------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





12 februari 2017: zesde zondag

  Een bevrijdende God die geen andere goden naast zich duldt.

Lut Saelens

Openingslied 103: "Gezegend deze dag"

Begroeting


In de film Trois couleurs: Bleu behandelt de Poolse regisseur en filmscenarist Kieslowski het thema vrijheid. Julie Vignon, het hoofdpersonage, verliest haar man, een beroemd componist, en haar dochtertje bij een auto-ongeval. Volledig emotioneel verdoofd doet ze afstand van alles wat haar aan het verleden herinnerde: een prachtige woning, bezittingen, de muziek van haar man, de mensen om haar heen. Anoniem en alleen woont ze in Parijs en ze zegt aan haar dementerende moeder: “Nu wil ik maar één ding: niets”.

Maar gaandeweg wordt duidelijk dat Kieslowski deze fase in haar rouwproces slechts als een stap naar bevrijding ziet, een stap op weg naar iets groters. Leeg en gelouterd laat ze de wereld voorzichtig opnieuw binnenkomen en bekijkt ze die met veel meer mededogen, mildheid en liefde. Zo slaagt ze erin de draad met het leven terug op te nemen. Ze werkt het onvoltooide muziekstuk van haar man zelf verder af met de hulp van zijn vroegere assistent die haar geliefde wordt. Ze schenkt haar vroeger huis aan het buitenechtelijk kind van haar overleden man. Het verleden wordt zo niet langer verdrongen, maar krijgt een nieuwe betekenis en plaats in haar leven. Enkel op die manier is het mogelijk om terug toekomstperspectief te hebben.

Nu ze echt bevrijd is, kan Julie eindelijk wenen en is ze opnieuw in verbinding met zichzelf. Loutering en bevrijding ziet Kieslowski als een verdiepingsproces om uit te komen bij de liefde. Op het einde van de film zingt het koor een fragment uit Paulus’ brief aan de Korintiërs: “Nu echter blijven geloof, hoop en liefde de grote drie; maar de liefde is de grootste”.
Bevrijding en liefde, daarover gaan de lezingen van deze viering. In lied 510 vragen we de Heer om bevrijding

Lied 510: “Wees hier aanwezig” (Wek uw kracht en kom ons bevrijden)

Gebed: Psalm 135

Wij geboren slaven
staan met zielstemmen te zingen
in jouw bloeiende hoven, je marmeren hallen.
Goed van jou dat wij hier mogen zijn.
dat jij boven alle opperbedenksels
onze God bent en blijft.

Die onze hartslag hoort,
ons doet verlangen
naar sterren-vuur-vulkanen,
branding, nevelvelden, stormen adem.

Lofzang voor Jou

In Angstland is het begonnen,
jouw gevecht voor ons leven
tegen godenzonen van zon --
zij stierven de een na de ander
opstandige slaven kregen hun land:
opstandelingen werden jouw volk
kregen hun land-het zal,
eeuwige dagen.

Doe mensenrecht aan jouw volk.
Beweeg het tot Vrede Nu.

Ik denk en bedank die Ene
Die mij toezegt Ik-zal.

Die mij stuurt van de een naar de ander
om elkaar te bevrijden.
                    Huub Oosterhuis, 150 psalmen vrij

Inleiding op de lezingen:

In de lezingen die ik gekozen heb voor vandaag gaat het over een heel diepe levenswijsheid. Over datgene wat meest belangrijk is voor de mens in zijn relatie met God, zijn naasten en zichzelf. De eerste lezing uit het boek Exodus gaat over de eerste geboden. De tekst begint met de zelfopenbaring van God als iemand, die uit is op bevrijding. Hier wordt de toon gezet voor een juiste duiding van de woorden die daarop volgen. In het evangelie van Marcus stelt een Schriftgeleerde de vraag aan Jezus wat het belangrijkste gebod is. Jezus antwoordt dat de liefde tot God, de naaste en zichzelf het fundament vormt van alle wetten en geboden.

