------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





15 maart 2015: 4° zondag van de vasten

Gered door genade als een geschenk van God

Marcel Braekers

Openingszang 551: “Roept God eens mens tot leven”

Begroeting

       ‘Met hem in geest en water tot zoon van God gewijd,
        zijn wij met hem begraven, verrezen voor altijd’.
Deze woorden in het lied dat we zongen staan centraal in deze viering. Door het doopsel zijn we, zoals Paulus zegt, met Christus begraven om met Hem op te staan tot nieuw leven. Dat is het eindpunt in de Paasnacht als we ons met doopwater een kruisteken maken.

In oktober – november was het net 50 jaar geleden dat 26 dominicanen en dominicanessen in Congo door de simba’s werden vermoord. Uit eerbied voor het leven van deze medebroeders en –zusters en vanwege het bijzonder herdenkingsjaar vroegen we aan een historicus om op basis van alle beschikbare documenten een gedegen studie te maken van wat zich heeft afgespeeld. Het boek van meer dan 200 pagina’s is gereed en omdat ik een kort voorwoord moet schrijven, heb ik de tekst reeds gelezen voor hij gedrukt wordt. Sommige passages over wat concreet op bepaalde missieposten gebeurde zijn zo wreed dat ik soms de lectuur moest stoppen. Er komen ook bijzonder ontroerende passages in voor. Sommige medebroeders zijn kunnen ontsnappen of anderen werden na gemarteld te zijn weer vrij gelaten. Ze getuigen van de laatste uren en dagen van deze mensen: hoe zij aanhoudend bleven bidden, tegen elkaar hun biecht uitspraken en soms in diepe rust hun lot afwachtten. Zo sterk zelfs dat op een post een zwarte die eten bracht en de groep zo stil en rustig zag zitten, uitriep ‘Maar straks worden jullie vermoord’.

In de gemeente Chastre staat het standbeeld van een missionaris met daarop de tekst ‘mors in nobis operatur vita autem in vobis’ (2 Cor. 4,11) ‘in ons doet de dood zijn werk maar in jullie verwekt hij leven’. Het relaas deed me terugdenken aan wat de trappisten van Tibhirine overkwam. Waar haalden deze mensen de moed en het vertrouwen vandaan om zich zo totaal toe te vertrouwen aan de God van Jezus Christus. Of om, zoals frère Christian, de prior van Tibhirine deed, zoals Jezus op het kruis te bidden voor wie hem straks zouden vermoorden. Hoe is het mogelijk dat mensen in hun liefde tot Christus zo ver gaan dat ze net als Jezus hun leven geven, opdat anderen zouden leven? Het is een concrete illustratie van de tekst die we net zongen.
De situaties die ik aanhaal zijn extreem, maar ook voor ons allemaal komt deze tekst toch als een vraag: wat betekent het gedoopt te zijn in Jezus’ naam? In het evangelie staat het gesprek tussen Jezus en Nikodemus centraal. Ook daar zegt Jezus dat een mens twee keer moet geboren worden. Wat is die tweede geboorte en wat betekent ze voor mij?

Schuldbelijdenis 315: “Wat ik gewild heb”

Gebed

Inleiding op de lezing
Nauwelijks is de botsing in de tempel achter de rug (cfr. de lezing van vorige zondag) of er staat een persoonlijke confrontatie te gebeuren tussen een vertegenwoordiger van de ‘oude’ godsdienst, Nikodemus, en Jezus die zei dat Hij na drie dagen een ‘nieuwe tempel’ zou oprichten. Oud en nieuw in gesprek.

