------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





1 februari 2015: 4 zondag

Hij trad op met groot gezag (Mc. 1,21-28)

Marcel Braekers

Openingszang

Begroeting

Enkele jaren geleden vroeg ik mijn medebroeder Johan Leman te komen spreken voor de medewerkers van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg. Aanleiding was dat we de laatste tijd veel migranten in begeleiding kregen en we meer informatie over hun leefwereld wilden krijgen. Wat is voor hen psychisch ziek zijn? Wie of wat is op dat ogenblik belangrijk als steunpunt?

Wat me onder andere is bijgebleven, is de bedenking van Leman in verband met de Marokkaanse gemeenschap. Velen van hen geloven ook vandaag nog sterk in de macht van demonen: het kwaad als werkzaam buiten mij en met een eigen identiteit. Zit zo’n demon in huis of, erger nog, in jezelf, dan heb je een ernstig probleem. In de begeleiding is het belangrijk om met dit gegeven rekening te houden en mensen te accepteren als meer dan zakelijke, rationele wezens. Hoe kan je zo iemand helpen als hij niet in mijn referentiewereld van hulpverlener past?

Later maakte ik bij mezelf de bedenking dat wij nauwelijks beseffen welke evolutie we in het Westen hebben doorgemaakt waardoor we vandaag leven, denken en voelen zoals we dat nu eenmaal doen. We geloven niet meer in demonen of boze geesten, ook niet in engelen of goede geesten. Heel deze bezielde kosmische wereld verdween waardoor het zwaartepunt in de mens zelf kwam te liggen. Hij is voortaan zelf verantwoordelijk voor zijn daden, hij moet leren ontdekken wat gevoelens hem aanreiken, enz. Is hij ziek gaat hij best naar een arts. Voelt hij zich ongelukkig of mentaal verward dan raadpleegt hij een psychiater. Zijn we daarmee beter geworden, hebben we een hogere vorm van mens-zijn bereikt? Ach, ik laat het oordeel aan u over.

Het gevolg is wel dat we dikwijls een hele weg moeten afleggen om de wereld van de Bijbelse mens te begrijpen. Zich inleven in zijn wereld is vermoeiend, maar vooral verrijkend, want het maakt je los van evidenties en vooroordelen die wij nu zomaar slikken. We lezen gedurende dit kerkelijke jaar tijdens de gewone zondagen het evangelie van Markus. In dat evangelie speelt echter de worsteling met de demonen een belangrijke rol. En de zending van Jezus wordt door Markus onder andere getypeerd als een strijd met demonen. Precies in het feit dat hij hun macht kan breken is voor Markus een bewijs dat hier de Messias aan het werk is.

Wil je dus de betekenis van de verhalen begrijpen moet je onvermijdelijk die sprong naar een andere tijd durven maken om dan uiteindelijk hopelijk op een rijkere manier terug te keren naar je eigenste leefwereld.
Laten we deze viering daarom inzetten met een gebed voor allen die roepen om gerechtigheid, voor allen die hopen op een betere wereld, want in ons zingen doorbreken we reeds de enge kaders waarin onze geest besloten zit.

Lied 195: “Met vrede gegroet en gezegend met licht”

Gebed

Hebt Gij niet al uw liefde naar ons toegewend?
Wilt Gij niet ons uittillen boven ons onvermogen,
Wegroepen uit onze onverschilligheid,
En onze ogen schonen?

Zo hebben wij van U vernomen
Zo wordt van U gezegd.
Wees dan ook voor ons, dit geslacht,
Liefde waaraan wij ons toevertrouwen,
Licht dat ons leidt,
Geest die ons aanvuurt.
Maak ons bestand tegen het donker
En kom ons geloof te hulp. (S. de Vries)

Lofzang 722: Psalm 150

Inleiding op de lezing

Markus was de eerste die de idee opvatte om het levensverhaal van Jezus op schrift te zetten. Dat was nodig, want na 40 à 50 jaar gingen details verloren en werden allerlei nieuwe verhalen uitgevonden. Er was een groeiende behoefte aan een tekst en wel zo dat men via de tekst tot een ontmoeting met de Verrezen Heer te komen. Markus wilde daarom geen zakelijk verslag schrijven, maar zijn geloof en enthousiasme aan anderen doorgeven.
Zijn evangelie opent met het krachtige opschrift: “Het begin van het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God.” Dat was het wat hij vooral wilde aantonen en zo volgen de teksten na elkaar die dit bewijzen. Eerst wordt Jezus gedoopt door Johannes en, zo zegt de evangelist, daalde de Geest als een duif op hem neer. Die Geest zal Jezus ook over jullie uitstorten, voegt Johannes eraan toe. Dezelfde Geest dreef Jezus naar de woestijn waaruit hij als een nieuwe Adam gelouterd terugkeerde. Anders gezegd: Jezus bezit de heilige Geest en kan daarom aan kwade geesten paal en perk stellen. We horen nu hoe zijn eerste optreden is in Kafarnaüm, de op een na belangrijkste stad van het land.

