------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





10 december 2017: 2e zondag van de Advent

    Ik doop met water maar Hij zal dopen met Heilige Geest

                                          (Mc. 1, 1-8)

Marcel Braekers, o.p.

Openingszang 210: “De nacht loopt ten einde"

Begroeting


Ook al blijft het dagelijkse leven zijn gewone jachtigheid behouden, toch zie je in de natuur een duidelijke periode van verstilling, van toenemende inkeer en van wachten. Die eeuwige golfbeweging van uit- en instromen zijn we jammer genoeg verleerd. Vorige zondag, zo meldden de media, kon je in de winkelcentra over de koppen lopen en mensen getuigden op het scherm hoe gezellig en fijn dat was, helemaal al de kerstsfeer. We zijn een beetje verwant met de kippen die allemaal op hetzelfde moment gaan drinken of de termieten die gedreven door een inwendig programma klompjes aarde versjouwen en op dezelfde plek laten vallen om een heuvel te bouwen.
Maar de natuur zou willen dat we gaan rusten, dat we de lange periodes van donkerte zouden respecteren en tijd zouden maken voor verinnerlijking. Want dat is nodig om opnieuw in kracht naar buiten te treden. Een tijd van wachten inlassen om intenser en duidelijker te kunnen verwachten.

We vergeten gemakkelijk dat onder de oppervlakte van de winterwereld reeds nieuw leven begint te groeien. ‘De nacht loopt ten einde, de dag komt naderbij’ zongen we net. De tijd van ballingschap loopt ten einde, zegt de profeet Jesaja. ‘Ik doop jullie met water, maar na mij komt Iemand die zal dopen met heilige Geest’ zegt Johannes de Doper in het evangelie.

Om dat nieuwe begin gaat het in deze Advents- en Kersttijd. Maar dan moeten we durven toegeven aan de eisen van de natuur, durven het zelfbepaalde dagelijkse ritme te onderwerpen aan de tijd van verstillen, en in dat verstillen opnieuw leren luisteren naar wat ongezegd bleef, onverzoend bleef, wat schamel is en om liefdevolle aandacht vraagt.

Lied 412: “Wat ik gewild heb”

Aansteken van de adventskaarsen

Gebed

Scheur toch de wolken
En kom naar ons toe.
Breek met uw Licht
De nachten aan flarden.

God, onbestaanbaar,
Bedolven onder vragen,
Verloren – vergeten,
Hoe ver is de nacht?
Log en massief is
De bergwand van onrecht,
Geen horizon en alles wat vonkt
Aan hoop, nieuwe dag,
Loopt stuk en dooft uit.

Muren als bergen,
Wanneer zullen zij
Wankelen, en geven zij zich
Gewonnen omdat Gij komt?

Zal het zijn als een vuur,
Als een vlam in de nacht
Die onrecht verteert?

Kunt Gij het aanzien,
Zwijgend, afwezig?
Hoe ver is de nacht?

Scheur dan de wolken
En kom naar ons toe. (Sytze de Vries)

Inleiding op de lezing

We horen zo dadelijk een fragment uit de profetieën van Jesaja. Gemakkelijks halve spreekt men altijd van één persoon, maar waarschijnlijk gaat het om verzameling van teksten die door verschillende profetische figuren werd gemaakt. Op sommige plaatsen denk je dat God lid is van Gaja: ‘Ik heb genoeg van al die offers, ik kan de geur van dat verbrande vlees niet meer rieken. Doe gerechtigheid en geef aan de wees en de weduwe wat ze nodig hebben.’ (de eerste Jesaja)
Er zijn ook teksten die verwijzen naar het einde van de ballingschap. ‘Jullie zullen terugkeren en helemaal opnieuw beginnen. Terug in je beloofde land als een uitdaging om de oude vervreemding te doorbreken.’ (de derde Jesaja)
Op een andere plaats droomt iemand van een nieuwe leider, een Messias die kan ombuigen waar politici of religieuze leiders niet toe in staat zijn. Die profeet (Deutero-Jesaja genoemd) had grote invloed op het evangelie van Marcus, waarvan we het begin zullen horen.