Evangelie Jo. 3, 1-16

Acclamatie 120: “God heeft Hem hoog verheven”

Homilie

Nikodemus was een vooraanstaand man, theologisch opgeleid in de school van de Farizeeërs en door iedereen geacht als een gezagvolle leraar. In een verdere tekst vermeldt Johannes dat hij lid was van het Sanhedrin. Hij was afkomstig uit Galilea en had in Jeruzalem carrière gemaakt. Blijkbaar kwam hij niet in persoonlijke naam, want hij zegt: ‘wij weten dat jij een van God gekomen leraar bent’. Nikodemus is door de ‘curie’ gestuurd om uit te zoeken wat die Jezus eigenlijk denkt en doet. Opvallend is ook dat hij Jezus met respect aanspreekt, alle Farizeeërs waren niet zomaar anti-Jezus.
Nikodemus komt in de nacht naar Jezus. Dat was niet zo ongewoon, omdat de rabbijnen meestal ’s nachts de Thora bestudeerden. Toch heeft dit detail bij Johannes wellicht een symbolische betekenis. Nikodemus is zoekende, hij weet niet wat te geloven. Daarbij heeft het gesprek plaats tijdens de Paasdagen, zegt Johannes, het grote feest waarop herdacht werd hoe ooit in de nacht het volk wegtrok naar de vrijheid. Ook Nikodemus wil die innerlijke tocht naar de vrijheid maken.
Om dat te bereiken moet je een tweede keer geboren worden, zegt Jezus. Het is krasse taal tot deze theologisch gevormde man: het klinkt zoiets als ‘Je mag alles wat je hebt geleerd en meent te weten wissen en moet helemaal opnieuw beginnen.’ Geboren worden niet meer vanuit jezelf, maar gedragen door de waaiende Geest. Niet geboren worden uit een moederschoot, maar het onverdiende geschenk van Gods aanbod aanvaarden. Nog anders gezegd: niet leven volgens de Thora, maar ‘God beminnen boven alles en de naaste als jezelf’. Niet volgens meetbare en vastgelegde voorschriften leven, maar gedreven door ‘water en Geest’. De Geest of wind roept herinneringen op aan het scheppingsverhaal toen de Geest van God boven de wateren zweefde. Of toen God in klei leven blies. Die schepping moet opnieuw gebeuren door zich te laten dopen en te laten aanspreken door de Geest.

En zoals de omstaanders Jezus niet begrepen toen Hij sprak over de tempel die in drie dagen wordt herbouwd, zo begrijpt ook Nikodemus Jezus niet. Of schrok hij terug van wat Jezus vroeg? Jezus spreekt over ‘geboren worden van omhoog’, geboren uit Gods schoot, zegt Hij elders, dus vanuit iets dat wijzelf niet meer zijn. Ik zou het vanuit mijn eigen woorden noemen: geboren vanuit een diepte in onszelf waar we niet meer getekend zijn door de moederschoot en alles wat erbij hoort, maar de plek waar we boven onszelf uitstijgen, onszelf niet meer toebehoren en waar die Ander vrij kan waaien. Dat is niet zomaar een nuance van een vertrouwde theologie, maar een radicale breuk en onbekende weg waar de bedachtzame, oude Nikodemus voor terugschrikt. Ervaren wij zelf niet die terughoudendheid? En toch worden we uitgenodigd om die tweede geboorte toe te laten. Eigenlijk houdt het gesprek daar op.

Maar Johannes zou Johannes niet zijn als hij er niet nog vlug enkele bedenkingen aan toevoegt. De tekst gaat daarom in de derde persoon verder. Voor Johannes was deze Jezus zoals eens de koperen slang in de woestijn. Die werd door Mozes op een paal gezet tijdens een slangenplaag zodat iedereen die was gebeten zou genezen. Zo zal de Mensenzoon op het kruis worden opgericht en gaat van Hem een genezende kracht uit, zodat iedereen die ‘omhoog’ kijkt zal gered worden. Want ‘door het doopsel zijn we met Hem begraven om op te staan tot een nieuw leven’. We werden nieuw geboren waardoor ons diepste zelf ons niet meer toebehoort, maar beschikbaar is voor de Geest.

Groot dankgebed 162: “Tafelgebed in de veertigdagentijd”
Na de communie 556: “Waarom, wanneer, uit welke luchtlaag”

------