Eerste lezing: Exodus 20, 1-6
Tussenzang lied 552: “Maak ons tot het zout der aarde”
Evangelie: Marcus 12, 28-34

Homilie


Toen we in het leerhuis startten met de eerste twee geboden, waren de reacties van de deelnemers nogal gevarieerd. Sommigen hadden het terecht moeilijk met het beeld van een God die zich positioneert als de enige ware die niemand naast zich duldt. Ruikt dat niet naar een soort fundamentalisme? Met het beeld ook van een wrede God, die onschuldige kinderen straft voor de misstappen van hun ouders en dit tot in het vierde geslacht. Kunnen we dan echt van een bevrijder spreken? Sommigen dreigden er bijna hun geloof bij te verliezen…

Voor mij was het vooral de openingszin die mij trof: “Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.” Een bevrijdende God! Die ons wil bevrijden van alles wat ons verknecht, van alles wat ons als individu en als gemeenschap ontmenselijkt, naar beneden haalt en van zin berooft. Wat een opluchting en troost! Voor zover ik mij herinner was mijn katholieke opvoeding thuis, op school en in de kerk weinig doordrongen van deze vrijheidsgedachte.

“Ik ben de Heer, uw God” zegt Hij. En “ik ben de enige”. “Vereer naast mij geen andere goden” Dit komt op zijn minst gezegd aanmatigend over, maar God stelt de zaken eigenlijk gewoon zoals ze zijn: God kan niet vergeleken worden met gelijk welk ander schepsel en we kunnen er ons onmogelijk een beeld van vormen. Eerder dan Hem een naam te geven, wordt in de bijbel een omschrijving gebruikt: Adonaï: “de eeuwige, degene die was, is en zal zijn. Adonaï wordt gevolgd door een tweede woord dat ook een omschrijving is: Elohîm, een meervoudig woord dat verwijst naar alle creatieve krachten van het universum. God wil niet opgesloten, gereduceerd worden tot een beeld, zoals ook wij mensen niet willen vastgepind worden op een etiket. Tessa Bielecki, die vroeger non en abdis was en nu in een blokhut woont in de wildernis van Colorado, zegt: “God is een wilde God die niet getemd kan worden. Mensen gebruiken God om hun eigen handelingen te rechtvaardigen. Ze leggen Zijn bedoelingen uit alsof ze weten wie Hij is en alsof Hij bij hen in dienst is.” Onze relatie met God vereist aandacht, het voortdurend in vraag stellen en bijsturen van onze overtuigingen en hierbij ook voortdurend onszelf en al datgene wat we belangrijk vinden in vraag stellen.
“Een God die geen andere goden naast zich duldt”. Afgoden, al het menselijke dat we verheffen tot een goddelijke status, vervreemden ons van God, houden God van ons af. Vaak ben ik me onvoldoende bewust van alles wat ik buiten proportie zie en een bijna goddelijke status geef in mijn leven, waardoor ik mezelf gegarandeerd vast rijd. Soms moet ik eens ernstig met mijn hoofd tegen de muur lopen voordat ik bepaalde zaken kan of wil in vraag stellen.

Geldt dit ook niet voor de maatschappij waarin we leven? Timothy Radcliffe zegt: “Het probleem van onze samenleving is niet dat ze geseculariseerd is, of dat er een gebrek aan interesse is voor religie. Integendeel, we zijn in sommige opzichten juist veel te religieus, we aanbidden te veel goden. Maar het probleem is dat de mensen niet meer geloven in een levende God die mensen bevrijdt". Een bevrijdingsproces dat weliswaar pijnlijk kan zijn omdat het ons confronteert met de eindigheid en onvolmaaktheid van onszelf en van alle menselijke creaties. Een moeilijke weg maar een weg die leidt naar meer mildheid en mededogen voor onszelf en voor anderen.

