------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





29 januari 2017

        Zij die gebogen zijn (Mt. 5, 1-12)

Geert Craps

Openingslied 001: "Wie anders zou de Hemel dragen"

Inleiding

Laten we hier samenzijn in de eenheid van onze God, de vader, zoon en heilige geest.
Het evangelie van vandaag is zo bekend, dat ik erover kan spreken zonder dat we het gelezen hebben. We horen vandaag nl. het begin van de Bergrede bij Mattheus, de zaligsprekingen. Je begint dan zo’n bijbelpassage toch nog maar eens na te lezen, als je de viering voorbereidt. En ik bleef meteen steken bij de eerste zin... In de nieuwe bijbelvertaling staat “Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.” We kennen die zin klassiek als “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen”. De vertaling maakt eigenlijk niet zoveel uit, in de twee gevallen denk ik dan: wie zijn mensen, die “nederig van hart” of “arm van geest” zijn? En wat hebben ze mij te vertellen?

In het boek De Bergrede van Jo Tigcheler las ik dat het Griekse woord bij Mattheus dat we vertalen met armen of nederigen waarschijnlijk teruggaat op het Hebreeuwse woord anawim: de gebogenen. In dat woord zit zowel een materieel als een geestelijk aspect. De gebogenen zijn namelijk:
- de mensen die economisch, politiek, materieel gebukt gaat onder uitbuiting, armoede,
   ziekte. Iemand in beroerde maatschappelijke positie
- en die (daardoor) een geestelijke houding hebben van gewoon zijn, niet verwaand.
  Zij verwachten het heil niet van zichzelf. Zij zijn de geweldlozen zonder rancune.

Er klinkt in die omschrijving van de nederigen van hart iets heel authentieks door. Verder in de Bergrede komt dat terug. Later staat er: “gelukkig wie zuiver van hart is”. Dat zuivere is (alweer volgens Tigcheler) een verwijzing naar de cultische zuiverheid: de farizeeën moesten zuiver zijn, de handen wassen, ritueel rein zijn. Maar voor Jezus zijn het zuiveren van hart die op de goede weg zijn. Zij die authentiek aan de binnenkant zuiver zijn. Ook de nederigen van hart hebben iets heel naïef-oorspronkelijks.

Toen ik dat allemaal las, dacht ik: ik ga hier niet te lang over blijven praten. Laat ik de “armen van geest” zelf aan het woord laten. Voor we luisteren naar het evangelie wil ik daarom vandaag drie korte getuigenissen laten horen, van of over mensen van wie ik vermoed dat er iets “nederigs van hart” in het spel is. We wisselen die getuigenissen af met een paar (strofen van) liederen.

Openingsgebed

Gij vervult ons met de hoop op de komst van uw Rijk,
dat verlossing in ons bereik is voor ons, uw mensen.

Blaas die vonk aan en de gloed zal ons warmen
en aanstekelijk maken.

Laat de hoop vrucht zetten
in goedheid onder de mensen,
in verzoening tussen de volken, en vrede op aarde,
die duren zal als de dag waarop geen nacht meer volgt.
      (Naar: Sytze de Vries, Bij Gelegenheid)

Getuigenissen

I. Onze kapelgenoot Herman Wouters verzamelde in zijn boekje Verder zien een aantal verhalen uit zijn dagelijkse praktijk met verstandelijk gehandicapten, waarin hij in kleine dingen het spirituele ervaart. Dit is zo’n verhaal. Herman expliciteert het effect van zijn ontmoeting niet, maar je voelt het wel heel goed…

