------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




25 september 2016

            Niet de wet maar betrokkenheid
                als maatstaf van het leven

Jef Schoenaerts

Openingslied 523: “Ontroer mij, ontvouw mij”

Inleiding


Laten we in deze viering uitzien naar onze god en hem begroeten in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

De ouderen onder ons (en dat zijn er nogal wat, zie ik) herinneren zich vast nog televisiebeelden waarop mensen tijdens een interview rustig een sigaretje of zelfs een dikke sigaar rookten. Tot de jaren ‘80 vond iedereen dit normaal. Nu zijn dergelijke TV-beelden ondenkbaar omdat in enkele decennia de “common sense” is ontstaan dat roken ongezond is. De wet op het rookverbod in restaurants en café’s is er het logisch gevolg van.

Niet elke wet echter heeft eenzelfde maatschappelijk draagvlak als het rookverbod. Denken we maar aan de antiracismewet van 1981. Een verbod op antiracisme is moeilijker afdwingbaar omdat de thematiek dieper raakt aan onze waarden en normen en makkelijker discussie oproept en weerstand meebrengt. De discussie van de afgelopen maanden over een mogelijk boerkiniverbod ligt in dezelfde lijn: we voelen immers dat het hierbij niet louter gaat om gedrag rond kleding maar dat er veel meer in het geding is. Vòòr- en tegenstanders identificeren zich hier duidelijk met andere drijfveren en motieven.

Wetten geven richting aan het leven van mensen maar leveren niet zonder meer het gewenste gedrag op. Vooral niet als het gaat om wat mij raakt in mijn meest persoonlijke levenssfeer: dan gebeurt de identificatie met en het naleven van een wet niet automatisch.

Ook in het geloof hebben we te maken met wetten, met geboden en verboden. We benoemen het tegenwoordig liever wat zachter als “aansporingen tot bekering” zoals bv. in de Bergrede. Waardoor stemmen we ons leven al dan niet af op de boodschap van de Bergrede? Of concreter: Jezus daagt ons uit om de arme een centrale plaats te geven in ons leven. We kénnen allemaal dat appel. Waardoor krijgt die oproep van Jezus al dan niet effectief gehoor en ook gevolg in ons doen en laten?.... Waardoor wordt een wet méér dan louter wet? Wanneer verliest een wet zijn opgelegd karakter en wordt een wet iets van mezelf?
Het evangelieverhaal van deze zondag over “de rijke man en de arme Lazarus” zette mij daarover aan het denken.

Laten we het nu eerst stil maken in en rondom ons om daarin ruimte te scheppen voor Zijn spreken.
Kyriale 139: “Wees Gij het woord, Gij de stilte…”

Gebed

Onnoembare en Nabije,
Wees stem als een hoorn van genade,
breek open de wolken dat licht door mij heen stroomt.
En liefde mij aansteekt tot over de dood.
Naar u zal ik uitzien en opstaan
en weten van schoonheid en kracht.
Moge het zo zijn uit kracht van Jezus, uw zoon als geen ander. Amen

Toelichting deel I. Inleiding op de lezing

Wanneer wordt een wet, een religieus appel, méér dan louter wet, méér dan verplichting? Die vraag beheerste mijn lezing van het overbekende verhaal van de arme Lazarus en de rijke man.
Vooral de reactie van Abraham op de tweede vraag die de rijke man hem stelt als hij in de hel is beland, is daarbij intrigerend. De man vraagt dat zijn broers zouden gewaarschuwd worden hun leven te veranderen om zo de hel te ontlopen. Abraham weigert dit verzoek: jouw broers, zegt hij, wéten wat hen te doen staat in het leven want ze kénnen de wet van Mozes en de profeten. Meteen houdt Abraham de rijke man een spiegel voor: jij kende òòk de wet van Mozes en de profeten en zie wat er van jou is geworden. En inderdaad: zoals elke jood had de rijke man weet van de wetten die Jahweh aan Mozes had toevertrouwd. Het boek Deuteronomium is daar zonneklaar over en zegt oa. wie leent, doet dit zonder intrest, of nog: na zeven jaar moeten schulden worden kwijtgescholden en slaven worden vrijgelaten, of nog: rijken moeten voorzien in de behoeften van weduwen, wezen, vreemdelingen en armen. Duidelijker kan het niet.

De rijke man kénde de wet van Mozes maar toch bleef dat alles dode letter. Waar is het met hem fout gelopen? Hij heeft wellicht de arme Lazarus zelfs niet echt gezien terwijl deze nochtans buiten aan zijn deur lag. Hij heeft hem dus al helemaal niet toegelaten in zijn wereld en nog minder in zijn hart.
Waardoor is die wet niet vruchtbaar geworden in zijn leven? Of als we de vraag omkeren: wanneer krijgt de wet de kans méér te worden dan louter wet en wordt hij levengevend?

