------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





                            17 april 2016: Paulus

Jacques Perquy

Verwelkoming:

Liturgie
een open ruimte
die je vanuit
het dagelijks leven
met schroom binnentreedt
een ruimte ons gegeven
ze ademt wat mensen overstijgt
schoonheid stilte
mysterie God…
ze is glashelder
ze brengt God en mens
dichter bij elkaar
          (tekst Magdalenakerk, Brugge)

Lied 765: Stilte (H. Oosterhuis)

Stilte nu. Voor U.
Stilte zingen had ik U beloofd.
Hoor dan. Hoor dan wie?
Mij wie mij? Die deze mens ben die hier neerligt nietig schuldbeladen
die wil opstaan ander mens wil zijn nieuw ik.
Stilte nu. Stilte nu.

Kruisteken en gebed

In deze tijd van angst en ontreddering
richten we ons tot wie wij vader noemen
op zeggen van Jezus, de mensenzoon
om kracht van de geest
opdat wij zouden opstaan
ander mens worden
nieuw ik.

Inleiding

Ik maak gebruik van een recent boekje van de hand van Karen Armstrong getiteld Paulus. Onze liefste vijand. Paulus’ beslissende rol in de ontwikkeling van het christendom maakte hem geliefd maar riep ook tegenstand op: bij de eerste christenen omdat Paulus meerdere van hen heeft vervolgd, sommigen tot ter dood; bij de farizeeërs omdat hij na zijn bekering als een verrader werd beschouwd.
Eén van de nieuwe stellingen van Armstrong (gekend om haar boek Een geschiedenis van God van 2003) is dat slechts 7 van de 13 brieven die aan Paulus zijn toegeschreven van zijn hand zijn. Deze dateren, uit de jaren 50-60. Paulus wordt dan ook beschouwd als de eerste christelijke auteur. Zijn -- uiteraard subjectief -- verhaal komt in brieven terecht, nog voor de vier evangelies op schrift zijn gesteld.

Dit betekent tevens dat die brieven worden geschreven vóór het uitbreken van de Joodse oorlog (66-70) die uitmondt in de vernietiging van Jeruzalem, van de tempel en de dood van honderdduizenden. De overlevenden van deze oorlog worden weggevoerd en als slaven verkocht.
Paulus schrijft dus niet in deze context. Hij is overtuigd, en vele eerste christenen met hem, dat zij zelf nog de eindtijd, waarover Jezus en de profeten hebben gesproken, zullen beleven. Hij -- en zijn lezers -- hebben dus niet de ontzetting gekend van de Joodse oorlog en de ontgoocheling over het uitblijven van de verhoopte terugkomst van de Messias.

Tenslotte nog dit: de brieven van Paulus zijn geschreven voor welbepaalde bestemmelingen: volgelingen van Jezus in de Joodse ( meestal Griekstalige) diaspora die Paulus heeft bezocht (alleen in Rome is hij niet zelf geweest). Het waren gemengde gemeenschappen van Joden en niet-Joden. De brieven bevatten specifieke richtlijnen en overwegingen maar een aantal zijn van algemene betekenis ook nog voor nu, voor ons. Eén van die inzichten is dat God er is voor alle mensen.

We zingen dit nu uit in lied nr.516: “Gij die voor alle mensen de wereld hebt gemaakt
en luisteren dan naar een eerste lezing uit de brief van Paulus aan de volgelingen van Christus in Rome.

