------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




5 juli 2015: 14e zondag

Ze waren wel verbaasd
                maar niet verwonderd. (Mc. 6, 1-6)

Marcel Braekers

Openingszang 546: “Zomaar een dak boven wat hoofden”

Inleiding


‘Zomaar een dak boven wat hoofden en een deur die naar de stilte open staat’. Een lied over bijna niets zoals mijn hoed met vier deuken. Is het omwille van de vakantie, het mooie weer dat we zo futiel starten of is er meer aan de hand? In deze viering wil ik spreken over bijna niets, of minstens over iets dat aan niets voorafgaat: over verwondering. Oei denk je, hij begint weer moeilijk te doen, zijn vakantie is zeker al achter de rug.
Ik zou deze viering willen wijden aan het thema verwondering daartoe aangezet door de evangelietekst van vandaag. Want als Jezus terugkeert naar zijn geboortedorp zijn de mensen wel verbaasd maar niet verwonderd. Ze zijn nieuwsgierig en beginnen onder elkaar te roddelen waardoor zowel zij als Jezus eenzaam achter blijven. Waren ze tot verwondering gekomen had er wellicht een wonder plaats gegrepen. Nu bleef alles doods.

Ik dacht terug aan de Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven die gedurende zijn lange schrijverscarrière herhaaldelijk over de verwondering heeft geschreven. Het begon met een dik boek in 1967 Inleiding tot de verwondering, maar ook jaren later kwam hij altijd weer op dat thema terug. In zijn boekje Alleen maar kijken van 1992 vraagt hij zich af waarom hij toch altijd naar dit thema terugkeert. Hij schrijft:

Ik zou bijvoorbeeld willen laten zien dat de verwondering in al haar schijnbare argeloosheid en kinderlijkheid een uitgangspunt kan zijn van zeer ernstig en radicaal denken en dat zij daarbij een nogal verwoestende uitwerking kan hebben op de vanzelfsprekendheid waarmee we tegen de wereld aankijken…Ik hoop dat mijn beschrijving overtuigend en aanstekelijk of, nog liever: besmettelijk zal blijken te zijn. Een van de redenen waarom ik dat hoop is natuurlijk dat naar mijn gevoel en tot mijn ergernis veel moderne mensen tamelijk geblaseerd zijn en alles maar gewoon vinden, zelfs het meest exotische… De stelling die ik zou willen verdedigen, is daarentegen dat bij nader inzien helemaal niets gewoon is of er gewoon is. Gewoonheid is alleen maar schijn, een product van gebrek aan aandacht. (p. 22-23)

Verwondering staat tegenover zekerheid, tegenover beter weten en voor alles een verklaring hebben. We leven immers in een wereld van beheersbaarheid waar elk uitstel tussen verwondering en vraag en tussen vraag en antwoord verworpen wordt. Daarbij verkoopt Verhoeven nog vlug een sneer aan het onderwijs en speciaal aan het filosofieonderwijs.

Welbeschouwd is het hele onderwijs van laag tot hoog een groot fabriek, waarin deze cultuur van de vanzelfsprekendheid wordt geproduceerd en waarin elke verwondering en elke vraag in de kiem worden gesmoord.. De docent stelt de vragen en de leerling moet het al gegeven antwoord herhalen, als een hond die een stok apporteert. (p.35)

Straffe taal en dat op zondagmorgen. Maar misschien maakt het duidelijk hoeveel gesprekken en discussies nutteloos zijn en mensen geen stap verder helpen, zeker als het gaat over geloven, over God, Jezus Christus of de Kerk.
Laten we echter alvorens dieper op dit thema in te gaan God en elkaar om kracht en bijstand vragen, opdat verwondering de basis van ons leven zou worden.

Lied nr. 114: “God onze Vader, wij roepen U”

Gebed

Zoals het licht ons elke morgen nieuw schijnt,
Ons wekt en koestert met zijn stralen –
Wek Gij, God, zo ook mij.

Zoals de zon geen dag ons in het donker laat, -
Laat mij uw trouw ook nu weer dagen.

Schep doorgang
door wat zorgen baart,
Want angst aanjaagt
En zet mij
recht weer op mijn voeten:
Niet moedeloos, niet hopeloos verlamd
Maar opgericht,
met opgeheven hoofd tot U,
Mijn Zon, mijn dag, mijn licht.      (S.de Vries)

Inleiding op het evangelie

Vorige zondag werden twee gebeurtenissen uit het leven van Jezus verteld waaruit bleek hoeveel kracht Hij uitstraalde. Zelfs het aanraken van zijn mantel was al voldoende opdat de vrouw weer een normale cyclus kreeg en even later maakte Jezus een pubermeisje wakker uit haar dodelijke slaap.
Helemaal in contrast daarmee staat het verhaal dat we nu zullen horen. Je zou het moeten beluisteren vanuit hetgeen Verhoeven schreef over de verwondering. De inwoners van Nazareth zijn immers wel verbaasd, maar niet verwonderd.

Marcus 6,1-6
Lied 270: “Vanwaar zijt Gij gekomen?”

