------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




22 januari 2017: Derde zondag

      Terstond lieten zij hun netten in de steek (Mt.4,12-23)

Marcel Braekers, op

Openingszang 104: “Gezegend dit uur en het licht”

Begroeting


Gezegend dit uur, de dag en het licht ons gegeven. Gezegend de woorden die worden gesproken en de mensen die hier samen zijn. Gezegend de velen die wij meedragen, de wereld waarvoor wij verantwoordelijk zijn. U zegenen en begroeten wij die Vader zijt, Zoon en Geest.
Laten we ons gereed maken, wachtend en luisterend om toegesproken te worden en te horen wat voorbij de woorden ons draagt en optilt. Laten we onze ogen sluiten, thuis komen in ons lichaam, goed ademen en stil zijn. … ook wij worden zoals de eerste apostelen geroepen om Jezus te volgen. Laten we dus horen en horend ons overgeven aan Zijn oproep. En zingen we Gods lof

Loflied 537: “Zegent de Vader”

Gebed

Gij hebt uw Naam
Uw volk te kennen gegeven;
U geopend naar ons toe
Als barmhartig en genadig,
Ruim van hart en rijk aan toekomst.

Laat Uw Naam, God,
Geschreven staan ook in onze dagen,
Eerbiedigd worden door wie wij zijn,
Geheiligd worden door wat wij doen.

Want dan toch zult Gij zijn
Een licht voor ons uit,
Een weg uit het duister.

Gij hebt ons gezien en bij onze naam geroepen,
Houd ons dan vast
Met liefde, die blijft.
Omwille van uw Naam      (S. de Vries, Het rijk alleen, p. 193)

Inleiding op de lezingen
De twee lezingen verwijzen naar elkaar via een geografisch gegeven, de streek van Zebulon en Naftali. Het waren twee zonen van Jakob waarvan de afstammelingen samen met de andere stammen de 12 stammen van Israël vormden. Toen die het beloofde land in bezit namen kregen de kinderen van Zebulon en Naftali het noordelijk gedeelte van Israël. Het was een berg- en bosrijk gebied gelegen tussen het meer van Galilea en de zee waar men vooral leefde van landbouw en visserij. Het was de streek waar na de deportatie door Assyrië veel heidenen zich hadden gevestigd. Rond het meer stonden kleine nederzettingen van arme vissers. Als Israël werd aangevallen vanuit het Noorden dus vanuit Syrië of Babylonië was dit gebied het eerste dat werd overvallen en de mensen gevangen werden genomen. Vandaar dat Jesaja zich expliciet richt tot hen en zegt dat specifiek voor deze streek een Messias zal opstaan om hen uit de ballingschap te halen.
     Mattheüs die heel de Bijbel leest vanuit de leessleutel ‘het leven van Jezus’ betrekt die tekst van Jesaja op zijn evangelie. Jezus is voor hem de Messias en begint zijn openbaar optreden daarom in deze streek. Hij kiest niet voor het centrum van het land, Jeruzalem en Judea maar voor het Noorden en de plaats waar ook Johannes optrad.

Eerste lezing Jesaja 8,23-9,3

Ja, er is geen ontkomen aan voor hem die erdoor omsloten wordt. In het verleden heeft God smaad gebracht over het land van Zebulon en over het land van Naftali, maar in de toekomst brengt Hij de Weg naar de Zee tot bloei, het Overjordaanse, en het Gewest van de heidenen.
Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet dan een helder licht, over hen die wonen in een land vol duisternis gaat dan een stralend licht op. Uitbundig laat Gij hen juichen en overstelpt hen met vreugde; zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit. Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, Gij breekt ze stuk als op de dag van Midjan.

Tussenzang 772B: “Voor kleine mensen”
Acclamatie voor en na evangelie 124: “Open die woorden”

Evangelie Mt. 4, 12-23

Toen Jezus vernam dat Johannes was gevangen genomen, week Hij uit naar Galilea. Met voorbijgaan echter van Nazaret vestigde Hij zich in Kafarnaüm aan de oever van het meer, in het grensgebied van Zebulon en Naftali, opdat in vervulling zou gaan het woord van de profeet Jesaja: Land van Zebulon, land van Naftali, liggend aan de zee, Overjordanie: Galilea van de heidenen. Het volk dat in de duisternis zat, heeft een groot licht aanschouwd; en over hen die in het land van de schaduw van de dood gezeten waren, over hen is een licht opgegaan. Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: “Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij”.
Eens toen Hij zich bij het meer van Galilea ophield, zag Hij twee broers, Simon die Petrus wordt genoemd en diens broer Andreas, bezig met het net uit te werpen in het meer. Zij waren namelijk vissers. En Hij sprak tot hen: “Komt, volgt Mij: Ik zal u vissers van mensen maken.” Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder zag Hij nog twee broers, Jakobus en diens broer Johannes; met hun vader Zebedeüs waren zij in de boot de netten een het klaarmaken. Hij riep hen, en onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader achter en volgden Hem.

