en verkondigt er het goede nieuws. Lucas geeft in dit hoofdstuk een uitgebreid verslag van de discussies die Jezus voert met de hogepriesters, de schriftgeleerden, de oudsten en de Sadduceeën. In de lezing van vandaag gaat alle aandacht naar het twistgesprek met de Sadduceeën.

De Sadduceeën erkenden alleen het gezag van de vijf boeken van Mozes. Ze stonden afkerig tegenover de tradities die naast de Thora ontstaan waren en die door de farizeeën bestudeerd en becommentarieerd werden. Via de Romeins-joodse geschied-schrijver Flavius Josephus weten we dat de Sadduceeën tot de bovenste laag van de maatschappij behoorden, het waren aristocraten. Ze onderhielden altijd nauwe banden met de heersers van het moment en zij beschouwden de samenwerking met Rome als het meest verstandige beleid. De Sadduceeën hebben een verhaal geconstrueerd over een vrouw die zevenmaal weduwe wordt om aan te tonen dat de Wet van Mozes niet verenigbaar is met geloof in de opstanding. Voor ons klinkt het verhaal van de Sadduceeën absurd. Wil Lucas zo de boodschap van Jezus brengen? Waarom gaat Lucas niet uitgebreider in op het goede nieuws?

Als we goed opletten zullen we horen dat Jezus over de komende tijd spreekt en hoe die komende tijd verschilt van wereld van de Sadduceeën. In dit verschil ligt de blijde boodschap. De komende tijd is de messiaanse tijd. De messiaanse tijd is een tijd die nog moet komen, maar er toch al een beetje is. Eens vroeg men aan een joodse rabbi waaraan men de messiaanse tijd zou herkennen. De rabbi zei: “In de messiaanse tijd zal alles zijn zoals het nu is. Zoals ons huis nu is, zo zal het zijn in de komende tijd. Waar onze kinderen nu spelen, daar zullen ze ook spelen in de komende tijd. De kleren die we nu dragen, zullen we ook dragen in de komende tijd. Alles zal zijn zoals het nu is, maar juist iets anders”. Jezus sprak vaak over die komende tijd. Hij stond al in die tijd en probeerde er zijn leerlingen naar toe te leiden. Sommige kunstenaars waren voorlopers, ze leefden nog in één tijdperk, maar hun werk behoorde al tot het volgende. Zo is het ook met Jezus, hij staat al in de komende tijd en wenkt om hem te volgen.

Lucas 20, 27-36

Jezus dient de Sadduceeën stevig van antwoord, maar laten we eerst nog even terugkeren naar hun vraag. Ze beginnen met “Mozes heeft ons het volgende voorgeschreven”. Hiermee leggen ze de nadruk op de Thora, maar ook op zichzelf als de behoeders van de Wet van Mozes.
In het boek Deuteronomium, het vijfde boek van Mozes, wordt de zwagerplicht ingesteld. De zwager, de schoonbroer, moet bij de weduwe van zijn overleden broer nageslacht verwekken. De eerste zoon die zij baart geldt dan als zoon van de gestorven broer. Als de broer weigert te trouwen met zijn schoonzuster, moet zij ten overstaan van de oudsten op hem afgaan, hem zijn sandaal uittrekken en hem in zijn gezicht spugen waarbij zij hem toevoegt: “Zo vergaat het de man die zijn broer nageslacht onthoudt” en bij de Israëlieten zal zijn familie bekend staan als de familie Zonder Schoen.
Als je dit leest in Deuteronomium besef je dat die zwagerplicht geen regeltje is dat je zomaar naast je kan neerleggen. De Sadduceeën verdedigen een wettelijk systeem waarin het leven na de dood gerealiseerd wordt door het nageslacht. En er wordt voor het nageslacht gezorgd met strenge wetten en regels. Deze visie op verder leven in het nageslacht is patriarchaal. Dit komt ook sterk tot uiting als je het woordgebruik van de Sadduceeën letterlijk vertaalt. We hoorden daarjuist de woorden “huwen” en “trouwen”. De Statenbijbel vertaalt letterlijker.

