------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




13 april 2014: Palmzondag

Geen idool maar icoon van de levende God

Marcel Braekers

Openingszang 709: “Voor kleine mensen is Hij bereikbaar”
Intrede in Jeruzalem
(Nico ter Linden, Koning op een ezel, p. 171 - 172)

Wijding van de palmtakken

God van leven, Gij laat uit koude winter en harde grond
Helder groen, nieuwe lente opschieten.
Zegen (+) deze altijd groene palmen
Zegen hen die ze straks een plaats geven in hun huis,
Op hun land, de wegen die ze gaan.
Zegen allen in wiens naam wij Jezus begroeten en die
In dit teken van leven en vrede willen geloven.
Zegen hen, waar ter wereld, opdat hen leven toestroomt in overvloed:
Gij Vader, Zoon en heilige Geest.

Palmprocessie

Begroeting

De Franse filosoof Jean Luc Marion beschrijft in een van zijn eerste boeken (Dieu sans l’être) het verschil tussen een idool en een icoon.
Een idool is eigenlijk niets meer dan het verstolde beeld dat mensen zich van iemand vormen. Ze willen graag dwepen en vormen zich daarom een eenzijdig, soms onwerkelijk beeld van de ander. Men gaat die op een voetstuk plaatsen, verdedigen tegen mogelijke kritiek, kortom hem ontdoen van alles wat hem menselijk maakt.
Helemaal verschillend hiervan is een icoon. Zoals de iconen in de Byzantijnse ritus via strikte kleuren en lijnen het heilige aanwezig willen stellen, zo zijn er in het dagelijkse leven allerlei momenten, voorwerpen of personen die tot icoon kunnen worden. Ze stellen dan iets aanwezig dat aan de ervaring ontsnapt, iets dat we met onze gewone ogen en oren niet waarnemen en dat zich geeft als een geschenk. Mensen kunnen voor ons icoon zijn, omdat ze op een uitzonderlijke, begenadigde manier iets tonen waarvan je kunt leven.

In dat verband maakt Marion de bedenking dat Jezus van Nazareth geen idool was maar icoon van de levende God. Jezus wilde m.a.w. niet de aandacht naar zichzelf trekken, Hij wilde niet als een idool vereerd worden, maar zag zichzelf als iemand die door zijn woorden en optreden God aan het Licht bracht, Hem concreet en daadwerkelijk deed beleven. Het verhaal van de Samaritaanse vrouw bij de put is daarvan voor mij een sprekend voorbeeld. Jezus spreekt deze vrouw zo openhartig en respectvol aan dat ze op een nieuwe, andere manier met zichzelf in contact komt en zo God op een nieuwe manier leert ervaren. Dat is icoon zijn.

Maar zoals het feest van Palmzondag aangeeft hebben mensen Jezus dikwijls anders bekeken. De intocht in Jeruzalem is daarvan een illustratie. Wat er historisch gezien precies is gebeurd kunnen we niet meer achterhalen. Maar het verhaal geeft het vermoeden dat onder het volk het verlangen leefde om Jezus tot volksleider te verheffen, misschien met de bedoeling om een opstand tegen de Romeinen te organiseren. Ze hadden van Hem een idool gemaakt dat helemaal paste in hun streven naar vrijheid en onafhankelijkheid. Maar Jezus had een heel andere idee. Het ging Hem niet om een politieke strijd, maar een religieuze. Vandaar dat zijn idee van ‘rijk Gods’ zo belangrijk was. Daarom stel ik voor dat we straks als tweede verhaal over de confrontatie met Pilatus naast dit van de intrede in Jeruzalem beluisteren. Ook daar wordt de vraag naar het leiderschap gesteld.

Gebed

Gij grote en verborgen God,

Dat wij ons laten leiden
Door het vertrouwen van uw Zoon
Waarmee Hij zijn weg is gegaan,

Dat wij ons laten leiden
door zijn liefde
die Hem alles kostte,

Dat wij in Hem de Mens zien,
Het schepsel naar uw hart,
naar uw beeld,
Hij die uw Naam heiligde
In leven en sterven.

Gij
die troont op onze gezangen
En woont in de liefde van uw Zoon

Leid ons door de Goede, Stille Week die komt:
Waarin wij alle tijd durven nemen
Om de weg te gaan
van Hem
Die ons gelaat onthult.         (S. de Vries, Bij gelegenheid II, p. 277.)