Homilie


Het contrast met vorige zondag kan niet groter. Geert beschreef mooi hoe in het aanraken en aangeraakt worden een contact ontstaat voorbij weten en uitleggen en hoe daardoor mensen geraakt worden tot in de kern van hun persoon. In de passage van vandaag heeft het tegendeel plaats. Als Jezus in zijn geboortestadje komt staan alle mensen uit zijn buurt verbaasd, zo vermeldt Marcus. Ze steken de hoofden bij elkaar en zeggen: ‘Wie had dat gedacht: een timmerman die zich ontpopt tot een religieuze hervormer. En waarom hij en niet één van zijn broers of zusters? Waar haalt hij de kracht of het lef vandaan?”

Nieuwsgierige vragen van mensen die zich verschansen in hun vertrouwde wereld en de koppen bij elkaar steken voor de laatste roddel. Nieuwsgierigheid is een van de meest dodende houdingen. Men wil het laatste nieuwsje horen dat helaas al oud is op het ogenblik dat het verteld wordt. En dus moet men naar het volgende hollen elkaar verbazend met wat men weet. Nieuwsgierigheid en verbazing zijn elkaars broertjes.

Die houding werkt in twee richtingen verlammend. De dorpsbewoners blijven in hun eentonige, alledaagse wereldje opgesloten, maar ook Jezus raakt verlamd. Hij kon daar geen wonderen doen, zegt Marcus. De wonderen in het evangelie zijn met andere woorden altijd een samenspel van verlangende openheid en vertrouwen vanwege de mensen en het in kracht antwoorden van Jezus.
Het evangelie van Marcus is doordrongen van deze gedachte: mensen zijn verbaasd, maar niet verwonderd. Alleen Petrus doorbreekt dit in zijn belijdenis ‘Gij zijt de zoon van God’. Hetzelfde doet de legeroverste onder het kruis die na de dood zegt: ‘waarlijk dit is de zoon van God’. Niets van wat Jezus ten diepste had bewogen was tot de anderen doorgedrongen. De kans om tot een ontmoeting te komen was gemist.

Zo kom ik terug op mijn thema van de verwondering. Verwondering, zegt Verhoeven, is geen houding of gevoel. Het is niet een vraag die bij je opkomt, maar iets dat aan vragen stellen voorafgaat. Het is een vorm van concentratie, een stille aandacht voor we aan woorden toe zijn. Het kan je brengen tot bewondering zoals een mooi stukje natuur, maar ook tot verontwaardiging om wat in deze wereld gebeurt. Verwondering levert je uit aan de dingen en leert je dat jij niet het centrum zijt van de wereld, maar dat jij er voor de wereld zijt.

In de roman De man zonder eigenschappen beschrijft Robert Musil een jongeman, Ulrich, die in alles heel gewoon is, geen markante eigenschappen om in de belachelijke wereld van het aftakelende Oostenrijkse keizerrijk op te vallen. Hij heeft geen eigenschappen. Alleen heeft hij de onhebbelijke gewoonte bij alles te denken ‘het had ook anders kunnen zijn’. Eeuwige verwondering tot grote ergernis van zijn omgeving. Hij had het zelfs aangedurfd om in een schoolopstel de vraag te stellen hoe het komt dat in de geschiedenislessen altijd zo triomfantelijk over gevoerde oorlogen wordt gesproken, maar hoe daarbij Oostenrijk elke keer een stuk land verliest. En hij raakte zo op dreef dat hij zich zelfs de vraag stelde of de wereld zoals God die gemaakt had ook niet anders had kunnen zijn. Voor zoveel stoutmoedigheid werd hij van school verwijderd.

Hoeveel verwondering kan een mens aan? Waar ligt de grens van het verdraagbare? De oudere generatie die onvoorbereid de omwenteling van de zestigerjaren kreeg opgedrongen was misschien ook eerder verbaasd dan verwonderd om wat gebeurde. Velen waren alleen maar verontwaardigd om wat hen vroeger was opgedrongen, slechts weinigen waren blij en verrast om de nieuwe inzichten. Wanneer je zelf jaren vertrouwd bent met een bepaald religieus patroon is dan verwondering nog mogelijk?

Een van mijn stokpaardjes is dat in ons geloof heel veel ideologie en veel geloofsleer is binnengeslopen waardoor de diepere kern van ontvankelijkheid, vertrouwen en toewijding verloren gingen. Zouden we daarom opnieuw kunnen kijken naar Jezus van Nazareth en naar zijn God. Niet zoals die of die het meent te weten, maar als het naderen van het heilige, het onuitsprekelijke, als een poort naar stilte waarbij je opgetild of ontwricht wordt. ‘Wie is Hij toch, want wij kennen zijn broers en zussen?’ Stel je voor dat we opnieuw verwonderd zouden worden: waar zou ons dat naar brengen?

Groot dankgebed: Oosterhuis Levende die mij ziet, p.96 + refrein 131: “Christe, lux mundi” (Taizé)
Na de communie 515: “Ik zal er zijn”

------