------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





30 juli 2017: 17e zondag

        De schat in de akker (Mt. 13, 44-46)

Marcel Braekers, o.p.

Openingszang 510: “Wees hier aanwezig, God, en luister"

Begroeting


Ik denk dat u in de laatste weken allerlei hebt geleerd over de boerenstiel in de tijd van Jezus. Hoe men zaaide en ploegde, of, zoals vorige zondag, welk soort onkruid zoal tussen de tarwe kan staan en wat hoe je dat moet wieden, enz. Vandaag gaan we op dat élan verder. Het gaat namelijk over een loonarbeider die in dienst van een ander aan het ploegen is en daarbij plots op iets vreemd stoot. Het is het overbekende verhaal van de schat in de akker. Met daarbij de goede raad: ploeg of spit zo diep mogelijk, je weet nooit wat je tegenkomt.

De parabel is ons allemaal heel vertrouwd, maar toen ik er op ging doordenken kwam ik bij een moeilijke vraag: had de gelukkige vinder de gevonden schat niet moeten afgeven aan de eigenaar van het veld? Dat zou ethisch handelen zijn geweest, maar Jezus vindt het blijkbaar geen enkel probleem dat die man alles netjes terug stopt, de akker koopt en zo eigenaar van de schat wordt. Het doet me denken aan die andere parabel, die van de onrechtvaardige rentmeester die door Jezus werd geprezen terwijl het toch een schurk was. Is het dan zo dat de gebruikelijke morele wetten in sommige omstandigheden hun betekenis verliezen en overstegen worden door iets anders? Soren Kierkegaard heeft veel nagedacht over het esthetische, het ethische en het religieuze stadium. Zijn er situaties, zo vroeg hij zich af, dat de normale ethische normen moeten wijken voor iets dat hoger of verder is? Die vraag inspireerde mij bij het lezen van deze parabel.

Kyrie 111

Gebed

Gedenk uw mensen
Met de ruimte van uw hart.
Gedenk hen als zij U zoeken
Maar niet weten te vinden,
Als zij zich van U hebben afgekeerd,
En alle zoeken hebben opgegeven.

Gedenk uw mensen, in de steek gelaten,
Alleen gelaten aan de nacht, in angst en doodsnood.

Gedenk uw mensen,
Die de moed hebben verloren,
Al te zeer door het leven gekwetst,
Beschadigd door ons.

Gedenk uw mensen,
Laat uw oog weer op ons rusten,
Gaan wij U dan niet ter harte? (S. de Vries)

Gedenk allen op zoek naar een kostbare parel, naar de schat
Die hun leven kan omkeren.
Dat zij zoekend door U worden gevonden.

Inleiding op de lezingen

We beluisteren eerst de tekst uit Mattheüs met de twee korte parabels, we zingen enkele strofen van lied 547 en horen de versie uit het Thomas-evangelie. Dat evangelie is een merkwaardige tekst die niet werd opgenomen in het Nieuwe Testament. Hij werd vermoedelijk samengesteld in de tweede eeuw ergens in Oost-Syrië en bestaat hoofdzakelijk uit uitspraken van Jezus. U hoort diezelfde parabels maar nu anders verwoord en met andere accenten.
Lezing uit het evangelie van Mattheüs 13, 44 – 46

44 Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker. 45 Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels. 46 Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.

Lied 547: “Het rijk van God is als een zaad verborgen in de grond”

Uit het evangelie van Thomas

109
Jezus heeft gezegd:
Het koninkrijk is gelijk een man die in zijn akker een verborgen schat had
Waarvan hij niet wist.
Hij stierf en liet hem na aan zijn zoon.
Ook de zoon wist van niets.
Hij nam de akker aan en verkocht hem.
Die hem gekocht had ging ploegen
En vond de schat;
Hij begon tegen rente geld uit te geven
Aan wie hij maar wilde.

76

Jezus heeft gezegd:
Het koninkrijk van de Vader is gelijk een koopman
Die een vracht mee had en een parel vond;
Die koopman was wijs;
Hij verkocht de vracht en kocht die ene parel voor zichzelf;
Zoekt ook gij naar de schat die niet vergaat
En blijft bestaan, daar waar geen mot nadert om te eten
En geen worm bederf brengt.