We luisteren naar het verhaal uit het evangelie met vooraf en achteraf de acclamatie “Open de woorden….”

Acclamatie 124: “Open de woorden…”
Lezing Lk.16. 19-31
Acclamatie “Open de woorden…”

Toelichting deel II


Als ik een bedelaar zie, ergens gehurkt op straat of mij aankijkend met een geldbakje in de hand, voel ik spontaan altijd een afweerreactie, komt er een vorm van weerstand naar boven. Wat gebeurt er op die momenten met mij, in mij? Er zijn natuurlijk genoeg redenen voorhanden om mijn weigering te rationaliseren: misschien gaat die man met mijn geld seffens alcohol kopen? Misschien is deze vrouw, dit kind lid van een grote bedriegersgroep? Of nog: Ik kan toch niet aan iedereen geven…
Waarom heb ik het zo moeilijk om een concrete bedelaar toe te laten in mijn leven?... Lampedusa, Calais, opvangcentra voor vluchtelingen in eigen land. We kennen allemaal – minstens vanuit de media - beelden van vluchtelingen. Ze roeren soms, ze ontroeren soms maar ik merk dat ze relatief weinig in mijzelf in beweging zetten. Na het nieuws herneemt vaak het gewone leven. Méér nog: ook hier voel ik in mijzelf de neiging om afstand te houden, ik voel die vluchtelingen in zekere zin bewust/onbewust aan als een bedreiging. Liefst dus maar niet te indringend kijken naar die beelden, naar die mensen voor ze mij nog meer aan mijn vel gaan zitten..

Waarom heb ik het zo moeilijk om die vluchtelingen concreter toe te laten in mijn leven?... Regelmatig komen de gehandicapte zus en broer van Liesbeth bij ons op weekend en op vakantie. Op zich vormt dat voor mij geen grote inspanning want door hun beperkingen nemen zij letterlijk en figuurlijk niet zoveel ruimte in. En toch voel ik mij zeker na een week met hen onder één dak, opgelucht als ze weer vertrekken. Ik denk dat dit vooral komt omdat zij zich heel afhankelijk van mij/van ons opstellen, omdat ze heel inert zijn en daardoor net soms enerverend, omdat ze schijnbaar doelloos in mijn leven verblijven en mij daardoor onrustig maken.

Waarom heb ik het soms zo moeilijk om Lut en Jos volop en zonder grens toe te laten in mijn leven?... Ik merk dat ik in mijn eigen leven de arme niet altijd zomaar toelaat. Soms zie ik hem liever niet. Zo ben ik in het gezelschap van de rijke man uit het evangelie. Ik kén nochtans de Wet en de profeten, ik beken mij als volgeling van Jezus die net tot het tegenovergestelde oproept.

Wat is er méér nodig opdat de wet niet louter wet blijft in mijn eigen leven? Waardoor wordt de wet niet enkel verplichting maar wordt hij levengevend? Ik vermoed dat het te maken heeft met wat we onder geloven verstaan. Ik ben opgevoed in een geloof dat de klemtoon legde op “het goede handelen”, op de moraal met een altijd aanwezige ondertoon (of zelfs “boventoon”) van het moraliserende: dit mag, dit mag niet, dit moét met de consequentie van dwang en schuld. Door de jaren heen wordt het mij duidelijk (maar oude patronen slijten traag) dat het geloof vanuit een heel andere begronding dan de druk van de moraal veel vruchtbaarder is.
Ik vond dit onlangs heel mooi verwoord in een interview met de Nederlandse theoloog Erik Borgman:

“De primaire boodschap van religie is niet ethisch in de zin van “jij moet voor je naaste zorgen”. Dat moet je wel. Maar ten eerste weten we dat al en ten tweede gaat in de religieuze boodschap iets aan de moraal vooraf nl. “we zijn van elkaar” en daar hoort ook degene bij aan de kant van de weg. Daarin ligt uiteraard een ethiek geïmplementeerd want als die ander en zijn lot van jou zijn, moet je daar iets mee doen. Maar het begint niet met ethiek. Het begint ermee dat we in het leven fundamenteel met elkaar en met de werkelijkheid als geheel verbonden zijn...” (“De geloofsbelijdenis van Erik Borgman”–
(www.debezieling.nl )

Bovenop deze gedachte dat ethiek niet het uitgangspunt is van geloof, is ook de evolutie die mijn godsbeeld stilaan heeft gekenmerkt wezenlijk. De bestraffende god uit mijn jeugd legt het steeds meer af tegen de god van Jezus, de god als “abba”. Deze ommekeer heeft voor mijn geloof en dus ook voor mijn leven grote consequenties. Met de aanspreking “abba” breekt Jezus onherroepelijk met de religie van de angst. Met die aanspreking legt hij de kern bloot van wie god voor mij, voor mensen wil zijn: liefdevol zorgend en betrokken. Die betrokken god schept ook een nieuwe basis voor de verhouding tussen mensen onderling: boven alle diepgewortelde vooroordelen en angsten uit laat hij mensen in hun medemens de naaste ontdekken. Als dat gebeurt, raakt het moéten van de wet ondergeschikt aan het betrokken zijn op die naaste.

