------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




14 mei 2015: Hemelvaart

  Jezus zetelend aan Gods rechterhand: de zegenende Afwezige

Marcel Braekers

Openingszang 369: “Als een levende gaat Hij u voor”

Staan in de tuin van de stilte.
Stem die je ogen van blindheid geneest.
Langzaam de tekens herkennen.
Hoop schuift de angst als een grafsteen opzij.

Begroeting

“Hoop schuift de angst als een grafsteen opzij”, zo staat in de tekst. Het is misschien wel een van de meest spectaculaire veranderingen in het leven als namelijk datgene waar je bang voor was omslaat in een teken van hoop. Van wat hadden de leerlingen angst? Waar zijn we zelf bang van: van de dood, van een bedreigende ziekte, dat iets met je kinderen of kleinkinderen kan gebeuren? Hoe kan datgene wat me beangstigt teken van hoop en toekomst worden? Ik kan maar één uitweg bedenken: dat je durft vertrouwen en je durft overgeven aan het leven of aan de Gever van het leven en dan maar vertrouwt dat alles terecht komt.
Om dat te bereiken, zo schrijft Kris Gelaude in het lied, is het nodig dat je in de stilte gaat staan en de tekens van een nieuw leven herkent. Stilte kan dingen veranderen, stilte kan een mens grondig veranderen waardoor hij loskomt van zijn geschiedenis en zich toevertrouwt aan een beloftevolle toekomst. Na de dood van Jezus zijn de leerlingen een tijd van stilte ingegaan. De vreugde van Pasen kwam maar zoveel tijd later. Wat hebben zij doorgemaakt in de tijd van leegte en onzekerheid? En maken wij datzelfde mee? Jezus was uit hun wereld verdwenen, maar geleidelijk groeit het besef dat Hij als afwezige hen zegent, met hen meegaat. Dat gevoel konden ze alleen ontdekken in de stilte waardoor hun ogen opengingen en ze op een nieuwe manier gingen kijken.

Lied 115: “Heer ontferm U over ons”

Gebed

Jij Onnoembare alles overstijgende Nabijheid
Tot wie wij onze handen heffen, voor wie wij ter aarde buigen:
wees hier aanwezig.
In mensen ons nabij
In deze gemeenschap
In alles om ons heen
En in de diepte van ons hart verankerd.
Behoed ons, opdat wij nooit verstarren
En krampachtig vasthouden aan wat ons ontglipt,
Maar dat wij durven in de stroom van het leven te staan,
En in het vinden, verliezen en weer ontdekken van uw nabijheid
Komen bij onze eigenlijke grond
Uw levensgrond waaruit we voortkwamen en ooit mogen terugkeren.

Eerste lezing Efeziërs 4,1-13
Lied 368: “Als heeft Hij ons verlaten”
Lucas 24,46-53

Homilie

In het Leerhuis lezen we op geregelde tijd verder in het boek Genesis. Wat opvallend in al die verhalen terugkeert is het belang van zegenen.

“Toen zegende God Noach en zijn zonen, hij zei tegen hen: ‘wees vruchtbaar en word talrijk en bevolk de aarde.”(Gen. 9,1)
“God zei tot Abraham: ik zal je zegenen... een bron van zegen zul je zijn. Ik zal zegenen wie jou zegenen.” (Gen. 12,2)
“Isaak zei tot zijn oudste zoon: maak een stuk wild voor me klaar; het zal me kracht geven om je te zegenen voordat ik sterf.” (Gen.27,4)

Soms is het God zelf die zegent, soms zegent een vader zijn zoon, de priester de gemeenschap, enz. Zegenen betekende: kracht meegeven. Nauw verwant hiermee is het woord asjrê of ‘gelukkig’, en dan denken we direct aan de Bergrede die begint met deze zegenuitspraak.

In het verhaal van de tenhemelopneming schrijft Lucas dat Jezus uit het gezichtsveld van de leerlingen verdwijnt en Hij zegenend afscheid neemt. Het is de onvoorstelbare omkeer die zich in de leerlingen heeft afgespeeld en waarover ook de inleiding van de viering ging: dat angst en zich verstoppen geleidelijk plaats maken voor een gevoel van zegenende nabijheid. Was het omdat de leerlingen de stilte waren binnengetreden, omdat ze in gebed samen waren? Hebben ze in die tussentijd al maaltijd gehouden en haalden ze herinneringen op, zoals wij ook doen als we afscheid van een geliefde nemen? De overledene was definitief weg. Misschien bleef men wachten op Zijn terugkeer zoals mensen wel meer doen als men plots iemand verliest. De tijd blijft doorlopen, de houding verandert niet, men blijft gehecht zoals voordien.

In dat opzicht moet er iets bijzonder zijn gebeurd met enkelen onder hen die plots beseffen dat men blijft voortleven in het oude patroon en dus alleen kan treuren om de Afwezige. Er moeten enkelen zijn opgestaan die aanvoelden dat een nieuwe tijd was aangebroken. Jezus was voorgoed verdwenen, maar Hij bleef als zegenende aanwezig. Zijn kracht, zijn inspiratie en vooral de God waar Hij zo op had vertrouwd bleven als wakende over hen.
Het was de aanzet voor een nieuw begin. Hun hart ging branden, hun geest kwam open voor wat Hij hun had geleerd, de grauwe alledaagsheid maakte plaats voor licht, want ze voelden zich gezegend. In de stilte had men een andere stem gehoord, een ander spreken, aanwezigheid van de Afwezige. Het feest van de tenhemelopneming van Jezus is omgeven van die grote Stilte waarin de persoon van Jezus niet meer via uiterlijke tekenen en woorden tot hen sprak, maar als een kracht in hen. Dat zou de aanzet worden voor wat we met Pinksteren vieren: het naar buiten treden, de getuigenis, het bouwen aan een Kerk als teken van Gods zegenende aanwezigheid in de geschiedenis en in zijn volk.

Dit feest is voor ons allen een uitnodiging om in grote bescheidenheid en in stille aanwezigheid ons te verzamelen tot een hechte gemeenschap die biddend uitziet en hoopt, die de steen van de angst wegrolt om zo rechtop te staan in het licht van een nieuwe dagenraad. Niet het bruisend Pinkstergeweld domineert deze dag, maar het intense besef dat we als gemeenschap gezegend zijn en dat door ons zoveel anderen zullen gezegend worden.

Dinsdag lazen we samen, in het kader van het avondprogramma, dat tweede deel van die prachtige dichtbundel The Four Quartets van T.S. Eliot. Nog helemaal in de greep van dat moment lees ik enkele regels:

Je bent niet hier om te verifiëren,
Bij te leren, je nieuwsgierigheid te voldoen,
Of om verslag uit te brengen. Je bent hier om te knielen
Waar het gebed gelding heeft. En bidden is meer
Dan het ordenen van woorden, de bewuste bedrijvigheid
Van de biddende geest, of de klank van de biddende stem.
En dat waarvoor de doden tijdens hun leven geen woorden hadden
Kunnen ze je zeggen nu ze dood zijn: de mededeling
Van de doden gaat met tongen van vuur boven de taal der levenden uit.
Hier, het snijpunt van het tijdeloze ogenblik
In Engeland en nergens. Nu en altijd.
                                       (The Four Quartets p.136; vertaling H. Servotte)

Groot dankgebed 155: “Wees hier aanwezig in uw woord”
Na de communie 195: “Met vrede gegroet en gezegend met licht”

------