------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




10 mei 2015: 6° zondag

Een nieuw gebod voor een nieuwe tijd

Marcel Braekers

Openingszang 101: “Heerlijk is het te loven de Heer”

Begroeting

Het was deze week in mijn kleerkast Grote Verzoendag, Jom Kipoer. Alle kousen die gedurende lang tijd als weduwe of weduwnaar stilletjes in de kast hadden gelegen, kregen een partner. Voor sommige was het een blij weerzien na een lange scheiding, voor andere een gedwongen verbintenis, omdat ze voldoende gelijkenis met elkaar vertonen om aan kritische blikken te ontsnappen. Het was dus een moment van vreugde zoals dat meestal met een hereniging gaat.
Mijn viering begint nu wel laag bij de grond, bij de voeten, maar eigenlijk zou ik met jullie willen opklimmen tot de hoogste regionen, tot het mystieke, de echte, diepe vereniging die aan ons leven een gevoel van volheid en bestemming geeft. Een bijkomende vraag: gaat het in de mystiek om een vereniging, het innig worden met God, of om een hereniging, het terugvinden van een oorspronkelijke eenheid?

Het evangelie van Johannes drijft me naar deze gedachten. “Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken” zegt Jezus in de afscheidsrede. Maar Johannes beoogde iets heel belangrijks: hij wilde dat christenen en joden zich met elkaar zouden verzoenen. Het ging Johannes om een interreligieuze dialoog en voor hem was de weg van de mystiek daarbij heel belangrijk. Dat geeft te denken ook voor ons vandaag, want de interreligieuze dialoog is heel moeilijk als het gaat over de geloofsleer van de verschillende godsdiensten. Maar misschien is er een mystieke verbondenheid, een dialoog voorbij de voorstellingen en dogma’s, als een soort van hervinden van een oorspronkelijke eenheid (een beetje zoals mijn kousen). Daarom kan de tekst van Johannes inspirerend zijn voor deze tijd en voor de plaats waar we wonen.

Gebed

Levende liefde
Blijvende trouw
Toevlucht en toekomst,
Naam ons te boven
En zo nabij,

Stormwind en stilte,
Vuurvlam en zon,
Adem en hartslag,
Naam ons te boven
En zo nabij.

Oorsprong en einde,
Bron en begin,
Eerste en laatste,
Naam ons te boven
En zo nabij (S. de Vries)

Lied 537: “Zingt van de Vader”

Inleiding op de lezing

De evangelietekst die we zullen beluisteren komt uit de afscheidsrede in het evangelie van Johannes. Die afscheidsrede is een lange tekst van bijna 5 hoofdstukken. Men heeft hem lange tijd gezien als één sterke eenheid, maar recent onderzoek heeft aangetoond dat heel die tekst een soort van vergaarbak is. Men had in die eerste tijd namelijk zoveel eerbied voor wat in die laatste avond was gezegd en gedaan dat men alle getuigenissen optekende en verzamelde. De evangelist heeft geprobeerd er een logisch geheel van te maken goed beseffend dat het om een onmogelijk opdracht ging.

Men vermoedt dat de eerste hoofdstukken (13-14) getuigenissen bevatten uit de beginperiode, terwijl de volgende hoofdstukken, dus vanaf hoofdstuk 15 waaruit we vandaag lezen, gegroeid zijn na het jaar 70, dus na de verwoesting van de tempel en in een periode dat de wrijvingen tussen christenen en Joden toenamen.

Voor de Joden was een tijd van zware beproeving voorafgegaan. Velen van hen waren gedood, een hele groep krijgers had zelfmoord gepleegd, liever dan in de handen van de Romeinen te vallen. De tempel was in het jaar 70 verwoest, het land was leeg en geplunderd. Menselijk, sociaal en religieus was men zijn centrum verloren. En daar kwam nu nog dat schisma met die christenen bij.
Het Jodendom ging zich reorganiseren en verstrakte in zijn openheid. Het stootte de bekeerde Joodse christenen uit zijn samenleving. Vandaar dat Jezus tegen de leerlingen zegt: “Er zal een tijd komen dat jullie uit de synagogen zullen verbannen worden.. Jullie zullen wenen en klagen, maar heb vertrouwen, Ik ben met jullie”. Zo was de situatie geworden.

