Allerheiligen 2014
In het spoor van die ons zijn voorgegaan
en in het licht van het hemelse Jeruzalem
Marcel Braekers
Openingszang 410: De heiligen ons voorgegaan
Begroeting
Vandaag op dit feest van Allerheiligen kijken we achterom in heimwee
om al diegenen van wie afscheid namen, en tegelijk zien we hoopvol
uit naar het hemelse Jeruzalem, de droomstad, de zee van kristal
waar ooit allen in alles zullen zijn, opgenomen in de oneindige
liefde van die Ene.
Dit feest heeft iets melancholisch, omdat je terugkijkt en die stoet
ziet van wie ons voorgingen, een stoet die helaas met de jaren altijd
maar langer wordt tot we er uiteindelijk zelf in meestappen. Je
denkt aan vrienden, aan leeftijdgenoten, aan de geliefde met wie
je lief en leed kon delen. Of je denkt aan je ouders, aan belangrijke
figuren die aan je wieg stonden, je karakter hebben gevormd en je
leerden wat ze waardevol achtten.
En je kan zo steeds verder in de tijd teruggaan en het spoor zoeken
van inspirerende voorgangers of van anonieme zoekers die door mythische
verhalen werden voortgestuwd en zoekend en tastend bij de Ene kwamen,
brandend als een braambos, als donder en bliksem op de berg, als
een verzoenende boog aan de hemel. Een lang en onachterhaalbaar
spoor dat in de terugblik meer en meer naamloos wordt en uiteindelijk
geen begin meer heeft zoals we zelf geen echt begin hebben (an-archè)
gezien vanuit de scheppende kracht van God.
En tegelijk kijken we vooruit en zoek je naar die laatste plek waar
allen thuis komen, het hemelse Jeruzalem, de stad met de twaalf
poorten, zonder lampen want verlicht door God. Het is een beeldende
taal om dat aan te wijzen waar verstand en verbeelding tekort schieten
en waarbij je gevoel alleen maar aangeeft dat het zo goed is en
dat alle leven uiteindelijk een bestemming heeft, een aankomst.
Zo staan we in het Hier en Nu, begin en einde ontsnappen ons en
daarmee ook om op een beheersende manier over het leven te spreken.
Zo trokken ze allen uit als Abraham, die ook niet wist waar de tocht
naartoe zou gaan. Ook zij hebben niet geweten waar dat eindpunt
lag en hadden enkel die belofte, dat toegezegde woord: Ik
schaam Mij niet uw God te heten.
Het land van
ooit
Slechts uit de verte zagen zij,
Die ons zijn voorgegaan.
Op hoop van zegen gingen zij,
Droegen zichzelf als stenen aan
Voor de beloofde stad, waarvan
De fundamenten lang
Al in Gods eigen dromen staan.
Zij hebben naar het land gezocht
Waar vrede daglicht is.
Hun leven was een blijvend nee
Tegen de nacht van duisternis,
Tegen de angst die mensen knecht.
Hun wortels nooit gehecht
In wat alom voorhanden is.
Als vreemdelingen gaandeweg
Vervolgen wij hun spoor.
Zij zijn gestorven met de droom.
Wij zoeken nog, geven gehoor
De Stem, die hen geroepen had
Naar de gedroomde stad,
Want nog gaat God ons daarheen voor.
(S. de Vries)
Lied 315:
Wat ik gewild heb
Openbaring 20,11-21,7
Lied 590: Tegen de dood
Refrein 130 (Alleluia)
Mattheüs 5,1-12
Refrein 130
Homilie
In zijn boeiende autobiografie schrijft Tony Hendra (een van de
spelers in Monty Python) over zijn vereerde father Joe,
die voor hem een heilige was.