De Sadduceeën zeggen: “Mozes heeft ons geschreven: Zo iemands broeder sterft, die een vrouw heeft, en hij sterft zonder kinderen, dat zijn broeder de vrouw nemen zal, en zijn broeder zaad verwekken. Er waren nu zeven broeders; en de eerste nam een vrouw, en hij stierf zonder kinderen. En de tweede nam die vrouw, en ook deze stierf zonder kinderen. En de derde nam dezelve vrouw; en desgelijks ook de zeven, en hebben geen kinderen nagelaten, en zijn gestorven. En ten laatste na allen stierf ook de vrouw. In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn? Want die zeven hebben dezelve tot een vrouw gehad”.

Jezus geeft geen rechtstreeks antwoord op de vraag van de Sadduceeën omdat hij de ingesteldheid van waaruit ze de vraag stellen, verwerpt. In zijn antwoord spreekt Jezus over twee werelden: “deze wereld” en “de komende wereld”. Jezus gebruikt graag de tegenstelling tussen twee werelden, tussen twee tijdperken. De woorden wereld en tijdperk zijn verwisselbaar omdat ze verwijzen naar een sfeer, een mentaliteit, een manier van leven. In de parabel van de rentmeester spreekt hij over de kinderen van deze wereld en de kinderen van het licht. In deze tegenstelling zit een belangrijk deel van zijn boodschap.
Als reactie op het vraagstuk van de Sadduceeën karakteriseert Jezus de kinderen van “deze wereld” als wie huwen en uitgehuwelijkt worden. Hiermee spreekt Jezus zijn afkeer uit voor een systeem waarin vrouwen slechts dienen om het patrimonium met kinderen te verrijken. Dit is een wereld waarin een voortdurende strijd om eer en prestige heerst. Aan de andere kant staan zij die waardig bevonden worden om deel te krijgen aan de “komende wereld”.
Het woordgebruik zegt veel: mensen die waardig bevonden worden, hebben zichzelf niet vooruit geschoven. In de vlakterede van Lucas en in de bergrede van Matteüs bemoedigt Jezus deze mensen: “Vooruit, zalig de armen, zalig de treurenden”. Deze mensen zijn als engelen en ze zijn kinderen van God omdat ze deel hebben aan de opstanding.

Toen ik “zijn als engelen” probeerde te begrijpen dacht ik plots aan de engelen van Paul Klee. Deze engel van Klee is verheven en ingetogen, maar ook ondeugend. Deze engel staat in deze wereld, maar toont ook al de komende wereld. Op de grafsteen van Paul Klee staat een bedenking die hij in zijn dagboek over zichzelf schreef:

Hier beneden ben ik niet te vatten,
niet begrijpbaar.
Ik woon immers zowel bij de doden
als bij hen die nog niet geboren zijn.
Iets dichter bij de schepping dan gewoonlijk
en nog lang niet genoeg.

We kunnen hier terugdenken aan de rabbi die over de messiaanse tijd sprak: “Alles zal zijn zoals het nu is, maar juist iets anders”. Menselijk, maar ook een beetje engel. Het nieuwe tijdperk en de nieuwe wereld kunnen samen met het oude tijdperk en de oude wereld bestaan. De mens kiest om in de ene of de andere wereld te leven. Wij willen waarschijnlijk allemaal in die komende wereld leven. Moet er dan veel veranderen? Misschien niet, misschien moeten we gewoon eens die dingen doen waarvan we al lang weten dat we ze moeten doen.

In de slogan “Ik kook van woede” zit een sterk verlangen naar die komende wereld. Als voorbeden luisteren we naar enkele uittreksels uit het basisdossier “recht op voedsel” van 11.11.11. Eerst twee aanklachten tegen praktijken die de honger in de wereld nog erger maken, daarna twee beloftevolle praktijken die we moeten versterken.