“Maandagmorgen.
Het is maandag en ik vind het erg om naar mijn werk te fietsen. Vorige vrijdag was er een overlegvergadering met een andere dienst, en ik was erg ongelukkig over wat er gezegd werd. Ik voelde me aangevallen door een aantal uitspraken over het systeem van vergaderen dat ik in mijn paviljoen hanteer. Persoonlijk vind ik het systeem erg goed, maar ik kon aan mijn collega’s niet goed uitleggen wat er nu zo positief aan is. Ze begrepen mij niet en waren ook niet bereid om te luisteren.
Het hele weekend speelde de discussie mij parten. ’s Morgens vroeg begon het piekeren al en het was niet te stoppen. Ik koester de gedachte om ander werk te zoeken.
Als ik op het domein aankom, woelt het negatieve gevoel nog steeds in me. Ik ben dit niet waard, vind ik. Ik draai de parking op en zie Marc, een verstandelijk gehandicapte bewoner, met zijn orthopedische driewieler naar het werk fietsen. Als we elkaar tegenkomen, slaan we graag een babbeltje.
Hij ziet me aankomen en houdt onmiddellijk halt om me op te wachten. Hij tovert een glimlach tot achter zijn oren als begroeting. We rijden een stukje samen. ‘Comment ça va?’ vraagt hij in zijn beste Frans, want hij is afkomstig uit Wallonië. ‘Comme ci, comme ça’ antwoord ik. Hij lacht breed omdat ik in zijn taal antwoord.
Wat verder stapt Danny naar het atelier. Ik bel. Hij draait zich om en als hij mij ziet, komt hij luid roepend, onhandig lopend, met zijn handen hoog boven het hoofd zwaaiend naar me toe gelopen. Hij loopt er de hele weg voor terug.
Jimmy komt uit zijn paviljoen met zijn looprek voor zich. Als ik hem goedemorgen toeroep, stopt hij met stappen. Hij draait langzaam zijn hoofd om te kijken wie hem roept. Als hij mij opmerkt, begint hij met grote pretogen heel enthousiast en enorm luid ‘Hé, hé, hé!’ te roepen. Het hele domein moet het horen.” (Herman Wouters, Verder zien, p. 91-92)

Lied 357: “Dit ene weten wij”

II. Arnoud Raskin is een Vlaamse ondernemer die gestart is met Mobile Schools: hij ontwikkelde een verrijdbaar meubel waarmee hij straatkinderen van de Filipijnen tot Guatemala les geeft. Door naar hun manier van leven te kijken, vindt hij aansluiting bij de straatkinderen, en ziet hij ze ontwikkelen en hun eigenwaarde terugvinden. Raskin blijft wel een zakenman. Hij verwerkte de strategieën die straatkinderen gebruiken om te overleven in een managementboek StreetwiZe, dat inspiratie biedt voor managers om hun bedrijf beter te laten draaien. Een getuigenis van een van zijn collega’s over haar ervaringen met de mobiele school:

“De kinderen troepten samen rond het schooltje. Ik zag de fonkel in hun ogen, het enthousiasme, de leergierigheid en creativiteit. Als een spons absorbeerden ze alle prikkels. Hoewel ik nauwelijks Spaans kon, was communiceren met de kinderen gemakkelijk. Met lichaamstaal en wederzijdse betrokkenheid kan men een heleboel communiceren. En samen creëren is een zelfmotiverende drijfveer. Eerst maakten we samen Origami van vliegende vogeltjes. Dan gingen we poppenkast spelen.
Hier kwam ik voor het eerst in contact met een bendelid van “18”, met twee tranen op zijn gezicht getatoeëerd. Het was een jongen van zeventien. Ik wist meteen welke achtergrond van geweld in hem schuilde en bevroor ter plekke, niet wetend hoe ik me moest gedragen. Maar voor ik het wist begin hij giechelend mee te spelen met de poppenkastpoppen. Hij speelde samen met de jongens van zeven en acht jaar, net alsof hij zelf nog een kind was. And I kicked myself om mijn vroegere oordeel te laten primeren en hem aanvankelijk geen eerlijke kans te geven. Nu kreeg ik de kans om in hem het kind te zien dat nooit de kans kreeg zelf een kind te zijn.” (A. Raskin, StreetwiZe, p. 60)

Lied 316: “Deze wereld omgekeerd”

III. Kader Abdollah is een Iraanse schrijver die vluchtte voor het regime van de Ayatollahs en na vele omzwervingen in Nederland terecht kwam. Vorig jaar gaf hij op 12 mei een bevlogen toespraak over het vluchtelingenprobleem in het Vlaams Parlement. Abdollah is een vrolijke treurende, die solidariteit vraagt met de bedroefden, ook al klinkt dat nog zo onwaarschijnlijk.