Tweede lezing: Jezus voor Pilatus – Klink: Bijbel voor kinderen II, 226-28

Lied 318: “Beeld van een mens”

Homilie

De tragiek rond het einde van Jezus’ leven kan men best beschrijven door te verwijzen naar het onderscheid tussen idool en icoon. Jezus wilde alleen maar iets tonen. Hij wilde mensen in beweging brengen, hen in contact brengen met iets in zichzelf waardoor ze vrij en gelukkig konden worden. Hij wilde iets oproepen van God zoals Hij die had ervaren. Maar zowel voor- als tegenstanders maakten van Hem een idool. Voor de een moest hij voor de kar van nationale volksheld gespannen worden, voor anderen als de bedreigende criticus van godsdienst en samenleving. In beide gevallen maakte men graag van Hem een vernauwd, verstollend beeld dat geen werkende kracht meer heeft. Men wilde duidelijkheid in plaats van die ongrijpbare, spirituele bevlogenheid.

Ik weet wel dat iedere tijd en iedere gelovige en ongelovige zich een beeld van deze Jezus-figuur maakt. Ondanks allerlei verschillen moet men toch akkoord gaan dat volgens Jezus het geloof van zijn volk was uitgehold. De zorg om elkaar was verwaterd, zelfs voor de eigen volksgenoten toonde de hogere klasse geen respect. En de liefde tot God had plaats gemaakt voor het formele opdragen van offers aan een afstandelijke God. De kern was daarmee kapotgemaakt. Dat wat van geloof een fascinerende en ontroerende overgave maakt, was weg. Daarom kon het niet anders of Jezus moest naar Jeruzalem gaan en bijzonder naar de tempel om het geloof van zijn voorvaderen in vraag te stellen. Was het berekening of toeval dat Hij dit in de periode van Pasen deed, als er veel pelgrims aanwezig waren?

Een ander aanvoelen van God en het heilige was in zijn hart geschreven en daar wilde Hij naar luisteren. Denk maar terug aan wat Hij vroeger had gezegd: “Niet de Wet maar jullie, armen, zijt het zout van de aarde. Niet de Thora, maar jullie, gemarginaliseerden en gekwetsten, jullie zijn het licht op de kandelaar waarin iedereen kan zien wat hem te doen staat.” Het leven in zijn eenvoud en dagelijkse ervaring is heilig, openbaring kan oplichten in de schoonheid van het alledaagse. God kijkt in mildheid naar ieder mens, die zich in vrijheid naar Hem keert, Hij (of Zij) geeft zich in heel zijn volheid als die mens zijn hart openstelt. Zo dacht en leefde Jezus. Daarom ging Hij met mensen van allerlei slag aan tafel zitten en drukte zo symbolisch uit dat een nieuwe gemeenschap en een nieuwe Godservaring op handen was. Jezus zette zo alles op zijn kop, want het religieuze en profane waren in elkaar vervlochten. Uit de lijdensvoorspellingen kan je afleiden dat Hij wist dat zijn visie Hem wellicht de kop zou kosten. Toen Hij naar Jeruzalem ging, trok een hele groep gemarginaliseerden met Hem mee en ontstonden er rellen.

Er was voor Jezus geen weg terug. Zijn grootsheid en kracht blijkt hieruit dat Hij consequent verder ging, overtuigd dat zijn Vader, die onvoorwaardelijk nabije God, Hem zou dragen en thuis brengen. Tot Hij op het kruis vertwijfeld riep of God nog aanwezig was, of zijn leven uiteindelijk toch niet op een vergissing had berust. Zoals we intussen wel weten, heeft Jezus het antwoord zelf niet meer geweten en stierf Hij in diepe verlatenheid. Maar God kwam in eigen Persoon tussenbeide en bevestigde dat dit zijn geliefde Zoon was, de tsaddik of Gerechte, die zou opstaan in een nieuw leven.

Lied 562: “Kome wat komt”

Groot dankgebed 162: Tafelgebed in de veertigdagentijd
Na de communie 590: “Tegen de dood”
Afsluiting: H. Oosterhuis, Vriend voor het leven, ‘beeld en gelijkenis’ p.263.

Mededelingen:
- Iemand helpen de zaal voor witte donderdag gereed zetten
- Vrijdag bloemenhulde, bloem meebrengen
- Zaterdagmorgen zaal gereed zetten voor receptie

------