------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




28 september 2014: Over hoop

André Benoit

Lied nr. 569: “Die mij getrokken…”

Verwelkoming


Van 21 september tot 2 oktober is het de Vlaamse Vredesweek. Allerlei organisaties zoals Pax Christi, 11.11.11, Broederlijk Delen, de Gidsen en Scouts (en vele andere) geven dan in hun tijdschriften en werking bijzondere aandacht aan de vredesproblematiek.

Ides heeft voor enkele weken een krachtige en mooie viering over ‘vrede’ gebracht. Maar laat ons in deze tijden bij het begin van de viering nog eens extra aan de roep om vrede denken, aan de slachtoffers van oorlogsgeweld, aan de weldaad van de talloze vredestichters die onze hoop levendig houden en aan onze persoonlijke en collectieve mogelijkheden om iets bij te dragen tot een wereld van vrede en rechtvaardigheid, waar “niemand nog wakker schrikt in de nacht en niemand nog vreest voor de nieuwe morgen”.
We luisteren eerst naar een lied van Anne Sylvestre, de klacht van een oorlogsweduwe.
Lied van Anne Sylvestre, “Mon mari est parti”

Openingsgebed (uit de viering van Ides):

Vertwijfeld door zo veel geweld, roepen wij tot U, God.
Keer U niet af van hen die ongewild in deze hel terechtgekomen zijn
Richt hen op, gebroken als zij zijn.
Spreek Gij de aanstokers aan, breng hen tot rede.
Geef dat wijzelf al onze zwakheden bundelen tot weerbare kracht.
Dat wij elkaar bemoedigen in de overtuiging
Dat het mogelijk is het tij te keren.
Leer ons de onverschilligheid te haten
En telkens opnieuw te blijven ijveren voor recht en vrede.
Geef de wereld mensen met een rijke verbeelding en een ontembare bezieling,
Mensen die blijven zoeken naar nieuwe uitwegen,
Mensen van hoop en vrede. Amen

Lied nr. 574: “Wij bidden U om vrede…”

Homilie:

‘Oorlog en vrede’ doen me vooral in deze tijden nadenken over de betekenis van ‘hoop’ en van ‘hoop’ in onze en mijn religiositeit. U kent misschien de mooie tekst van Charles Péguy over de hoop: La foi que j’aime le mieux dit Dieu, c’est l’espérance

Het Geloof, zegt God, dat vind ik maar normaal: ik breek met zoveel éclat uit mijn schepping naar voren, dat het maar vanzelfsprekend is dat de mensen in mij geloven. En de Liefde, dat verbaast me ook niet: als je die sukkelaars van mensen bekijkt, hoe zou men dan geen medelijden en liefde voor hen voelen. Maar de Hoop, zegt God, daar ben ik zelf verwonderd over. Als je ziet in welke situaties de mensen terechtkomen en dat ze dan hopen dat het morgen wel beter zal gaan, dat is verwonderlijk, daar sta ik zelf verstomd van…. Nu, ik versta God (al is dat niet altijd gemakkelijk).

Onze godsdienst is die van de belofte van God, van ‘Ik zal er zijn’, van ‘die nooit varen laat het werk van zijn handen’. Vroeger, vooraleer ik kennismaakte met zulke uitgewerkte theologie en ook niet veel nadacht over het lot van de mensen, was er wel het gevoelen dat wie mij gemaakt had, mij welwillend gezind was, het goed voor had met mij en met de mensen in het algemeen. Het gevoelen ook dat dit geloof en dit vertrouwen tot je diepste kern behoorden en dat je die niet kon loslaten zonder je kern en roeping te verknoeien. Ik heb persoonlijk geen echt dramatische dingen beleefd en misschien daarom denk ik dat je in je persoonlijk leven veel tegenslag en ongeluk kan verwerken zonder daarom je diepste contact met de hoop te verliezen. Ik zie zo ook wel een aantal mensen om mij die daarin slagen.

Anders ligt het bij de hoop over de verzekerde komst van een wereld van vrede en van rechtvaardigheid en dus ook over het goede leven voor alle mensen. We kunnen ons geen beeld vormen van het einde van de tijden als een soort voltooiing van de Schepping. Het einde van de tijden brengt ons in een tijdsperspectief dat voor de huidige en alle indenkbare generaties onvatbaar en ergens irrelevant is. En als men de gang van de wereld bekijkt en ziet wie het voor het zeggen heeft, dan is het hemelse einde van de tijden nog niet voor morgen.

Maar wat dan met onze hoop? De hoop op vrede, gerechtigheid en het goede leven voor alle mensen. Ook voor de honderdduizenden en miljoenen wiens leven, hun enige leven, nu vermorzeld wordt door geweld, onrecht en armoede?

Toen Mia en ik in 1963 naar Colombia vertrokken, was dat in de periode van het Tweede Vaticaans Concilie en de belofte van een Kerk die bevrijdend ging worden voor de geesten en de leefsituatie van de mensen. Het was ook de periode waarin Latijns-Amerika meer sociaal en economisch geanalyseerd werd, economische knelpunten en mechanismen van onderdrukking werden blootgelegd. Men wist het nu, de zaken gingen dus veranderen. Heel wat mensen werkten eraan. Hoop was voor ons geen heikel punt in ons levensgevoel en spiritualiteit.
Dertig, veertig en nog meer jaren later is de toestand in Colombia zeker wat beter, lezen we nog altijd in België de artikels, berichten en mails over blijvende armoede en ongelijkheid in Colombia, over de ontsporing van de guerilla, over de terreur van paramilitairen en doodseskaders, de oorlogszucht van een president als Uribe, de moord op vrienden en kennissen… Twee weken geleden kregen we nog de e-mail van een goede vriend om ons mee te delen dat hij met de dood bedreigd werd indien hij niet voor 20 september Colombia zou verlaten.

Hoe ziet het er dan nu met ‘de hoop’, met mijn hoop uit? Ik beleef het min of meer zo. Ik blijf geloven dat wie mij geschapen heeft, het goed voorheeft met mij en met de mensen in het algemeen. Mijn christelijke traditie, mijn vrienden en lotgenoten om mij heen, zeggen mij dat de hoop erin bestaat dat je gelooft dat er iets kan verbeteren en dat men daar iets kan aan bijdragen. Ook al is die hoop niet altijd prominent aanwezig, is ze soms niet meer dan een waakvlammetje in de tocht dat nauwelijks zichtbaar is in het duister van de wanhoop. Maar ergens zit de hoop er toch, of de herinnering eraan, zij verhindert dat “de dood die alles scheidt en leeg maakt, dat de tweede dood over mij komt”.Sommige mensen voeden die hoop vanuit een intens religieus leven en betrokkenheid op God (ik denk er zo wel een paar te kennen in deze gemeenschap). Ik ben daar niet zo goed in en bewonder de mensen die dat kunnen. Maar mijn hoop moet gevoed worden door aan iets te kunnen meewerken waarvan je denkt dat het ‘de zaak’ vooruithelpt, gevoed door solidariteit en samenwerking met gelijkgezinden en gevoed en voor uitdoven behoed door het voorbeeld van vrienden en van echt bijzondere mensen. Ook voor de hoop is God aanwezig in mensen.

Tafelgebed: nr. 155
Onze Vader

Zegen

Moge de Heer ons zegenen
Moge de glans van zijn gelaat over ons lichten.
Zegenen wij ook elkaar
Mogen wij elkaar behoede
Voor wanhoop en verraad
Dit vragen wij aan wie wij noemen:
Vader, Zoon en Heiligende Geest.

------