------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




14 december 2014: 3° zondag van de Advent

Wachten wij en wat verwachten wij?

Marcel Braekers

Openingszang 201: “Rorate Caeli”

Begroeting

Enkele weken geleden was ik in onze internationale gemeenschap in Rome en toen ik op de vooravond van de Advent afscheid nam van de broeders, wenste iedereen mij van harte een intense tijd van Advent en Kerstmis toe. Ik vond dat heel ontroerend om te ondervinden hoe boven de verschillen van cultuur en ideeën iedereen zich mentaal gereed maakte voor deze sterke tijd en mij datzelfde ook toewenste. Ik denk dat als je hier mensen een intense Adventstijd zou wensen, men je met gefronste wenkbrauwen zou aankijken. Het leven is hier zo door en door geseculariseerd. En toch wil ik deze viering beginnen met eenzelfde wens naar jullie: ik zou hopen dat deze enkele weken voor Kerstmis verdiepend zouden mogen werken, dat u een zuiverende weg zou mogen gaan om beter te horen, om beter te ontvangen wat met Kerstmis ons wordt toegezegd. Daarom ben ik zo gek van dit mooie lied ‘rorate coeli’: het klinkt zo zuiver en weemoedig en roept een stemming wakker die alleen de Advent kan oproepen. Ik moet het elk jaar weer eens gehoord hebben, zoals zovele generaties voor mij het hoorden. Het roept een sfeer van verwachten, van hopen op dat er ooit een vredige tijd zal komen, dat in het hart van ieder mens een zachte plek groeit waar de mens geworden God kan wonen.
Bidden we daarom voor de noden van allen die ons dierbaar zijn.

Lied 114: “God onze Vader, wij roepen U”

Gebed

Zal de dag nog komen
Dat de bergen vrede dragen,
de heuvels gerechtigheid?
Dat al wat ademt
Niet langer zucht en schreit?
Om uw schepping in nood
roepen wij U aan.

Zal die dag nog komen
Voor wie wakker liggen in de nacht
Verdrietig, vol zorgen, eenzaam en ongerust door bange dromen?
Om uw mensen in nood
roepen wij U aan.

Zal die dag nog komen
Voor wie geweld is aangedaan,
Voor wie te lijden heeft van ma en macht,
Voor wie geen helper heeft,
Wie niets meer verwacht?
Om wie vergeten raken
roepen wij U aan.
                    (S. de Vries, Bij gelegenheid (I) p. 55)

Eerste lezing Jesaja 61,1-3;10-11

De tijd waarin Jesaja sprak was een tijd van ballingschap. Mensen droomden van een thuisland, van een plek waar het goed was om te leven. Waar men elkaar zou kunnen begroeten als tochtgenoten, waar men samen de grote vragen van het leven zou kunnen delen en de nabijheid van God zou kunnen vieren. Jesaja dacht daarbij aan een Messiaanse figuur die dat alles zou helpen tot stand brengen. Zijn daarom zijn teksten zo actueel voor ons en voor deze tijd, nu we ondanks alle luxe en comfort de vervreemding en het ongeborgene meemaken?

Lied 210: “De nacht loopt ten einde”
Evangelie Johannes 1, 19-31

Homilie


Het gebeurde op een dag, zo schrijft S. Kierkegaard, dat een beroemd circus optrad in een groot theater. Plots komt de clown de piste op gerend en roept dat het circus in brand staat. De mensen beginnen te glimlachen en applaudiseren. ‘Die clown kan wel goed spelen, het is alsof het echt gebeurt’ merken ze op. Maar de clown roept en smeekt om hulp, maar iedereen blijft lachen, tot men merkt dat het theater helemaal in brand staat en het te laat is.