Lezing: Romeinen 3, 21-31

Thans is echter, buiten de wet om, Gods gerechtigheid openbaar geworden, waarvan de Wet en de Profeten getuigenis afleggen: Gods gerechtigheid, die zich door het geloof in Jezus Christus meedeelt aan allen die geloven, zonder enig onderscheid. Want allen hebben gezondigd en allen zijn verstoken van de goddelijke heerlijkheid. Allen worden gratis door zijn genade gerechtvaardigd, krachtens de verlossing die in Christus Jezus is. Voor wie gelooft heeft God Hem aangewezen als middel van verzoening door zijn bloed. God wilde zo zijn gerechtigheid tonen, door in zijn verdraagzaamheid de zonden van het verleden te laten passeren. Hij heeft zijn gerechtigheid nu willen tonen, in onze tijd, opdat zou blijken dat Hijzelf rechtvaardig is door ieder rechtvaardig te maken die leeft vanuit het geloof in Jezus.
Waar blijft dan de eigen roem? Die is onmogelijk geworden! Door welke wet? Door die van de werken? Nee, door de wet van het geloof. Ik beweer juist dat de mens gerechtvaardigd wordt door te geloven, niet door de wet te onderhouden. Is God soms alleen de God van de Joden en niet van de heidenen? Nee, óók van de heidenen, want er is slechts één God, die besnedenen en onbsnedenen op grond van het geloof zal rechtvaardigen. Bedien ik mij nu van het geloof om de wet buiten werking te stellen? Integendeel, ik laat de wet juist tot haar recht komen.

Commentaar:

Het beginpunt van alle uitspraken en handelingen van Paulus, heeft Marcel vorige week aangehaald: Paulus is zo geraakt door het verblindend inzicht dat Jezus, die als een misdadiger was gekruisigd -- voor de Joden een onvoorstelbare schande -- door God werd geborgen (‘de Mensenzoon aan Gods rechterhand’). Paulus is daar onderste boven van en in hem, heel zijn geloofs- en wereldbeeld: niets kan meer zijn zoals het vroeger was. Hij gaat radicaal een andere weg op, die hem in conflict zal brengen met de Jezus-gemeenschap in Jeruzalem.

Zo wil hij nu Jezus bekend gaan maken bij de ‘heidenen’.
Hierover schrijft Paulus aan de Galaten (1,15-16): ‘God mij heeft geroepen, zijn Zoon in mij geopenbaard, opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen’. Hij voegt er aan toe dat ‘hij hierover niemand om raad heeft gevraagd en ook niet naar Jeruzalem is gegaan, naar hen die eerder apostel waren dan hijzelf.’
Of de heidenen wel in aanmerking konden komen om Jezus’ volgelingen te worden is een eerste groot twistpunt tussen Paulus en de groep in Jeruzalem. Voor de Joden waren heidenen onrein en inferieur (zoals de barbaren voor de Romeinen en wie allemaal voor ons, westerse mensen?). Paulus schrijft: ‘God is de God van iedereen, van de Joden en zeker ook van de heidenen’ (Rom. 3,29-30).

Komt dan de vraag of de ‘heidenen’ zich moeten laten besnijden en de spijswetten naleven net zoals de Joden: m.a.w. Jood moeten worden om Jezus’ volgeling te kunnen zijn? (een ‘nieuwkomersverklaring’ ondertekenen om asiel te kunnen aanvragen). Worden zoals wij, om aanvaard te kunnen worden? Dit wordt één van de cruciale discussies in de vroege christenheid. Paulus haalt vele argumenten aan, om te stellen dat de heidenen zich niet moet laten besnijden. Zo schrijft hij o.m. dat Abraham nog voor zijn besnijdenis, was voorzegd dat hij een zegen zou zijn voor alle volken. (Rom.4,1-25)
In de brief aan de Galaten klinkt het: ‘er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen - u bent allen één in Christus Jezus’ (3,27-28). Dit wordt in Antiochië de doopkreet wanneer een bekeerling uit het water oprees.

