------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





2 april 2017: Vijfde zondag van de Veertigdagentijd

         Kunnen deze beenderen herleven?
                Ezechiël en Lazarus

Frida van Sijdenborgh

Openingslied 365: "Licht dat ons aanstoot in de morgen"

Stilstaan op de as van lijden en stilte is onderweg zijn naar een jubelende Paasmorgen en vandaag al opstaan tot een nieuw leven. Is dat niet geloven in wat onmogelijk lijkt? Kijk naar de tijd waarin wij leven. Het populisme smeult zich een weg en verteerd verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden en minderheden. Mensenrechten worden geschonden in vele landen, zoals Turkije, waar vrije journalisten en andersdenkenden worden opgepakt om hun stem tot zwijgen te brengen. Denk ook aan mensenrechtenschendingen o.a. in Syrië, Jemen, Rusland, en in Zuid Soedan met een vernietigende hongersnood als gevolg.

Vluchtelingen horen bij ons leven van vandaag. Wij zullen hen beter kunnen begrijpen als wij naar hun verhalen luisteren. Een Syrische vluchteling in Duitsland vertelde dat hij boer was geweest in Syrië en veel heimwee had naar zijn citroen- en granaatappelboomgaarden, naar de geuren van zijn vaderland. “De oorlog heeft mijn leven onderbroken, toch weet ik wat leven is. Ik heb nu een nieuw land waarin ik mag wonen. Kijk ik heb een kweekdoosje met ontkiemende citroen- en granaatappelpitten. Ik zal ze hier in mijn nieuwe land op beschutte plaatsen in de grond zetten. Hier zal ik een nieuw thuis opbouwen in het land dat mij asiel heeft verleend. Het zal wel een heel ander leven zijn maar wat mijn geloof betreft, wij beschouwen ons geloof als de tempel van ons land. Dat neem ik mee in mijn hart”.

En wij, de meesten van ons toch, hebben het zeldzame geluk gehad, dat wij al zolang in de luwte van de geschiedenis hebben mogen leven. Wat doet dat met ons? Vandaag lijkt het erop dat onze kerken leeg lopen, door lauwheid, door organisaties die de kerk van binnenuit kapot reorganiseren. Gelukkig zijn er ook uitzonderingen: kerken die met liefde de kerk kunnen laten stralen: van binnenuit naar buiten toe. Dat heet genade en leven door de Geest. Wij moeten wel om die Geest bidden!

Lied 390: “Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer”

Gebed

Wij danken U, God, dat wij vandaag weer bij elkaar mogen zijn in deze viering en dat wij U, door middel van het Woord, en ook elkaar, mogen ontmoeten.
Soms kunnen wij niet komen, en kunnen ouderdom en ziekte, het ons moeilijk maken. Bij het ouder worden komen soms ook de gebreken en dan wordt leven een kunst maar soms ook een strijd om te roeien met de riemen die wij hebben. Wilt U ons dan troosten en nabij zijn. Wilt U hen die rouwen, troosten en uw hulp schenken. En wilt U vluchtelingen een thuis geven.
Ons leven ligt in uw Vaderhand geborgen, altijd of wij nu jong zijn of oud.

En wanneer wij ‘s avonds onze ogen sluiten na een lange dag, laat ons dan, Eeuwige, onze God, in vrede slapen gaan, en laat ons, onze Koning, weer opstaan om te leven. Spreidt de bescherming van uw vrede over ons uit, verzorg ons met goede raad die van U uitgaat en help ons ter wille van uw Naam. Bescherm ons en laat, als het kan, vijand, ziekte, oorlog, hongersnood en zorg verre van ons blijven.
Houdt het kwade, dat ons hindert, van ons weg, wanneer het ons tegemoet of achterop komt en beschut ons in de schaduw van uw vleugels. Want U bent de God die ons bewaakt en ons redt, ja, een vergevingsgezinde, barmhartige God bent U. Wil over ons waken bij ons weggaan en ons terugkomen, dat het voor leven en vrede zal zijn, van nu tot in de verste tijden.*
Wilt u ons gebed horen en leer ons te vertrouwen op U. Leidt ons door uw Geest door uw tijd en geschiedenis, waarin wij onderweg mogen zijn. Amen
        * De gecursiveerde tekst is voor het overgrote deel overgenomen uit de            Siddoer, de geordende gebeden voor het gehele jaar (vertaald uit het            Hebreeuws door Jitschak Dasberg.)

Lezing uit Ezechiël 37:1-14 en Johannes 11:6-15 en vv 41-44

Soms stellen wij dezelfde vragen als in Ezechiëls dagen” Is onze hoop vervlogen? Is er geloof? Hoe zou de kerk eruit zien over vijftig jaar? Hebben wij een toekomst? Ezechiël helpt ons bij het zoeken naar een antwoord.

De woorden van de profeten in het algemeen zijn, hard, scherp, bijtend. Maar de achtergrond van hun strengheid is liefde en mededogen voor de mensheid. Eigenlijk is elke voorzegging van onheil een oproep tot boete. En God schept geen behagen in de dood van de zondaar maar zal veel liever zien dat hij omkeert van zijn wegen en zal leven. (Ez.18:23) Hij, de profeet, begint met een boodschap van onheil, hij besluit met een boodschap van hoop. Zijn essentiële opdracht is het woord van God toe te passen op het hier en nu, hij ontsluit de toekomst om te verhelderen wat er nu, in het heden aan de hand is. Een profeet heeft het zeer zelden over het aangezicht van God, hij voelt diens Hand. Zo is het ook bij Ezechiël.

