------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





25 februari 2018: 2e vastenzondag

               De transfiguratie (Marcus 9, 2-10)

Emilio Platti

Op deze tweede zondag van de vasten wordt het Evangelie voorgelezen van de Gedaanteverandering van Jezus, de transfiguratie; Matteus in het eerste jaar van de driejaarlijkse cyclus, Marcus dit jaar en Lucas in het derde jaar. In feite worden die lezingen terug herhaald op het eigenlijke feest van de Gedaanteverandering op 6 augustus.
Het visioen dat de Apostelen gehad hebben, onthulde voor hen het goddelijke dat zich in Jezus incarneert.

Evangelielezing: Marcus 9, 2-10

Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen. Toen verscheen Elia aan hen, samen met Mozes, en ze spraken met Jezus. Petrus nam het woord en zei tegen Jezus:‘Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; laten we drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Hij wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd. Toen viel de schaduw van een wolk over hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!’ Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond.
Toen ze de berg afdaalden, zei Hij tegen hen dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze hadden gezien voordat de Mensenzoon uit de dood zou zijn opgestaan. Ze namen zijn woorden ter harte, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat Hij bedoelde met deze opstanding uit de dood.

Men kan vanuit dit visioen vertrekken om over Jezus te spreken. Dat kan ook anders, vooral in onze moderne tijd. Ik zal het proberen vanuit mijn achtergrond. Misschien denkt men dat ik steeds bezig ben de Koran te lezen en over de islam te praten. Daarin wordt uiteraard geen melding gemaakt van dit visioen: het goddelijke in Christus wordt daarin inderdaad eerder afgewezen en vervangen door zijn eigenschap als profeet.
In feite is het op academisch niveau niet helemaal juist dat ik in de studie de christelijke theologie zou hebben geruild voor de studie van de fundamenten van de islam, Usoel el-Dien... Sinds de tijd van mijn thesis in 1980, heeft mijn aandacht zich steeds gericht op wat in de hoogtijd van de Arabische beschaving door christenen werd geschreven; en dat zijn dan niet de minst waardevolle auteurs uit die tijd. Ze worden echter door de islamologen in de marge gezet, omdat die zogezegd niet tot hun domein behoren. Het evangelie van vandaag geeft mij echter de gelegenheid om vanuit die christelijk-arabische literatuur even enkele gedachten naar voren te brengen.

In een apologie van het christendom die een hoveling met de naam “dienaar van Christus – ‘Abd al-Masîh” aan het hof van kalief al-Ma’moen rond 825 heeft geschreven, in Bagdad, stelt hij zich de vraag naar de criteria van authenticiteit van de profeten; en voor hem is Christus uiteraard zelfs méér dan een profeet. Natuurlijk spreekt hij over de mirakelen, maar er is iets meer; wat mij opvalt. Hij draait het beeld van het evangelie om: Jezus is niet de incarnatie van het goddelijke omdat dit in een visioen is bevestigd en door God geconfirmeerd, maar omdat hij de eigenschappen van God in zijn handelen laat zien. En één van de voorname criteria is voor hem inderdaad het feit dat Jezus in zichzelf en in de leer die hij daargaf aan zijn discipelen, de eigenschappen van God zelf heeft getoond: waaronder barmhartigheid, tederheid en het geduld van Zijn Vader. Aan zijn leerlingen leert hij trouw, vergevingsgezindheid, weldaad en goedheid, tot zelfs vergeving aan wie vijandig zijn. Grijpzucht, of gierigheid ten opzichte van nodhebbenden, worden afgewezen. Uiteindelijk herhaalt hij de gouden regel: Al wat ge wilt dat de mensen voor u doen, doe het voor hen! Jezus toont dat je geloof niet inhoudt dat je erdoor rijker wordt, dat je invloedrijk wordt en vooraanstaand, maar dat ge nederig wordt en vreedzaam, niet oorlogszuchtig...
Eerder een moderne aanpak! Vanuit Jezus vertrekken om te zien wie hij was!

Uiteindelijk leidt het voorbeeld van Jezus ertoe dat mensen broeders worden: hun gemeenschappelijke band met God is er niet door ontzag en vrees, maar in liefde die vijandigheid onmogelijk maakt... Zo onthult Jezus voor zijn leerlingen de waardigheid van alle mensen, die vanuit eenzelfde Vader gelijkwaardigheid wordt en de natuurlijke verscheidenheid van ieder opneemt in broederlijkheid. Om het nog krachtiger te zeggen: de bekende Franse leuze van gelijkheid, broederlijkheid wordt alleen gefundeerd in de vrijheid die inherent is aan de waardigheid die voorvloeit uit de ene band met de Vader die Jezus laat zien en in geloof door zijn leerlingen wordt gedeeld. De waardigheid door God, zijn Vader, verleend, wordt hét fundament dat alle mensen rechten geeft!

In de huidige verbrokkeling van volkeren en naties en vooral individualisme, wordt Broederlijk Delen dan een gelovige inzet vanuit die band met Jezus’ Vader, waarvan de Bijbel reeds gewag maakt, in een vers van de (kleine) profeet Maleachi, helemaal aan het einde van het Oude Testament : “Hebben wij niet allen eenen Vader? Heeft niet één God ons geschapen?” (2:10).

Wat Jezus volgens de christelijke hoveling van het jaar 825 in Bagdad laat zien is precies hoe de goddelijke kwaliteit, die deze band schept onder de mensen, in Jezus daadwerkelijk aanwezig was, in zijn spreken en handelen: zo was hij “zoon van God”. En zo bekwamen mensen zelf de waardigheid die Paulus uitdrukt: dat mensen geen slaven meer zijn, maar “zonen”, erfgenamen, deelgenoten aan wat God hen gegeven heeft. In geloof. Dat verandert ons leven grondig, want natuurlijkerwijze zijn we alle grondig verschillend: Grieken en Joden, Oegandezen en Vlamingen, mannen en vrouwen, elk met zijn natuurlijke en sociale identiteit.
Vandaag wordt deze solidariteit uitgedrukt in het Broederlijk Delen met Oegandezen.

------