Voorbeden : Obstakels die we moeten opruimen

1. Voedselspeculatie

A) Wij klagen aan:
Honger en armoede gaan hand in hand. Al in 1981 stelde de Indiase econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen dat honger niets te maken heeft met voedselschaarste maar met de ongelijkheid tussen groepen. Hij vroeg zich af hoe in Bangladesh een hongersnood kon uitbreken net toen de oogst groter was dan de voorgaande jaren. Sen ontdekte dat de stijgende prijzen door speculatie en de lage lonen van landarbeiders de echte oorzaken van de hongersnood waren

B) Wij ijveren voor verandering:

Voedselspeculatie moet verdwijnen door transparantie en regulering van financiële markten. Beleggers actief op grondstoffenmarkten moeten volledige transparantie bieden over hun activiteiten en posities. Transparantie is de eerste stap naar een goede regulering.

2. Biobrandstoffen

A) Wij klagen aan:
Biobrandstoffen worden gewonnen uit biomassa, de biologisch afbreekbare fractie van producten uit de landbouw, bosbouw en ander afval. “Bio” in de term biobrandstoffen verwijst dus niet naar de biologische teeltwijze van landbouwgrond-stoffen. De bekendste soorten zijn vloeibaar, zoals bio-ethanol en biodiesel. Bio-ethanol kun je mengen met benzine, biodiesel met dieselolie. Bio-ethanol bekomt men door vergisting van suikers uit gewassen als maïs, tarwe, suikerriet of –biet. Biodiesel wordt gewonnen uit plantaardige oliën, zoals koolzaad, palmnoten en soja. Beide brandstoffen worden gebruikt in het verkeer.
Er bestaat geen twijfel over: ‘zonder biobrandstoffen zouden voedselprijzen aanzienlijk lager zijn’. Een vergelijking tussen voorspellingsmodellen toont aan dat het huidige beleid tegen 2020 leidt tot prijsstijgingen van 20 tot 30% voor basisgewassen als maïs, tarwe, suiker en plantaardige olie. Die prijsstijgingen leiden onmiddellijk tot meer honger.

B) Wij ijveren voor verandering:
Europa moet het beleid hervormen voor hernieuwbare energie en de kwaliteit van brandstoffen, zodat alle landgebonden biobrandstoffen die het recht op voedsel bedreigen verdwijnen.
België en Vlaanderen moeten hun ondersteuningsbeleid voor biobrandstoffen herzien. Ze zetten prioritair in op energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen die echt bijdragen tot het leefmilieu en de strijd tegen de klimaatverandering, zonder negatieve impact op de mensenrechten.

Versterk beloftevolle praktijken

3. Wij stimuleren duurzame consumptie
De verantwoordelijkheid voor duurzame consumptie mag niet uitsluitend bij de consument gelegd worden. Een actief overheidsbeleid is nodig om duurzame consumptiepatronen mogelijk te maken en aan te moedigen. Belgische en Vlaamse overheden moeten daarom:

* fair trade producten en producten van duurzame landbouw aankopen. Dit is een voorbeeldfunctie voor andere marktspelers;
* korte ketens stimuleren zodat producenten en consumenten dichter bij elkaar komen met minder ‘externe kosten’ (zoals transport, bewaring, enz.);
* volledige transparantie realiseren tegenover de consument via duidelijke etikettering met informatie over de sociale, economische en ecologische impact van voedsel;
* pleiten voor internationale normen waardoor alle externe milieukosten in de prijs worden doorgerekend.

4) wij stoppen de verspilling
Voedselverspilling moet worden aangepakt in alle schakels van de keten – op niveau van productie, verwerking, distributie als bij de consument – zowel in Noord als Zuid. In het Zuiden betekent dat investeren in opslagcapaciteit, infrastructuur en duurzaam transport. In het Noorden ligt de verantwoordelijkheid zowel bij de producent, de distributie als bij de consument. Een beleid om de verspilling bij al deze spelers tot nul te herleiden begint bij transparantie over voedselverspilling en moet een combinatie zijn van bewustmaken, belonen en bestraffen.

------