Homilie

Als Jezus verneemt dat Johannes in de gevangen is, keert Hij terug naar Galilea, zo staat in de tekst. Hij was dus eerst in Galilea waar Hij gefascineerd raakte door de oproep van Johannes en zich door hem liet dopen. Daarna keert Hij terug naar huis, maar als het project van Johannes dreigt stil te vallen treedt Hij naar voor en begint op zijn manier die verkondiging voort te zetten. Zo roepen de omstandigheden Hem op tot handelen. Geeft dat alles ons niet een veel menselijker beeld van Jezus en van de evolutie die Hij heeft doorgemaakt?

Mattheüs plaatst dit stukje evangelie heel bewust tussen de doop en de bekoring in de woestijn en het eerste optreden via de Bergrede. Dat Jezus ervoor kiest om zich in de stad Kafarnaüm te vestigen dicht bij het meer van Galilea is van niet te onderschatten belang. Hij begint zijn openbaar leven niet in Judea, in Jeruzalem en de tempel. Dat was toch dé plaats bij uitstek om de Joodse godsdienst te hervormen en mensen te bekeren. Nee, Hij trekt naar de armste streek en naar het gebied waar het meeste heidenen wonen, naar ‘de boerkes van Galilea’ zouden ze in Judea zeggen. Mattheüs ziet Jezus als de Messias zowel voor Joden als voor heidenen en met een voorkeur voor de armsten. En tot deze mensen roept Jezus: ‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij.’ Terwijl Johannes zei ‘kom tot inkeer en doe gerechtigheid’, zegt Jezus ‘Het rijk van de hemel is nabij’. Specialisten discussiëren over dat woord ‘nabij’. Bedoelde Jezus ‘dicht bij jezelf of in jou’ (Schleiermacher), of ‘dat een samenleving van gerechtigheid staat te gebeuren’ (Gollwitzer). De twee betekenissen kunnen samen bestaan.

Hoe nabij dat rijk wel is, blijkt uit de roeping van de eerste leerlingen. Jezus ziet bij het meer enkele vissers en tot twee keer toe nodigt Hij hen uit Hem te volgen. Elke keer zijn het twee broers, want Mattheüs ziet hen nu reeds als voorlopers van de eerste broedergemeenten. Twee keer schrijft Mattheüs dat ze ‘meteen’ hun netten achterlieten of de tweede keer hun vader alleen lieten verder ploeteren. Eutheoos staat er: onmiddellijk, onverwijld. Je zou verwachten dat die mannen Jezus beluisterden, in de ban geraakten en na wat getwijfel en heen en weer lopen, na praten met hun vrouw en familie besloten hun gezin achter te laten en mee te trekken. Nee, het is alsof een bliksem hen trof en ze willoos zich lieten meevoeren. Mattheüs was er niet bij, misschien ging hij voort op wat die leerlingen achteraf vertelden of schoof hij zijn eigen ervaring ertussen. Wat hij wil zeggen is dat de ontmoeting met Jezus iets overrompelend had waardoor de alledaagse redelijkheid buiten spel werd gezet.

Iedere toehoorder of lezer van de tekst dacht daarbij onmiddellijk aan de roeping van Abraham. Toen God hem riep, liet Abraham alles in de steek, zijn land, zijn stam en familie om die stem te volgen. Het horen van de uitnodiging was een overrompelend moment van verlichting waardoor zijn leven grondig veranderde. Datzelfde gebeurt nu met deze vissers.

Het doet denken aan die beroemde haiku in het boeddhisme: een kikker springt in het water en de plons die de stilte doorbreekt geeft de dichter een moment van verlichting. Hier is het de stem van Jezus die een onweerstaanbare zuigkracht heeft op deze vissers. ‘Eutheoos’: zonder nadenken, open en kwetsbaar laten ze zich raken en geven ze zich over aan het gebeuren. Het is alsof de roep van Jezus hen raakt tot in hun diepste vezels en de weg opent naar een nieuw ervaren en een nieuw leven. Mattheüs noemt verder drie van hen die aanwezig zullen zijn bij de verheerlijking op de berg Thabor en later in de tuin van Gethsemane. Zo worden ze later mensenvissers. Hun roeping maakt duidelijk wat bedoeld wordt als Jezus zegt ‘het rijk van de hemel is nabij’. Onmiddellijk hierna staat de Bergrede met zijn zaligsprekingen en wordt verder uitgediept wie deze leerlingen zijn en wat de ethiek is waarnaar ze proberen te leven.

Dit gebeuren speelde zich 2000 jaar geleden af, maar de evangelist tekende het op voor alle latere generaties met de uitnodigende vraag of wij opnieuw die stem kunnen horen, of we ons willen laten raken om ook meteen op te staan en een omkeer aan ons leven te geven.

Tijdens groot dankgebed refrein 134: “Laudate omnes gentes”
Na de communie lied 581: “Zoals ik zelf gezonden ben”


------