Een derde meningsverschil gaat over de naleving van de wet (en de vele voorschriften). Ook daarin neemt Paulus een heel eigen positie in. Zijn uitgangspunt is dat de wetten (zowel de Thora voor de Joden als de Romeinse wetten) hun belofte niet waarmaken: nl. de ongelijkheden tussen mensen ongedaan maken. ‘De wet verdeelt het volk in standen, volken en seksen, waarbij de enen worden bevoorrecht en de ander onderdrukt’. Paulus stelt daar tegenover ‘De mens wordt vrijgesproken door te geloven, niet door de wet na te leven’(Rom.3,28), zoals we daarnet hebben gehoord. Het is vandaag wellicht niet anders: de wet brengt niet gegarandeerd gerechtigheid. En dat maatschappelijke achterstelling en uitsluiting kunnen ongedaan worden gemaakt door wetten en reglementen, blijkt een hardnekkig misverstand: denk alleen al aan de ongelijke kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Het geeft een vrijbrief aan degenen die menen dat het volstaat om de letter van de wet na te leven (of zij die zeggen dat alles wat niet verboden is, is toegestaan).

Een vierde kernpunt in Paulus verkondiging is dan ook de gelijkheid tussen allen.
Voor hem is de Christusbeweging een alternatieve op wederkerigheid gebaseerde samenleving, waarin iedereen gelijk is en alles de gemeenschap toebehoort. Hij ontsteekt dan ook in woede wanneer hem ter ore komt dat in Korinte de gaven van de Geest (zoals profeteren of uitmunten in klanktaal -- bij ons voorgaan of koorlid zijn?) statussymbolen werden. Even ergerlijk vond hij, dat de welstellende gelovigen het eten dat ze meebrengen naar de vieringen voor zichzelf houden en de armlastigen niets hebben. Zijn oorspronkelijk beeld van een gemeenschap als één lichaam, was dan ook dat alle delen even heilig zijn.

Dit brengt me tot een laatste en wellicht meest gekende punt: de liefde of beter de agapè: niet gewoon een warm hart, maar een liefde die tot uiting moest komen in opbouwend handelen, een handelen dat de gemeenschap verheft. Zijn geliefkoosde uitdrukking ‘in Christus zijn’ (christen zijn) is voor hem geen privé-aangelegenheid en wordt pas bereikt wanneer andermans noden boven de eigen noden worden gesteld en men in liefde samenleeft. Dat is de nieuwe mens waarover Paulus het heeft: de mens die in navolging van Jezus’ liefde, zichzelf ontledigt. ‘Ander mens willen zijn, nieuw ik’ zoals we in het openingslied zongen.

Utopisch? Wellicht! Maar ik zag en hoorde in de voorbije weken dezelfde verzuchting uit de mond van mensen uit diverse continenten.
In één van de afleveringen van ‘kleine helden’ zagen we een Joodse vrouw en een Palestijnse man; beiden ouders die en kind hebben verloren in het Joods-Palestijns conflict. Ze brengen ouders uit beide kampen samen, die hetzelfde hebben ondergaan om de geweldspiraal proberen te stoppen. De vrouw belijdt voor beide partijen: ‘het is of verbinden of verdenken’.

In een extra uitzending na de aanslagen op 22 maart, gaven verschillende mensen in een panel hun mening over oorzaken en gevolgen van het gepleegde geweld. Op het einde van het debat pleitte de Marokkaans-Belgische Ish Ait Hamou voor meer gesprek en ontmoetingen tussen gemeenschappen. Hij zei het als volgt: ‘liefde verbindt, haat brandt’. Een aantal anderen beaamden dit met andere woorden, waarop Martine Tanghe afrondde met te zeggen: ‘Liefde overwint alles’!

Offergang: lied nr 149: “Oergebaar”

Tafelgebed nr. 164: “Gij die de stomgeslagen mond verstaat”

Laat ons dan nu nog naar de meest gekende tekst van Paulus luisteren: niet in de idyllische context van een huwelijk maar als appèl aan ons samenleven in en buiten deze gemeenschap:
Lezing: 1 Korintiërs 13

Slotlied nr. 560: “Geen weg is te lang voor wie
(zoals Paulus) van het eerste vuur zijn doordrongen.
Zegening


------