God raakt Ezechiël aan met Zijn Hand. En Ezechiël krijgt een visioen, zuiver van spirituele aard, niet een lichamelijke verplaatsing. Hij ziet een dal. Vol beenderen. Wat een vreselijk gezicht moet dat zijn geweest, de rillingen lopen over je rug. Honderden, duizenden doden. De verschroeiende hitte van de zon heeft de ontelbare beenderen wit geblakerd. En in zijn visioen loopt Ezechiël er aan alle kanten omheen. Steeds dieper raakt hij onder de indruk van dit vreselijke schouwspel. Die dorre beenderen in dat visioen, staan voor het volk Israël dat niet meer in zichzelf geloofd en geen hoop meer heeft omdat het in ballingschap is in Babel. Ze zijn radeloos!

En dan stelt God een vraag aan Ezechiël:“Mensenkind, kunnen deze beenderen herleven?” Een onmogelijke vraag zouden wij zeggen. Maar hier is het God Zelf die de vraag stelt. God die de Schepper is van de hemel en de aarde, de levende God van Abraham, Izaäk en Jacob. De God van de uittocht uit Egypte. Hij is een God van de levenden en doden.
En Ezechiël geeft antwoord: ‘Here, Here, Gij weet het’. Wat klinkt daar eerbied en ontzag in door voor de levende God! Ezechiël verwoordt een diepe waarheid: wij weten het niet, God weet het. Hij is de Almachtige, krachtige God die leeft in eeuwigheid. Zijn gedachten zijn niet onze gedachten. Zijn gedachten gaan ons verstand en gevoel te boven.

En dan mag Ezechiël profeteren. Er staat iets te gebeuren. Als God het wil, en Gods stem klinkt, dan gaat er wat gebeuren. Gij dorre beenderen hoort… staat er in Ez 37:4. Kijkt u mee in het visioen? Ziet u het dal vol dorre beenderen? Hoor, er klinkt geruis! En kijk, er is beweging! Beenderen zoeken elkaar op, ze vormen skeletten, er komen spieren op en er komt een huid overheen. In het visioen van Ezechiël gaat gebeuren wat bij mensen onmogelijk is. Maar het is mogelijk bij God! “Gij zult weten dat Ik de Here ben!” Daar gaat het om: weten dat God God is: Mijn Naam is Jahweh. God is zo onnoemlijk veel sterker en groter dan wij maar kunnen vermoeden. Ook in een diep donker dal van wanhoop, van Israël in ballingschap toen, en wij in onze wereld van nu. Kunnen wij als kerk herleven met een krachtige uitstraling? ‘Here Here, Gij weet het’! God kan wonderen doen, juist wanneer wij dat niet meer verwachten.

En opnieuw stappen wij mee in het visioen van Ezechiël. In het dal van wanhoop liggen nu geen dorre beenderen meer, maar dode lichamen. De geest ontbreekt. Opnieuw moet Ezechiël profeteren: “Zo zegt de Here Here: ‘kom van de vier windstreken, o Geest, en blaas in deze gevallenen, zodat zij herleven.’” Er staat ‘gevallenen’, mensen die niet een natuurlijke maar een gewelddadige dood gestorven zijn.(Ez. 37:9) De Geest van het Leven moet komen (Joh. 3:8), die oneindige veelkleurige Geest, die op zoveel verschillende manieren in mensenlevens werkt, ook bij ons vandaag. En Hij komt: uit de vier windstreken, uit het noorden en het zuiden, het oosten en het westen. “Kom Schepper Geest doorwaai het dal van wanhoop en breng nieuw leven en nieuwe hoop.” Zo bidt Ezechiël een gebed om de Geest van de levende God.
En kijk in dat visioen gaan de doden staan op hun voeten: Het is Gods volk, vol geest en elan, vol leven en daadkracht. Het dal van wanhoop is het dal van nieuwe hoop geworden. En Ezechiël keert weer terug naar het gewone leven en mengt zich tussen de ballingen in Babel die denken dat er geen toekomst meer voor hen is: zij zullen hun land nooit terugzien. Maar Ezechiël weet beter nu. En hij vertelt zijn visioen die een beloftevolle toekomst aankondigt: De Geest van levendmaking en vernieuwing zal ook het volk Israël weer thuis brengen uit hun verbanning.

Ziet u de parallel tussen Ezechiël en Lazarus zijn opwekking uit de dood? In onze maatschappij wordt veel waarde gehecht aan een goed leven. Op de achtergrond zweeft misschien nog wel ergens een notitie van eeuwig leven, maar dat is immers voor later… Het wordt zo snel een sluitpost. Voor Marta is het eeuwig leven geen sluitpost. Zij zegt tot twee keer toe: “ik geloof, ik geloof”. Er is geen vraag om opstanding, maar wel: alles gewoon onbeperkt in de hand van Jezus leggen. Wat U wilt daar heb ik vertrouwen in. Wat een groot geloof van Martha.

Wat wil Ezechiëls visioen ons nog leren? Vertrouw op God en bidt tot Hem. Bidden is dat je van jezelf wegkijkt naar God. Bidden is beleven dat je het zelf niet meer weet, maar dat je zeggen mag: Here, Here, Gij weet het. Bidden is afrekenen met je wanhoop en het kunnen omkeren naar hoop. Bidden is je bewust laten leiden door de krachtige liefde van God. Bidden is een geestelijk wapen in een geestelijke strijd. Kom Schepper Geest vernieuw uw kerk. De Geest van God waait waarheen Hij wil. Ook in ons land, in onze dagen. Samen onderweg naar paasmorgen. Gaat u mee?

Tafellied 162: Tafelgebed in de veertigdagentijd
Slotlied 393: “In het laatste van de dagen

------