------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




27 september 2015: 26e zondag

                 Je kan de geest niet aan banden leggen (Mc. 9, 38-48)

Marcel Braekers

Openingszang 1:
“Wie anders zou de hemel dragen?”
          Wie anders zou de hemel dragen
          dan zij die van de aarde houden
          in een zachtmoedige omarming.

                   
          
Begroeting

Alleen diegenen die van de aarde houden en haar vol mededogen in hun armen sluiten zijn waardig om de hemel, maar ook de aarde te dragen. U herinnert zich ongetwijfeld dat mooie beeldje van Willy Peeters: een groep mensen, nauwelijks herkenbaar want hun individualiteit is niet zo belangrijk. Belangrijker is hoe ze collectief hun handen naar de hemel heffen om samen te dragen en te behoeden. Samen richten ze zich naar boven om het heilige te begroeten, het met elkaar te delen en het door te geven waar dat heilige dreigt verloren te gaan.
Op dit ogenblik en op deze plaats toch wel een heel bijzondere taak nu we overspoeld worden door vluchtelingen, nu mensen ontwricht en ontheemd zoeken naar een rustplaats. Denkend aan hen en aan elkaar zingen we daarom opnieuw lied nr. 1

Gebed

Laat er een plek blijven, Heer God,
Waar de lamp van uw liefde brandend gehouden wordt,
Waar het gerucht van een nieuwe dag niet verstomd is,
Waar verlangen en hoop gewekt worden.
Laat het hier zo’n plek zijn.
Laat het licht van uw ogen
Genadig en genezend stralen over deze wereld.
Beziel ons met wat U beweegt zodat wij bewogen blijven
Om uw aarde, om uw mensenkinderen.
Zegen Gij ons hoofd, ons hart, onze handen
Dat wij U prijzen.

En wij smeken om uw wijsheid en uw geest: Lied 574: “Wij bidden U om vrede”

Inleiding op de lezingen

We horen vandaag twee lezingen die helemaal op elkaar zijn afgestemd. Twee keer worden mensen gedreven door de Geest en beginnen ze te profeteren en wonderen te verrichten. En telkens zijn er anderen die hen dit willen beletten. Alsof de Geest zich aan banden laat leggen. De beide lezingen plaatsen ons zo midden in de kerkelijke stroom waarin we vandaag zijn opgenomen.

Numeri 11,25-29
Lied 552: “Maak ons tot het zout der aarde”
Marcus 9, 38-48

Homilie

De lezingen die we hoorden vragen geen grote exegetische bocht om volop actueel te zijn. Jozua, de militair en organisator, houdt van orde en tucht. Het kan daarom niet in zijn ogen dat wie niet aanwezig was op de samenkomst rond Mozes zomaar in het kamp zit te profeteren. Hetzelfde tafereel in het evangelie waar iemand zomaar in naam van Jezus demonen uitdrijft. En twee keer blijkt dat de Geest zich niet laat inperken door menselijke afbakeningen, maar dat Hij op de meest onverwachte momenten en plaatsen aan het licht komt. Dat is een geloof met onvoorstelbaar ver rijkende gevolgen. Het betekent dat in onze godsdienst en in onze Kerk er altijd een beweging van onderuit is die zich door geen enkele organisatorische macht laat inperken. Het godsvolk onderweg zoals Vaticanum II het noemde, of het priesterschap van de gelovigen zoals in het NT staat. Helaas moeten we meemaken dat onze kerk vooral bestuurd wordt door Jozuas en niet door Mozessen en dat onze kerk veeleer een organisatie is dan een beweging. Waarvoor is men bang of wat speelt historisch of theologisch mee zodat we in feite met een strakke structuur zitten?

Theologisch ging men heel vlug na de dood van Jezus het standpunt van mandaten innemen. Aan de top Jezus Christus met daaronder de twaalf apostelen. Misschien mocht Paulus erbij maar dat gebeurde slechts na veel gemorrel. Daarna kwam de apostolische opvolging met bisschoppen, priesters en diakens om uiteindelijk te eindigen bij de leken. Maar elke keer men een stap naar beneden maakte, stroomde er minder genade en was de mededeling van de Geest iets verminderd. Die theologische visie raakte verstrengeld met het Romeinse rechtsbestuur en bepaalt sindsdien het reilen en zeilen van de kerk. Het verrassende van de eerste lezing is dat de twee, Eldad en Medad, alleen maar stonden te profeteren. Ze verstoorden dus helemaal niet de organisatie waar Jozua zo om bekommerd was. Waarom meet hij zich dan het gezag aan om hen spreekverbod op te leggen? Hetzelfde doet zich voor in het evangelie: hoe kun je verbieden dat iemand mensen bevrijdt van lichamelijke of geestelijke kwelling? Twee keer zegt het verhaal dat de Geest van God zich niet laat binden, zich niets aantrekt van menselijke verordeningen en het dus belangrijk is open te staan voor de stroom aan inspiratie die van onderuit opwelt.

Maar mag ik ook vervelend doen? Stel dat iemand zomaar onzin uitkraamt, maar beweert een geïnspireerde profeet te zijn. Of stel dat iemand allerlei nepgenezingen uitvoert met of zonder de naam van Jezus te gebruiken en zo mensen een rad voor de ogen draait, wat moet men dan doen? Ik stel de vraag omdat ik me soms hier op FF een beetje Jozua voel als ik iets afrem of een of andere voorganger wijs op moeilijkheden in zijn of haar tekst.

De zaak is des te moeilijker omdat profeten meestal hun tijd vooruit waren terwijl bestuurders altijd al een behoudsgezind trekje hebben. Een profeet spreekt over wat gaat komen en bekritiseert wantoestanden waar de bestuurders dikwijls voor verantwoordelijk zijn. Kijk maar naar wat zich de laatste decennia in de kerk heeft afgespeeld. De profeten pleitten voor bevrijdingstheologie want alleen die kon recht doen aan wantoestanden in ontwikkelingslanden, maar de bestuurders beschuldigden hen van communisme. Profeten pleitten voor interreligieuze dialoog, maar de bestuurders verdachten hen van platvloerse uitverkoop van de christelijke boodschap. De profeet en de bestuurder (of de commissaris en de profeet zoals Han Fortmann schreef) staan met elkaar op gespannen voet, maar anderzijds lijken ze elkaar nodig te hebben. Inspiratie verstolt als ze niet in een beleidsplan gegoten wordt, maar een beleid zonder profetisch trekje is bloedloos en meestal onrechtvaardig.

Dus, leve de gulden middenweg? Dat vind ik niet. Ik vind dat het profetische altijd de bovenhand moet krijgen, dat onze kerk eerder een beweging dan een organisatie is. Profetisme is het meest kwetsbare en wordt het gemakkelijkst naar de achtergrond gedrukt. En is het niet een uiting van diepe gelovigheid als we ons eerder permanent beschikbaar houden voor de Geest die wil inspireren en troosten, die voortstuwt en wegen wijst waar niemand nog iets ziet, dan dat we willen ordenen en beheersen? Zo moet onze uiteindelijke houding zijn: open en liefdevol ontvangend en het onverwachte en oneindige laten doorstromen in ons alledaagse leven.

Tijdens groot dankgebed refrein 140: “Tui amoris ignem”
Na de communie 553: “Groter dan ons hart”

 

------