------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------
Share-project
------




15 augustus 2016

    Mirjam blijft mijn naam

Kris Gelaude

Begroeting

Laten wij elkaar begroeten in het gezegende licht van deze dag, vol vertrouwen in de nabijheid van wie wij Vader noemen, Zoon en heilige Geest.
Maria werd geraakt en vervuld door Gods woord. Laten ook wij ons hart openen om te worden binnen geleid in de stilte van datzelfde goddelijke woord:

Lied 139: “Wees Gij het woord, Gij de stilte”

Inleiding

Bij de voorbereiding van deze viering stelde ik nog maar eens vast dat, telkens ik moet spreken over Maria, ik aan het worstelen ben met heel wat beelden die zij, zeker in onze Vlaamse geschiedenis gekregen heeft. Beelden die, zo denk ik, vooral zijn ontstaan vanuit onze eigen, menselijke nood en kwetsbaarheid.
Voor de Tongerse Kroningsfeesten van dit jaar, werd me gevraagd om enkele liedteksten te schrijven. De titel die de feesten kregen, was: ‘Maria, beeld van geluk’. Dat is een mooi beeld en er zit vooral een boodschap in voor ons. Toch kan je je anderzijds wel de vraag stellen of Maria’s leven inderdaad zo overliep van geluk.

Misschien moeten wij alle lieftallige of kinderlijke beelden van haar en de vermogens die haar toegedicht zijn wat opzij zetten, om op het spoor te kunnen komen van de ontvankelijkheid, van het engagement en de kracht die nodig waren om haar rol als moeder, in het spoor van Jezus te vervullen. Daarom sprak het gedicht van Patrick Lateur mij zo aan.
En ik wil er deze woorddienst mee beginnen.

Men heeft mij toegedekt met duizend namen
door eeuwen vroomheid en ontzag bedacht,
mij op een troon geplaatst, gebrand in ramen,
met milde tonen mijn gezicht verzacht.

Maar Mirjam was mijn naam toen ik nog jong,
door zon en wind getekend en getaand,
met velen water putte uit één bron
en heuvels wollig van het vee zag staan.

De weelde van een wereld zonder schijn,
een thuis, een man om mee op weg te gaan
en het besef door God bemind te zijn.
Ik ben een vrouw en Mirjam blijft mijn naam.
                                       (Patrick Lateur)

Lied 511: “De Heer heeft mij gezien”

Gebed

Een uur van genade.
Een onverwachte aanwezigheid.
Een woord uitgesproken
als groet,
als opdracht
als zegening.
Zo spreekt Gij God,
in deze
en in iedere wereld.
Laat ons in kwetsbaarheid
open gaan
om te antwoorden: ‘Ja’
op wat komt
en mens te worden
zoals Maria het deed,
de ogen gericht op Jezus,
haar kind en uw geliefde.
           (Kr. Gelaude)

Lezing: Het evangelie van Maria

In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazareth in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je’. Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken.' (Lc. 1, 26-29)

Terwijl ze in Bethlehem waren, brak voor Maria de dag van haar bevalling aan en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad. (Lucas 2, 6-7)

Na drie dagen vonden Jozef en Maria Jezus in de tempel, waar hij tussen de leraren zat, terwijl hij naar hen luisterde en hen vragen stelde. Allen die hem hoorden stonden versteld van zijn inzicht en zijn antwoorden. Toen zijn ouders hem zagen, waren ze ontzet, en zijn moeder zei tegen hem: ‘Kind, wat heb je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar je gezocht.’ Maar hij zei tegen hen: ‘Waarom hebt u naar mij gezocht? Wist u dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ (Lc. 2, 46-50)

Zijn moeder en zijn broers kwamen naar hem toe, maar ze konden niet bij hem komen vanwege de menigte. Zijn toehoorders zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten, ze willen u spreken.’ Maar hij antwoordde: ‘Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die naar het woord van God luisteren en ernaar handelen.’ (Lc. 8, 18-19)

Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas en Maria uit Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: ‘Dat is uw zoon’ en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder’. Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich op. (Joh. 19, 25-27)

Na de dood van Jezus wijdden de leerlingen zich eensgezind en vurig aan het gebed, samen met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers... Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vervulde. Er verscheen aan hen een soort vlammen, die zich als voortongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten en allen werden vervuld van de heilige Geest. (Handelingen 1, 14. 2, 1-4)

Lied 772B: “Voor kleine mensen”

