------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




29 juni 2014: Feest van Petrus en Paulus

Marcel Braekers

Openingszang 103: “Gezegend deze dag”

Begroeting


Vandaag op 29 juni viert de kerk het feest van Petrus en Paulus de twee belangrijke grondleggers van de kerk. Of moeten we ook daar niet een vraagteken bij plaatsen en erkennen dat de eerste groep christenen na de dood van Jezus wellicht dankzij enkele liefdevolle en geëngageerde vrouwen is samengebracht. Vrouwen die het graf bezochten en later ‘in een of ander huis’ samenkomsten organiseerden. Helaas werden zij niet heilig verklaard. Dat doet niets af aan de inzet en overgave waarmee Petrus en Paulus zich voor de zaak van Christus hebben ingezet. Petrus de bange scheet en Paulus de driftkikker: wat viel daar van te verwachten?

Ik was verbaasd in Kerk en Leven van deze week te lezen dat de schrijver van de wekelijkse homilie Petrus omschrijft als een sterke persoonlijkheid. Maar was hij het niet die Jezus tijdens die laatste klopjacht verloochende? En na de dood van Jezus was men overeen gekomen dat Paulus zich tot de heidenen zou richten en Petrus, Jacobus en Johannes en de gemeente van Jeruzalem tot de bekeerde Joden. Maar toen Petrus in Antiochië aankwam trok hij zich terug met de groep Joodse bekeerlingen, omdat hij bang was voor kritiek. Moedig is anders.
Maar ook Paulus komt er niet zonder kleerscheuren van af. Eerst is hij de medevervolger van de christenen en stemt hij in met hun marteling. Later toont hij zich een overijverige bekeerling, erg radicaal en soms ongeduldig tegenover zijn medewerkers waardoor hij conflicten krijgt en sommigen afhaken.

En toch vieren wij vandaag deze twee mannen als belangrijke steunpilaren van de jonge kerk en als martelaren die hun leven voor de zaak van Jezus hebben gegeven. Het doet me mijmeren over de kerk: over haar ontstaansgeschiedenis vanuit het Jodendom. De kleine verschuivingen en misverstanden die groeiden. En hoe je merkt dat het altijd om een erg menselijke organisatie gaat. Hoe bescheiden en klein soms onze bijdrage is, maar hoe belangrijk omdat het gedragen wordt door de kracht van de Geest.

Loflied 585: “Alles wat adem heeft love de Here”

Gebed

Zoals het licht
Ons elke morgen
Nieuw verschijnt,
Ons wekt
En koestert
Met zijn stralen –
Wek Gij, God,
Zo ook mij.

Zoals de zon
Geen dag
Ons in het donker laat –
Laat mij uw trouw
Ook nu weer dagen. Schep doorgang
Aan wat zorgen baart,
Wat angst aanjaagt
En zet mij
Recht weer op mijn voeten:
Niet moedeloos,
Niet hopeloos verlamd
Maar opgericht,
Met opgeheven hoofd
Tot U,
Mijn Zon
Mijn dag, mijn licht. (S. de Vries)

Lezing uit de brief aan de Galaten, hfst. 2

[1] Na verloop van veertien jaar ging ik opnieuw naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus. [2] Dat was mij in een openbaring opgedragen. In besloten kring legde ik de belangrijkste broeders het evangelie voor dat ik aan de heidenen verkondig, want ik wilde me ervan overtuigen dat mijn inspanningen, toen en nu, niet voor niets waren. [3] Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is. [4] Dat wilden alleen een paar schijnbroeders, die als spionnen waren binnengedrongen om erachter te komen hoe wij onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben, gebruikten. Ze wilden slaven van ons maken. [5] Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht, want de waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven. [6] De belangrijkste broeders – hun positie interesseert me trouwens niet, God slaat geen acht op het aanzien van een mens – hebben mij tot niets verplicht. [7] Integendeel, toen ze inzagen dat mij de verkondiging onder de heidenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen [8] – want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk onder de Joden, zo had hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de onbesnedenen –, [9] en ze dus de genade onderkenden die mij geschonken was, toen reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de besnedenen. [10] Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.
[11] Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk. [12] Hij at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis. [13] De andere Joden deden met hem mee, en zelfs Barnabas liet zich meeslepen door hun huichelarij. [14] Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kun je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven?’