Markus 1,21-28
Lied 573: “Hij die de blinden weer liet zien”

Homilie

Deze Jezus, zo zegt Markus, was iemand die het volk met gezag toesprak. Niet zoals de Schriftgeleerden, voegt hij er wat schamper aan toe. De Schriftgeleerden waren geen priesters noch profeten en konden tot allerlei strekkingen behoren. Oorspronkelijk was dit de bevolkingsgroep die kon lezen en schrijven en daarom allerlei klussen moest klaren.
Maar geleidelijk was hun eerste taak het bestuderen van de Thora geworden. Ze moesten alle mogelijke interpretaties van de Wet aftasten met de bedoeling die Wet zo te interpreteren dat hij in die tijd weer actueel werd en kracht zou geven. Misschien hadden ze daardoor teveel gevoel gekregen voor nuance. Of waren ze de concrete vragen van mensen vergeten en verborgen ze zich achter de tekst en de traditie. Alleszins was het optreden van Jezus heel anders. Hij sprak met gezag, en voor Markus kon dat maar alleen dankzij de Geest die zich van Hem had meester gemaakt.

En om dat gezag nog sterker in de verf te zetten voegt hij er de confrontatie met een bezetene aan toe. De man was in de greep van een onreine geest, zo staat er. Hij hoorde dus niet thuis in de gemeenschap. Daarbij laat die geest hem zomaar roepen in de synagoge. En last but least, hij schijnt iets te weten dat de anderen niet weten. ‘Gij zijt de heilige van God’. Op dat ogenblik doet Jezus hem zwijgen en bevrijdt Hij de man van deze boosaardige demon.

Dit gebeuren is des te merkwaardig, omdat heel het Markus-evangelie is opgebouwd rond het misverstand. Niemand van zijn volksgenoten begrijpt Jezus. Niemand vallen de schellen van de ogen zodat ze zien hoe de Geest van God helemaal meester is van Hem. Pas helemaal aan het einde zal onder het kruis een heidense soldaat deemoedig zeggen: ‘dat was waarlijk de Zoon van God’. Maar Markus wil met deze openingsverhalen nu reeds de grootheid van Jezus in de verf zetten. Hij sprak met gezag en zijn gezag was zo groot dat Hij ook demonen het zwijgen kon opleggen.

Zoals in dit verhaal ging het elke keer over mensen die zichzelf niet meer konden zijn, omdat een vervreemdende macht hen in zijn greep houdt. Jezus brengt niet alleen het Grote Nieuws van Gods betrokkenheid op onze wereld, Hij maakt ook die mensen vrij die zichzelf niet meer konden zijn en dus niet konden luisteren naar de Blijde Boodschap.

Ach, wat moeten wij daar nu mee aan, wij Westerse mensen, sterke persoonlijkheden, bevrijd van alle bijgeloof. Of zitten in ons hoofd toch ook kwade demonen, zei het niet zo spectaculair als in de Bijbel? Toen ik in één jaar tijd zeven van de elf medebroeders van een klooster moest begraven en een achtste naar een verzorgingstehuis begeleidde, had ik bij elk bezoek aan het gebouw het gevoel dat de dood er zich ergens verstopt hield.
Gelukkig is hier in de synagoge nog niemand beginnen roepen, maar soms zie ik mensen als bezeten naar hun ongeluk toelopen alsof een vreemde macht hen dwingt. Hoe moet ik dit begrijpen? Hoe aan de macht van het kwaad een gezicht geven? Wees gerust ik ga niet de job van duiveluitdrijver opnemen, maar de vraag blijft voor mij: welke plaats heeft het irrationele in het leven van de Westerse mens gekregen? Ik ben dikwijls verrast als ik zie hoe hoogopgeleide mensen soms heel regressief met hun gevoelens omgaan. Zijn we dan toch niet die zelfbewuste wezens die we voorgeven te zijn?

Voor Markus was het eenvoudig: het zijn demonen die alle energie opslorpen en beletten om te horen en open te staan voor de schoonheid en de blijdschap van het grote nieuws dat Jezus brengt. In de loop van dit jaar zullen we met die kwelgeesten nog meer te maken krijgen.

Groot dankgebed refrein 134: “Laudate omnes gentes”

Na de communie 586: “Geproefd, geleefd, herkend”

------