“De terreur, de jihadisten, de aanslagen. Zij die gevallen zijn, zij die gedood zijn en zij die gearresteerd zijn. We denken aan de slachtoffers. Ik denk aan de slachtoffers. Maar wat moeten we met de jihadisten? (…) Nu blijven wij over. Hoe moeten wij dit verwerken? Hoe moet ik omgaan met die gruwelijke gebeurtenissen? Met woede en haat rondlopen en er constant mee bezig zijn?
Wie met haat rondloopt, vergiftigt eerst zijn eigen lichaam en dan de samenleving. De ervaring heeft me geleerd dat ik het zo niet moet aanpakken. De wijsheid luidt: vergeef de jihadisten. Doe het voor hun moeders en hun geliefden. En laat de rest aan het leven over. (...)
België moet niet, mag niet de schuld van alles in de schoenen van de islamieten, IS, jihadisten en terroristen schuiven. België moet aan de ouders van de jihadisten kunnen uitleggen waarom het land hun zonen niet heeft kunnen beschermen tegen de jihad. (…) Het verdriet van de families van de jihadisten is het verdriet van België. Als schrijver doet het me pijn dat de Belgische media over dit verdriet zwijgen.
Het zal het koninkrijk sieren als het die families condoleert voor het gemis van hun dierbaren. Het is een collectief verdriet onder de immigranten van België. Zolang België dit verdriet niet erkent en als zijn eigen beschouwt, zal het nodige evenwicht niet terugkeren naar Brussel. Er ontstaat een soort apartheid, waar de ouders van vele immigrantengezinnen machteloos tegenover zullen staan. Machteloos omdat ze hun kinderen niet kunnen beschermen tegen de jihad. Wees niet kwaad op die mensen. Open een luik waardoor je met hen praten kan.”

Lied 552: “Maak ons tot het zout der aarde”, strofe 1 en 2
Evangelie Mattheus 5, 1-12

Slotbedenking


Wat me frappeert in de verschillende getuigenissen, en in de zaligsprekingen van het evangelie, is de terugkeer tot de eenvoudige essentie. We hebben 2000 jaar theologie achter ons, en veel dikke boeken om te lezen, maar de zaligen - die van de getuigenissen en die van het evangelie - wijzen ons opnieuw op een aantal simpele dingen. Dat een hartelijke groet wonderen doet, dat een onbevangen blik op de ander die ander en mezelf bevrijdt, dat vergeving verder gaat dan ik denk…

Dat de zaligen worden geprezen om hun eigenschappen, maakt die aanspreking ook tot een aansporing: dit zijn de mensen die op de goede weg zijn. Zó moet je doen. Het vooruitzicht voor al deze groepen, “het Rijk der Hemelen”, het einde aan materieel of geestelijk lijden, wordt immers stapsgewijze gerealiseerd door zo te zijn als zij. Het Rijk der Hemelen is de vervulling van deze wereld. In de mensen die zalig genoemd worden, kunnen we al het mysterie ervaren van wat het is om in de voltooiing van het Rijk te leven.

Hun authenticiteit, het ontbreken van een agenda, de simpele terugkeer tot de essentie bewonder ik enorm, en kan ons leiden. Het volstaat om soms eens een stap achteruit te zetten en de zaken opnieuw vanuit de eenvoudige basisprincipes te bekijken. Vooral wanneer we zoals in het huidige tijdsgewricht, gebombardeerd worden met onheilstijdingen, en veel dingen zo moeilijk en onbeheersbaar aanvoelen. Zoals Mattias Schoenaerts ooit in een interview zei: “als het leven complexer wordt, moet je filosofie eenvoudiger worden”.
De zaligsprekingen gaan ervan uit dat het mysterie van het voltooide leven concreet vorm krijgt in door en door simpele menselijkheid: pretentieloosheid, mildheid en genegenheid, vergeving, kwetsbaarheid en weerloosheid, werken aan vrede en gerechtigheid. Het rijk is een werkzame, doenbare toekomstverwachting. Wie anders zou de hemel dragen?

Offerande     muziek
Groot dankgebed
149: “Oergebaar”
153: “Verschenen is de mildheid”
Communie   muziek
Communielied 803: “Hoe is uw naam”

Slotgebed

Gij vervult ons met de hoop op de komst van uw Rijk,
dat de verlossing nadert van uw mensen.
Blaas die vonk aan en de gloed zal ons warmen
en aanstekelijk maken.
Laat de hoop vrucht zetten
in goedheid onder de mensen,
in verzoening tussen de volken, en vrede op aarde,
die duren zal als de dag waarop geen nacht meer volgt.

------