Lied 581: “Zoals ik zelf gezonden ben”

Homilie

In de persoon van Petrus en Paulus zien we hoe geleidelijk het christendom zich heeft losgemaakt van zijn Joodse wortels. Zoals Gerd Theissen opmerkt, was het oerchristendom oorspronkelijk een poging om het jodendom open te stellen voor niet-joden (De godsdienst van de eerste christenen, p.226). Christenen beschouwden zichzelf als geëvolueerde Israëlieten. Men mag niet vergeten dat voor de eerste christenen de tempel nog een belangrijke rol speelde. Dat veranderde slechts als in 70 die tempel werd verwoest en de Joden zelf teruggrepen naar de traditionele waarden van hun geloof. Een eerste verwijdering kwam er toen men de besnijdenis en spijswetten afschafte. Veel Joden hadden het met die ontwikkeling moeilijk, maar toch bleef de band bewaard. Geleidelijk ontwikkelden die christenen hun eigen teksten, maar daarin staat nog niets over controversen tussen de leer van Jezus en de Thora, over tempelcultus, enz.
Pas als de evangeliën worden geschreven krijgt het christendom zijn eigen identiteit, ook omdat men intussen eigen rituelen zoals de doop en de eucharistie was gaan ontwikkelen. Vanaf dan duiken er teksten op met wederzijdse verwijten en radicalisering van zijn eigen standpunt en dat van de ander.

Het is in die context dat men Paulus moet zien. Paulus zag zich als een diepgelovige Jood, die overtuigd was dat het gebod van de liefde de vervulling was van de Thora. Paulus geloofde dat de Geest de thora in het hart van de mensen schreef zodat ze voortaan van binnenuit rechtvaardig zouden leven, en niet volgens een uiterlijk gebod. Vandaar dat Paulus aanvankelijk nog denkt dat alle Joden ooit christen zullen worden, want dat is de logisch volgende stap van de Wet (cfr. Rom. 11,12: hoeveel rijker zal dan de gave zijn wanneer zij (de joden) zich allen hebben bekeerd). Het is maar geleidelijk door de botsing tussen de verschillende religieuze groepen dat hij zijn standpunt zal radicaliseren en dat hij de Wet beschrijft als een doodlopende weg en dat de mens enkel verlost wordt door de onverdiende genade van God.

Ook Petrus wordt door Lucas in de Handelingen voorgesteld als de sterke, zelfbewuste leider, maar in werkelijkheid is hij slechts schoorvoetend en voortgestuwd door de omstandigheden zijn weg als primus inter pares gegaan. Petrus verschijnt in de evangeliën als een bange persoon die tegelijk kwaliteiten van een leider had en daarom door iedereen als hun spreekbuis werd aangenomen. Ook Petrus worstelt met het feit dat hij als Jood is opgevoed en later door de stuwende kracht van Jezus gaat nadenken over zijn joodse wortels en onzeker werd. Daardoor aarzelt hij om Paulus gelijk te geven. Het is zelfs tot een openlijk conflict tussen die twee gekomen zoals we in de lezing hoorden.