De evangelist zag in dat gebeuren een herhaling van wat Jezus was overkomen. Maar Johannes was ook bezorgd en zocht in zijn evangelie naar een mogelijke hereniging. Denk maar aan het visioen in het boek van de Openbaring waar hij schrijft: “Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neerdalen… Maar een tempel was er niet want God de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam” (Openbaring 21,22).

Met dat als achtergrond moet je de tekst beluisteren over de wijnstok en de verschillende ranken, en hoe belangrijk het nieuwe gebod van de liefde is.

Lezing uit het evangelie van Johannes 15, 1-5; 9-17

Lied 563: “Kom in mij, ontwapen mij”

Homilie


De wijngaard met zijn wijnstokken en ranken was naast de amandelboom in Israël een belangrijk symbool. Toen Noach de ark verliet werd hij landbouwer en het eerste dat hij deed was een wijngaard aanleggen. Toen de verspieders het Beloofde Land waren gaan verkennen, brachten ze als bewijs van overvloed een grote tros druiven mee. In de psalmen wordt op een idyllische manier beschreven hoe God de wijngaardenier is en Israël, zijn volk, zijn wijngaard. Boven de ingang van de verwoeste tempel had een reuzengrote, gouden druiventros gehangen als religieus symbool. Dat alles was weg, geroofd en vernield. Het leven was nu zoals beschreven in psalm 80 waar in dramatische bewoording staat beschreven hoe die wijngaard er verwoest en verlaten bijligt.

Als Johannes zijn evangelie schrijft zijn we 20 à 30 jaar verder en groeide er stilaan een bittere verhouding tussen uit het Jodendom bekeerde christenen, heidense christenen en de orthodoxe joden. Johannes leed onder de breuk (misschien was hij zelf wel een banneling op het eiland Patmos), en zocht naar een mogelijke gemeenschappelijke vindplaats. Daarom spreekt Jezus opnieuw over de wijngaard, de wijnstokken en de ranken, maar nu vanuit een sterk zelfbewustzijn.

Johannes ziet Jezus niet als de wijngaardenier, dat blijft de God van het Verbond, de Verhevene en Ene van beide godsdiensten. Maar Jezus is de wijnstok waaraan vele ranken kunnen groeien: ranken met een joodse en ranken met een heidense achtergrond. Daarnaast zijn ook andere wijnstokken mogelijk, dat alles onder de hoede van Ene, de grote Wijngaardenier. Johannes zou willen dat binnen zijn eigen gemeente en tussen de verschillende geloofsgroepen een nieuw gesprek zou groeien, dat opnieuw waardering voor elkaars eigenheid zou groeien. Vandaar ook de oproep van Jezus: “Ik geef u een nieuw gebod, heb elkaar lief zoals Ik u heb liefgehad”. Mensen moeten op een nieuwe manier met elkaar leren omgaan en van elkaar leren houden.

Dat is maar mogelijk als men terugkeert naar de mystieke wortels van elkaars geloof. Voor de christenen betekent dit: zich bewust zijn dat we geënt zijn op Christus die zelf een wijnstok van de wijngaardenier is. Het beeld betekent voor een christen ook dat onze diepste grond onszelf niet toebehoort maar Hem. Een christen haalt zijn identiteit niet uit een of ander uiterlijk gedrag of symboliek, omdat men nu eenmaal een eigen geloofstaal spreekt of tot een etnische groep behoort, maar omdat hij van binnen geënt is op die wijnstok. Zoals de ranken alle sap van onderuit ontvangen, zo krijgen we kracht vanuit dat toebehoren.
Op vlak van geloofsleer, van rituelen, van belijdenis kunnen er dus grote verschillen zijn tussen de belijdenissen, maar op een ander niveau is er een diepe verwantschap mogelijk.

Daarnaar verwees Lut in haar viering van vorige zondag, verwijzend naar haar kennismaking met het Tibetaanse boeddhisme, hetzelfde geldt voor het gesprek tussen joden- en christendom en tussen zoveel andere belijdenissen. In de woordeloze overgave, in de mystieke eenheid lopen vele lijnen heel parallel.

Groot Dankgebed 154: “Wij loven en danken U” + 181: “Dan zal er vreugde zijn”

Lied na de communie 586: “Geen ander brood dan wat door onze handen gaat”

------