Duiding

Vorig jaar heeft Marcel ons een toelichting gegeven die Maria in een gans ander licht plaatst, dan dat waarmee we vertrouwd zijn. Historisch gezien is de kans immers zeer groot dat het gezin waarin Jezus geboren werd, thuis hoorde in een rebels milieu, dat weerstand bood aan de Romeinse bezetter. Dan moeten we wellicht in Maria, veel meer dan enkel de gewillige dienstmaagd, de zelfbewuste vrouw zien die haar plaats en waardigheid heeft moeten zoeken in een onzekere wereld. Zo klinkt het voor mij in de woorden van Lateur: ‘Ik ben een vrouw en Mirjam blijft mijn naam’. Een vrouw die in eigen naam wil spreken, die op haar manier weerstand biedt tegen onderdrukking, die risico’s neemt en die samen met haar man, omwille van hun religieuze overtuiging op de vlucht moet gaan. Ik las overigens dat de naam Mirjam wellicht afkomstig is van het woord ‘mrie’, wat ‘verzet’ betekent. In die context valt het niet moeilijk om te begrijpen dat Jezus als gelovige jood, zijn eigen weg gezocht en gevonden heeft, opgeroepen en aangemoedigd vanuit het engagement en de waarden die zijn ouders hem hadden voorgeleefd.

Om ons een beeld te vormen van de levende Maria, hebben we helaas niet meer dan enkele schaarse passages uit het evangelie. Maar de situaties waarin ze dan wel verschijnt zijn niet de meest simpele. Na Jezus’ geboorte moeten ze met het kind op de vlucht, wellicht met dezelfde angst, vragen en onzekerheid als zovele moeders met kinderen, die we vandaag zien aanschuiven in de lange rijen van mensen die asiel hopen te krijgen.

Later, in de tempel, moeten zij als ouders ondervinden dat hun kind voor wie ze alleen maar het beste willen, hen ontglipt. En wanneer Hij daar het woord neemt, weten zij dat de dingen die Hij doet voor opschudding zullen zorgen. Dat Hij standpunten inneemt die zullen worden aangevochten. Dat besef moet Maria ongetwijfeld naar het hart gegrepen hebben, zoals het gebeurt bij vele moeders, die hun opgroeiend kind niet langer kunnen behoeden voor alle mogelijke gevaren.

Maar een moeder wil haar kind niet uit het oog verliezen, of het nu dichtbij is of ver weg. Zo blijft Maria Jezus volgen. Met de vrees voor wat men hem kon aandoen, evenzeer als met de dragende kracht van vertrouwen in hem. En het brengt haar verder dan zij dacht te moeten gaan. Het brengt haar tot onder het kruis, waaraan haar zoon te sterven hangt. Stom geslagen en van het liefste beroofd, zo moet zij er gestaan hebben. Hier eindigt het voor haar, zou je kunnen zeggen. Maar zij blijft. Als eerste en als laatste. Zelfs al is alles haar ontnomen, toch zal zij het leven verder dragen, door over haar zoon te blijven spreken, zoals ouders willen doen wanneer hun kind er niet meer is. En haar moederlijke aanwezigheid tussen de leerlingen, is ongetwijfeld een verbindende aanwezigheid, die wie Hij was en wat Hij deed in herinnering helpt brengen. Waardoor ze samen tot het inzicht kunnen komen dat Jezus’ leven niet is uitgewist, maar dat zijn geest blijft werken wanneer zij zijn woorden en en zijn daden zichtbaar maken.

Die gedachte heb ik uitgewerkt in het lied ‘Altijd moeder’, dat we straks zullen zingen.
Maar ik wil Maria niet enkel zien als de universele moeder. Zij staat voor mij ook voor de naamloze aanwezige, die ondanks alles standhoudt en blijft. Die waakt en wacht, die samenbrengt en die verbindt. Een vrouw met moed, met kracht en waardigheid, die van haar moeder zijn iets grenzeloos gemaakt heeft.
En zo is zij voor mij ook de weerspiegeling van al degenen die waken en blijven. Die iemand in verdriet of in nood niet alleen laten. Die in stilte nabij zijn.
Voor diegenen die het leven verder dragen door mensen op te vangen, onderdak en waardigheid te bieden.
Voor degenen die durven loslaten, die de verwachting levend houden en geloven in het kleine dat ontkiemt.
Of zij die in uitzichtloze situaties het vertrouwen en de moed vinden om op te staan en te zeggen: ‘En toch’
In die gedachte kunnen wij het lied van Maria, het Magnificat zingen als een opstandingslied.

Lied 891: “Mijn hart zingt voor de Heer”

Offerande
Lied 149: “Het oergebaar”
Tafelgebed 163: “Liever een kind”, instellingswoorden nr. 179
Onze Vader
Communie

Slotbezinning

Ik dacht: een moeder overleeft haar zoon.
Maar vrouwen zagen toen het lege graf
en Hij heeft zich in Emmaüs getoond
in brood dat Hij zijn vrienden brak en gaf.

Hij leeft en zal ons in zijn geest doen leven.
Hier in de schaduw van de bovenzalen
wordt aan de kleine rest de hoop gegeven
in het gebroken brood en wijn in schalen.

Ik bid en waak met mannen en met vrouwen
in de herinnering aan Jezus’ daden
en word voor de gemeente van getrouwen
een moeder tot het einde van de dagen.
                         (Patrick Lateur)

Lied 526: “Altijd moeder”
Zegening


------