Ik prijs mij zalig dat het vieren, bidden en zingen in deze kapelgemeenschap mij steeds verder vertrouwd maakt met die god “Abba”. Een god van wie ik hoop dat hijzelf in mij werkzaam wordt: “zie mij, doe mij aan”. Een god die ik met aandrang vraag mijn geest en hart te openen: “Win, ontwapen mij, delf in mij”. Een god die mij openbreekt en bevrijdt: “Dood is diep in mij. … Ontsta in mij”. Een god die mij mijn eigen diepste geheim influistert: “Ontdooi mijn naam, ontraadsel mijn bestaan”. Een god die mij uitnodigt tot betrokkenheid: “Ga met mij waar niemand met mij gaat.”

Lied “Kom in mij” (563)
Offergang kaarsjes en brood (muziek:choeurs Alexandre Nevsky track 4))

Lied “Oergebaar” (149)

Tafeldienst (in een kring rond het altaar)

Brood hebben we op tafel gezet. In Jezus’ geest willen we dit brood breken voor elkaar. In ons geloof is dit het ultieme teken van gemeenschap vormen over alle grenzen van tijd en ruimte heen, over de grenzen van deze kring heen. Ieder van ons draagt mensen in het hart die hier vandaag – om welke reden ook – niet bij ons kunnen zijn. Om die mensen aanwezig te stellen, ontsteken wij deze kaars. We houden even halt en in de stilte van ons hart brengen wij hun namen en gezichten voor het aanschijn van onze god.
(kaars aansteken en even met belletje rinkelen)

Gebed

Onnoembare en Nabije,
Doorheen de tijden heb jij je onomkeerbaar met ons verbonden.
Als geen ander heeft Jezus de kracht van die verbinding aangevoeld en ze voor ons zichtbaar gemaakt. Daarom was breken en delen voor hem geen plicht. Het was hem immers ingeschapen gekeerd te zijn naar de ander. Niet de wet maar betrokkenheid was voor hem maatstaf van leven.
Met die maat willen ook wijzelf meten, Hem achterna. Opdat uw visioen dichterbij kome: een wereld van gerechtigheid voor allen en brood voor iedereen. Amen.”

Breken van het brood
In dit uur willen wij doen wat Jezus ons heeft voorgedaan: brood breken met en voor elkaar. Het is het teken dat wij niet alleen brood maar ook ons léven willen delen met en voor elkaar. Wie wil kan dit ook letterlijk doen. Wie dat wil, kan even tot aan het altaar komen om kort een gedachte of een voorbede uit te spreken of kan een persoonlijk gebeuren, een wens met ons delen. Na een inbreng kan hij dan een stukje van het brood breken en het terug in het mandje leggen. Na elke inbreng van één van ons zingen wij “Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar”.

Mag ik vragen dat enkele mensen naar een mandje gaan, het brood verder breken en terug in het mandje leggen.

Opheffen van het brood

“Kom in mij, win, ontwapen mij, zie mij, doe mij aan.
Weersta mij, wacht mij, delf in mij.
Ontdooi mijn naam, ontraadsel mijn bestaan.”

Laten we dan bidden tot Abba zoals Jezus het ons heeft voorgedaan:
Onze Vader
We blijven rond het altaar staan en delen het brood met elkaar en gaan daarna zitten.

Muziek tijdens de communie: CD “A fair meadow” – track 1 (harpmuziek)
Communielied “ Kleine psalm” (851): “Dat liefde maatstaf van leven is….”
Voorbeden door de wereldgroep
Slotgebed : idem als openingsgebed

Onnoembare en Nabije,
Wees stem als een hoorn van genade,
breek open de wolken dat licht door mij heen stroomt.
En liefde mij aansteekt tot over de dood.
Naar u zal ik uitzien en opstaan
en weten van schoonheid en kracht.
Moge het zo zijn uit kracht van Jezus, uw zoon als geen ander. Amen

Zegen: uit het boek Numeri

Moge de Heer u zegenen en behoeden.
Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn.
Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken.
Amen


------