Hoe meer we ons kunnen losmaken van al onze afgoden, hoe meer ruimte en openheid we creëren voor een relatie met God en het vrije, overvloedige leven dat Hij ons aanreikt. Hoe intenser die relatie is, hoe gemakkelijker het voor ons wordt om zijn geboden na te leven in onze relaties met de mensen rondom ons. Dan begrijpen we veel beter dat de decaloog geen codex is van verplichtingen maar een kompas in de richting een grotere levenskwaliteit voor onszelf en onze naasten. Onze relatie met God zelf vormt het startpunt. Het juiste handelen vloeit hieruit voort. Iemand in ons leerhuis formuleerde het heel treffend: “Het eerste gebod omvat alle andere. Als dat bij ons ok is werkt het inspirerend en voedend voor de andere geboden”. Dank zij de heel intense relatie die Christus met de vader had waren zijn relaties met de mensen zo authentiek en zijn handelen zo juist. Hoewel Hij de wet van het Oude Testament respecteerde beklemtoonde Hij vooral de geest van de wet, de goddelijke inspiratie ervan. En omdat Hij zo doordrongen was van de Geest, kon Hij alle wetten samenvatten in slechts één wet: bemin uw God met gans uw hart en uw naaste zoals uzelf.

In de Westerse samenleving is God meer en meer een vreemde geworden, de grote afwezige, maar daarmee ook is de stuurloosheid meer en meer toegenomen. Omdat de geest ontbreekt worden we bedolven onder een berg van wetten en regels. Augustinus schrijft: hoe minder inspiratie, hoe meer voorschriften.
In de kerstviering had Marcel het over onze ontwrichte samenleving en hoe we stilaan een keerpunt naderen, een punt van radicale bekering. Zo radicaal dat het mensen ontwricht en ontheemt. Hij formuleerde heel treffend wat onze wereld nodig heeft: “dat we terug onze eigenste, diepste grond moeten vinden, erin thuiskomen en alles wat we hebben en wat we zijn in vraag stellen”. Een radicale verandering is volgens hem op de eerste plaats een verticale omkering en pas daarna een horizontale, dus eerst naar ons diepste zelf afdalen, naar de grond van ons bestaan, en pas daarna naar de anderen en de wereld. Op een nieuwe manier moeten we een God in de diepte van onszelf ontdekken om zo bereid te zijn ons in te perken, gerechtigheid te stichten en veelstemmigheid toe te laten”. Tot daar de kerstboodschap van Marcel.

Kieslowski verwijst in zijn film Bleu niet expliciet naar God maar Julie, zijn hoofdpersonage, gaat door die verticale omkering. Die is pijnlijk, vol onzekerheid als een dwalen in de woestijn, maar ze komt er als nieuwgeboren uit. Kieslowski beschrijft het proces waar ze doorgaat als een bevrijding, een bekering, die haar als persoon optilt tot een hoger spiritueel niveau en een beter, vrijer mens van haar maakt. Die haar meer in staat stelt tot echte liefde. Volgens mij heeft ze in de diepste duisternis een lichtende kracht gevonden die haar bevrijdde. Binnen de totale leegte en onzekerheid kan God binnenkomen. In het proces van continu loslaten kan onze relatie met God verder verdiepen en kan onze liefde voor de mensen meer authentiek en voedend zijn. Amen.

Lied 149: “Oergebaar”
Tafelgebed 152 met refrein 134: “Laudate omnes gentes”
Communielied: 583: “Uit staat en stand”

Slotgebed: Psalm 119 (129-136)

Onze afspraken, wonderen zijn het.
Ik wil me eraan houden met heel mijn ziel.
Uw woord, een open raam waar licht uit schijnt:
onwetende mensen zien en begrijpen.
Ik sper mijn mond wijd open, van honger
naar uw geboden, alle tien.
Keer U naar mij toe, ontferm U
ik heb uw Naam lief-doe mij recht.
Tree voor tree beklim ik de woorden
mij aangezegd-laat geen ongeluk
mij overkomen.
Wees mijn losser, koop me vrij uit onderdrukking.
Dan blijf ik bij wat geschreven staat.
Doe lichten voor mij uw aangezicht
De woorden die geschreven staan, leg ze mij uit.
Mijn ogen stromen over als rivieren
om een wereld die uw woord niet wil.
            Huub Oosterhuis 150 psalmen vrij

 
------