De theoloog en de profeet, zo zegt Kierkegaard, lijken vandaag op deze clown. Zij roepen en smeken dat het met het geloof, met de kerk en met de samenleving naar de verdommenis gaat, dat we God stilzwijgend opzij hebben geschoven en nu ongehinderd onze gang kunnen gaan en vooral voor onszelf kunnen zorgen. En iedereen glimlacht bij dat alarm en denkt: ‘die man speelt toch goed zijn rol’ zonder te beseffen hoe dramatisch de toestand is.

Aan dit fragment moest ik denken toen ik het optreden van Johannes de Doper herlas en terugdacht aan de viering van vorige zondag. “De adventstijd is profetentijd” zei Ides. En ik dacht misschien wel profetentijd, maar worden die profeten nog gehoord? Harde besparingen staan voor de deur, jongeren die geen toekomst krijgen op de arbeidsmarkt, onderhuidse armoede die om zich heen grijpt, wereldwijd geweld en mensen op de vlucht. Meer dan genoeg om diep bezorgd te zijn.
Het vreselijke daarbij vind ik dat er geen zingevingssysteem meer is om dat alles te duiden en te bevragen. Het geruisloos verdwijnen van de godsdienst, het stilzwijgend begraven van God heeft een leegte achtergelaten waardoor eventueel protest stopt aan mijn voordeur. Ik wil dan nog eventueel een bijdrage storten voor een of ander goed doel, misschien zelfs wat vrijwilligerswerk op mij nemen, maar het grote geheel waarin dit zou moeten gebeuren blijft buiten zicht.
De religieuze utopie die zo nodig is, opdat mensen van binnenuit zouden geraakt en in beweging komen, is in rook opgegaan. Het theater staat in brand en men ziet het niet. Misschien hebt u ook de commentaar van een journalist gelezen de dag nadat de paus voor het Europese parlement had gesproken. Ik vond die tekst getuigen van een beschamend cynisme, maar waar vreemd genoeg niemand op protesteerde. Je mag dus geen vragen meer stellen bij de uitgeholde, Europese heilsstaat, die zich wentelt in een vervlakkend egocentrisme.

Het geeft me soms een diep eenzaam gevoel. Niet de eenzaamheid omdat er geen vrienden zouden zijn, maar de eenzaamheid van een roepende in de woestijn. Het gevoel dat je met heel je persoon en al je kracht iets van dat rijk van God tracht te realiseren en dat het zo weinig resultaat geeft. Mijn bekommernis betreft niet zozeer de kerk die zal zich wel redden, maar de droom die werd ingeruild voor een goedkoop liberalisme en individualisme.

Soms denk ik: zou Johannes de Doper ook met zo’n gevoelens hebben geworsteld? Hij leefde in een tijd die, hoe verschillend ook, vergelijkbaar is met de onze. Hij durfde zijn volksgenoten uitschelden en oproepen. Hij leefde als een asceet dicht bij de doorwaadbare plek van de Jordaan. De pelgrims naar Jeruzalem beleefde de oversteek alsof ze zoals hun voorouders de Rietzee doorwaadden en op tocht waren naar het land van bevrijding. Daarom doopte Johannes, opdat de pelgrims zich bewust zouden zijn van de spirituele tocht die ze maakten. Opdat ze door het water de tocht naar echte vrijheid zouden maken. Maar hoe groot was zijn succes? Hoe hield hij het vol om te blijven getuigen? ‘Na mij komt Iemand, die groter is, die de echte basis zal leggen van een nieuwe samenleving’ zei hij. Zou het dàt zijn dat hem heeft recht gehouden en hem tegen alle logica in deed blijven hopen?
Is dat ook ons perspectief: dat Kerstmis voor de deur staat en dat we vieren dat God zichtbaar wordt in de gestalte van een mens? Ik wens jullie een sterke tijd toe, een tijd van intens wachten en verwachten. ‘De nacht loopt ten einde, de dag komt naderbij.’

Groot dankgebed 160: “Tafelgebed in de Advent”
Na de communie 214: “Op een God die door de eeuwen

Psalm 77 – een hertaling door H. Oosterhuis

------