Homilie

Jezus vertelt een parabel over een man in loondienst, die ploegend op de akker van een ander onverwacht op een zak met munten en kostbaarheden stoot. Vlug dekt hij alles toe en probeert die akker te verwerven. Volgens de Joodse wet was dat helemaal correct, maar was het ook eerlijk? Blijkbaar waren er ook in die tijd mensen die de situatie niet helemaal koosjer vonden zoals je in de versie van het Thomas-evangelie hoorde. Ongewoon was de situatie niet dat men zoiets kon vinden, want voor veel mensen was het verstoppen in de droge, rotsige grond van hun kostbaarste bezit de enige manier om het te redden uit de handen van voorbijtrekkende, roofzuchtige soldatenbendes. Werd iemand vermoord of meegevoerd wist niemand waar dit bezit was begraven. Het was dus geen ongewoon gebeuren en kreeg bij het volk stilaan een mythische dimensie. Arme drommels vertelden elkaar van iemand die op die manier steenrijk was geworden. Of het ook ethisch correct was, was blijkbaar voor niemand een vraag. Er zijn natuurlijke verzachtende omstandigheden: de gelukkige vinder had ook onmiddellijk alles in een zak kunnen stoppen en vertrekken. Nu was hij zo correct om eerst de akker te kopen.

Toch nog een andere vraag: vanwaar haalde hij dan ineens het geld om die akker te kopen, men veronderstelt dat de man een arme loonarbeider was? Er staat dat hij vol vreugde alles verkocht wat hij bezat, maar we weten dat volgens Joodse normen ook zijn vrouw en kinderen tot zijn bezit werden gerekend. Sloeg de man een dubbelslag waarbij hij een schat verwierf en van een andere schat was verlost? Ik maak natuurlijk een grapje, maar de vragen blijven hangen.

Als ik het goed voor heb waren van de eerste leerlingen van Jezus er verschillende gehuwd, maar er staat geschreven dat zij alles achterlieten en achter Jezus aan gingen. Was dat verantwoord tegenover hun gezin? We komen uit een tijd waarin ongeveer alles kon als het in dienst van de Kerk of het Rijk Gods was. Ordes en congregaties durfden schaamteloos veel te jonge roepingen rekruteren met de belofte dat ze een schat in de hemel zouden verwerven. Het is nog niet zo ver achter ons dat de kerkelijke overheid mensen het zwijgen kon opleggen, of hun betrekking kon afnemen, omdat zij problemen in hun relatie hadden of een standpunt tegen de kerkelijke leer durfden innemen. Heeft men niet teveel gedacht dat het religieuze of het kerkelijke gezag ipso facto boven burgerlijke rechten ging en het ethische overstijgt? We worden dagelijks geconfronteerd met religieus fanatisme dat beweert echte religie te zijn, maar hoe staan religie en humanisme tegenover elkaar?
Kierkegaard was heel intens met deze vragen bezig en schreef aangrijpende bladzijden vb. over het offer van Isaak. Was het ethisch verantwoord dat God het offer van zijn enige zoon eiste? En mocht Abraham op zo’n dwaze eis zomaar ingaan? Volgens Kierkegaard wel omdat Abraham als religieuze man alleen voor God stond en daarbij de gewone normen achter zich had gelaten. Zelfs in dat moment van uiterste vertwijfeling geloofde hij dat God het goed bedoelde en zijn zoon zou teruggeven. Het religieuze stadium veronderstelt immers een sprong in de afgrond waardoor de vertwijfelde mens zich los maakt van de gemeenschap en als enkeling in een persoonlijke verhouding tot God komt te staan. Daarom zijn de gebruikelijke normen niet meer geldig.

Straffe taal. Als ik ze toepas op de parabel zou het betekenen dat je de gekke sprong om alles te verkopen kan wagen, omdat je hoopt of weet dat God alles terecht zal brengen. De man deed het zelfs ‘vol vreugde’ staat in de tekst, het vroeg geen inspanning. Maar hebben velen niet ontgoocheld achteraf het tegendeel moeten vaststellen?

Ik weet wel dat Jezus met dit verhaal een heel andere bedoeling had. De parabel gaat over verlangen naar het absolute en is een oproep om zich los te maken uit de alledaagse grijsheid door zich helemaal toe te vertrouwen aan Iets of Iemand die alles overtreft. Zo moet de parabel wellicht zijn bedoeld door Jezus. Het gaat dan over een mens die overrompeld wordt door de grootheid of diepte van God en zich eraan durft overgeven. Veel toehoorders kregen wellicht een gelukzalige glimlach op hun gezicht en droomden weg naar een zorgeloos bestaan in vrijheid. Misschien wilde Jezus alleen maar dat gevoel wakker maken. Maar ik zou willen pleiten voor wat meer realisme. Zelfs in oude tijden kende men al het verschil tussen Godsvertrouwen en vermetel vertrouwen. En ook al heeft geloven op de eerste plaats te maken met passie en overgave toch moet men daarbij oog behouden voor de kwetsbaarheid van mensen en moet men ze soms in bescherming nemen tegen dwaasheden. Denk maar het religieuze fanatisme dat is omgeslagen in terreur. Niet alles wat religieus is, is automatisch positief.

Groot dankgebed 164: “Gij die de stomgeslagen mond verstaat”
Na de communie 575: “Geen ander brood”

------