Die geschiedenis is in veel opzichten leerrijk. Achteraf gaat men figuren ophemelen, gaat men verschillen uitvergroten om zo zijn eigen identiteit te profileren, maar de concrete werkelijkheid is altijd anders. Christenen waren oorspronkelijk een variant van het Jodendom en het heeft meer dan 50 jaar geduurd eer men tegenover elkaar stond. Kijk je naar de varianten in alle godsdiensten dan merk je overal eenzelfde evolutie. Of het nu gaat over de sjiieten en sunieten, over de Jains en de hindoes, over Koptische en Armeense christenen, katholieken en protestanten, telkens gaat het om groepen die nauw met elkaar verwant zijn, maar die het toch nodig vinden zich te distanciëren, verschillen te vergroten, enz. Waarom toch die noodzaak van profilering. Soms spelen daarin sociale en economische motieven. Maar zou het ook te maken hebben met het feit dat geen enkele godsdienst een stevig basis heeft. Alle verwijzen ze naar de Transcendente, maar kunnen daarover weinig zeggen. Het wezen van al die godsdiensten is hun kwetsbaarheid, want alles is slechts geloof, een niet bewijsbare manier van zien, een overtuiging waarvan je wel kunt zeggen wat ze met je doet en hoe je erdoor gelukkig bent, maar voor de rest heb je niets in handen.

Tijdens mijn vakantie bezocht ik een mooi gerestaureerde abdij. Toen ik de kerk binnenkwam merkte ik onmiddellijk dat er een speciale sfeer hing. De folders achteraan maakte al vlug duidelijk dat het om een stichting van de Pius X beweging was, aanhangers van mgr. Lefèvre. Het was tweede Pinksteren en alle zusters zaten in aanbidding voor het heilig sacrament. Terwijl ik even stilzat dacht ik: zou ik met zo’n zuster ook een eerlijk gesprek kunnen hebben over haar manier van geloven, het leven dat ze als buitenlandse in deze gemeenschap leeft (de meesten zijn van elders aangetrokken en hebben daardoor alleen de gemeenschap en de ideeën van de afgescheurde beweging als houvast), en die confronteren met de mijne? Of zouden we heel vlug vervallen in algemeenheden over het verval in de kerk, de verloedering van de liturgie, enz. Ik heb het niet gewaagd en had er achteraf spijt van. Stel dat we tot een echt gesprek waren gekomen, dat we elk vanuit onze eigen achtergrond hadden verwoord hoe wij tot geloof komen, hoe dat ons leven tekent, hoe de persoon van Jezus ons inspireert, stel dat zoiets gebeurde, we hadden iets heel belangrijk gedaan. We zouden vooroordelen hebben opgeruimd en bruggen gebouwd naar wat voor elk van ons vreemd is.

Vandaag op het feest van Petrus en Paulus denk ik aan die eerste kerk, aan de eenvoudige en eenzijdige figuren die het gebouw van de eerste kerk hebben opgetrokken, en aan de Geest die in dat alles werkt en die ons moet helpen om muren af te breken, open en vrije mensen van ons te maken die geen behoefte hebben om dat wij-gevoel te accentueren.

Groot dankgebed 156:
Na de communie 574: “Wij bidden U om vrede”


Aankondiging van het project van de Wereldgroep (Fons)


Wanneer ik de kinderen hier bezig zie, dan stel ik me wel eens de vraag:
Hoe zal de wereld er uit zien in 2040, over pakweg 25 jaar,
    wanneer deze kinderen zelf kinderen zullen hebben
    en de jonge ouders van nu kleinkinderen?
In welke wereld zullen de kinderen van vandaag, morgen leven?
Velen onder ons hebben kinderen en kleinkinderen,
    soms, zoals ik, in een ander land van de wereld.
    Ik zal dus wel niet de enige zijn, met deze vraag, vermoed ik?
Zal die wereld vreedzamer zijn? En de samenleving rechtvaardiger?
Hoe ziet de economie er dan uit? Minder groei, minder consumptie, meer duurzame producten?
En wat met het milieu? Wordt de opwarming van de aarde gestopt?
Hebben we geleerd om te gaan met de grotere diversiteit in de samenleving?
Wat met de sociale weefsels? Zijn ze dan volledig opgeslorpt door de sociale media?
Zou het geloof nog iets betekenen?
Deze en andere vragen worden het uitgangspunt voor het project van de wereldgroep voor het komende werkjaar!
Benieuwd hoe we dat gaan aanpakken? Goed zo! Jullie horen er meer over, na de vakantie.

------