Een heilige
is iemand die de cruciale menselijke deugd van de nederigheid
beoefent. Nederigheid tegenover rijkdom en overvloed, nederigheid
tegenover haat en geweld, nederigheid tegenover kracht, tegenover
je eigen genialiteit of het ontbreken daarvan, nederigheid tegenover
andermans nederigheid, tegenover liefde en schoonheid, tegenover
pijn en dood. Heiligen voelen zich geroepen om het hoofd te buigen
voor alle pracht en alle gruwelijkheid van de wereld, omdat ze
er iets goddelijks in waarnemen, iets wat klopt en leeft onder
het harde, dode oppervlak van materiële dingen, iets wat
onbevattelijk veel groter en zuiverder is dan zij. (p. 8-9)
Deze omschrijving
van een heilige spreekt mij aan omwille van haar eenvoud en warme
menselijkheid. Het doet me ook vragen stellen bij velen die door
de kerk als heiligen werden aangesteld en door mensen vereerd. Sommigen
van hen werden vanuit politiek gekonkelfoes heilig verklaard. Anderen
vertoonden zon ziekelijk gedrag dat je wat gegeneerd het hoofd
afwendt. Of een grote geleerde moest zo nodig een heilige kerkleraar
worden, terwijl daar toch minstens enkele ijdeltuiten tussen liepen.
Wie zijn dan die heiligen? Wil tegenwoordig iemand heilig worden
verklaard dan moet minstens één of enkele mirakels
door hem of haar zijn gebeurd. Een mirakel is in dat geval een onverwachte,
tegen de natuurlijke gang van zaken ingaande gebeurtenis. Een vreemde
redenering waarbij goddelijke tussenkomst als machtsdenken wordt
voorgesteld: God geeft een wending aan iets dat volgens natuurlijke
wetten helemaal anders zou verlopen.
Soms denk ik: zouden onze ouders die ons zo zorgzaam hebben opgevoed
met eerbied voor het leven heiligen zijn? Met alle respect voor
hen, maar eigenlijk denk ik van niet, want ze hadden ook een donkere
kant net als iedereen.
Eigenlijk denk ik dat heiligen niet bestaan, wel heiligheid. Ik
bedoel dit: iedereen heeft wel een onhebbelijkheid, slechte momenten
of perioden in het leven dat je niet te pruimen bent. Mens zijn
is onvermijdelijk: dubbelzinnig zijn, accepteren dat je maar bent
wat je bent, proberen zo je innerlijke huishouden te beheren dat
mildheid en medeleven het halen op nijd en drang om te overtroeven,
de weg van bescheidenheid gaan door dik en dun hoe klein of succesvol
het leven ook lijkt. En wel zo gaan dat je drager wordt van iets
moois en groots dat je zelf niet meer bent.
Dat bedoelde ik met: heiligen bestaan niet, wel het heilige. Datgene
wat als een surplus doorheen ons leven soms, heel voorzichtig schemert
of meetrilt. Iets dat niet van onszelf is en dat we mogen beheren
als in broze vaten. Het heilige dat zich geeft nu eens in diep gelovige
mensen, maar soms ook in totaal ongelovigen. Op de meest onverwachte
momenten als iets dat zich niet laat fixeren of determineren. Je
kan er enkel van zeggen dat het met God te maken heeft.
Over dat heilige, of over deze God in fragmenten gaat het feest
van vandaag. Maar heel bijzonder zoals we dat menen te ontdekken
in allen die ons dierbaar zijn, in degenen die respect hebben afgedwongen,
in de kleine levens die onaf en wreed werden weggerukt, in de genieën
die aan deze wereld glans gaven of hem een stukje rechtvaardiger
maakten. Want elke keer kon dat heilige oplichten op een andere,
ongrijpbare manier. Zo is dit feest van Allerheiligen een triomflied
over het leven dat sterker is dan de dood. Een lied over God die
zich aan de wereld geeft als een verhaal. Een levend verhaal ingebed
in de geschiedenis van concrete mensen.
Johannes, de evangelist en ziener, drukt het zo mooi in beelden
uit. Hij ziet een nieuw Jeruzalem, niet de verscheurde en gewelddadige
stad, maar een open internationale stad zonder stadspoorten, bevolkt
door een open gemeenschap. Zonder tempel want God zelf woont er
als licht in de ogen van allen. De wereld waarin we altijd geleefd
hebben zal ophouden want alles is doordrongen van een diepe verbondenheid:
tussen arm en rijk, levenden en doden, mens en natuur, tussen God
en kosmos. Want niet de dood, maar het leven heeft het laatste woord.
Dat is de utopie, de droom waarin helemaal doorbreekt wat we nog
slechts vaag als in een wazige spiegel zien.
Groot dankgebed
156: Heerlijk is het de Heer te bezingen
Na de communie lied 369: Als een levende
|