Jesaja 40, 1-11
Lied 274: "Kom tot ons, de wereld wacht"
Marcus 1, 1-8


Homilie

Het tv-programma ‘Kinderen van de collaboratie’ krijgt veel aandacht, want de collaboratie blijft Vlaanderen bezig houden. Het klinkt een beetje gemakkelijk maar eigenlijk heeft zich eenzelfde probleem voorgedaan in Israël. Toen de ballingschap werd opgeheven en het volk vanuit Babylon mocht terugkeren naar hun land, was er een belangrijk probleem. Mocht men zich vermengen met diegenen die waren gebleven of die zich in de tussentijd er hadden gevestigd? Men beschouwde deze groep immers als collaborateurs. En geleidelijk kwam er een spirituele vraag bij: is ons geloof er alleen voor de Joden van geboorte of bevat ons geloof een boodschap die voor heel de wereld is? Het waren heel menselijke vragen die raakten aan identiteit, zuiverheid in de leer, afsluitende bezitsdrang of onbaatzuchtig mededelen. Het was deze achtergrond die een belangrijke rol speelde toen Marcus zijn evangelie schreef.

Zijn evangelie opent plechtig: Het begin van het evangelie (of blijde boodschap) van Jezus Messias of Christus, de Zoon van de levende God. Daarbij moet je bedenken dat men een tekst heeft gevonden op steen gebeiteld waarop staat: De geboorte van de god was voor de wereld het begin van een vreugdevolle boodschap die werd afgekondigd hem ter ere. Alleen gaat deze laatste tekst over keizer Augustus die heerser was over een groot imperium en gebruikt Marcus deze aankondiging om Jezus voor te stellen. Marcus wil dus vanaf het begin duidelijk maken dat deze Jezus er is voor alle mensen.

En hij maakt dit op een tweede manier duidelijk, namelijk door Johannes de Doper ter sprake te brengen. Een ascetische figuur die in de woestijn leefde, ergens tussen Jeruzalem en de Dode Zee, en die beslist om het volk op te roepen om terug naar zijn wortels te gaan. Als bezegelend gebaar doopte hij in de Jordaan. Water was voor de Joden het meest gebruikelijke symbool om zich te reinigen. Men deed dat verschillende keren per dag. Maar Johannes vroeg dat men zich spiritueel zou reinigen en zo zou uitdrukken dat het om een diepgaande omkeer ging. De evangelist Marcus wist hiervan en gebruikt dit gebeuren om Jezus voor te stellen. Daarom zegt Johannes van Jezus, dat hij zelfs niet in staat is om zijn sandaal los te maken, een gebaar dat typisch was in de heidense wereld van een slaaf tegenover zijn meester. En Johannes voegt eraan toe: “Ik doop jullie met water, maar Hij zal jullie dopen met heilige Geest.”
Ik zeg daarbij heel bewust ‘met heilige geest’ en niet met ‘de heilige Geest’, want Marcus dacht helemaal niet in termen van heilige Drievuldigheid. Heilige geest is hier ’Gods kracht’, een innerlijke kracht die in staat stelt om tegen alle boosaardige machten in overeind te blijven en zijn weg van verlossing te gaan. Johannes is de wegbereider die zijn volk leidde om opnieuw thuis te komen, maar hij is ook de wegbereider voor de leerling die Jezus wil gaan volgen. Zoals het volk door de woestijn moest gaan om in het beloofde land te komen, zo zal ook Jezus een weg van lijden gaan naar de verrijzenis. En zo zullen ook zijn volgelingen een moeizame weg naar verlossing gaan. Maar daarom worden ze gedoopt in heilige geest, Gods kracht voor heel de wereld. Dat schreef Marcus terwijl hij Rome zat en zijn leermeester Petrus net was gedood en christenen werden vervolgd. Er is een kracht die heel de wereld wil doorstromen en die een einde wil maken aan alle geweld en alle vervreemding.

Dat is de boodschap die aan het begin van deze Advent en Kersttijd staat. Misschien herinnert u zich hoe vorige zondag mijn medebroeder Emilio Platti de vraag stelde of de universele rechten van de mens in staat zijn om die vrede te bewerken. En zijn antwoord was ‘neen’, steunend op wat in het christendom, de islam en het boeddhisme wordt gezegd. Er is meer nodig dan een rationele verklaring, een kracht moet worden gemobiliseerd die ons in staat stelt boven onszelf uit de hand te reiken aan iedereen die in armoede leeft, verdrukt wordt of geestelijk verminkt is. Daarom zegt Johannes dat na hem Iemand komt die zal dopen met heiligende geest. Laten wij naar die kracht uitzien en ons gereed maken om ze in deze tijd te ontvangen.

Groot dankgebed 163: “Niet als een teken aan de hemel”
Na de communie 202: “Rorate Caeli”

------