Allerheiligen
(2018)
– zij zijn ons voorgegaan
Openingszang
410
de heiligen ons voorgegaan
Begroeting
De lange, warme
zomer deed ons bijna vergeten dat de
natuur altijd evolueert, zodat we nu plots
geconfronteerd worden met zurige
wind, regen, rondvliegende bladeren en snel
inbrekende duisternis. Meer dan
andere jaren stond plots de neergang van het
seizoen voor de deur en daarmee
verbonden het besef dat het leven, ons leven
vergankelijk is. Vandaag en morgen
bezoeken we het graf van onze geliefden,
zette er een kaars of bloem op het
graf, lezen de namen van wie in de buurt
rusten, begroeten bekenden die dezelfde
rituele gebaren stellen. Je hebt het ritueel
soms nodig om in de juiste
stemming te geraken en je af te
stemmen
op de traditie en op degenen die voor ons
waren.
Zo is
Allerheiligen: het terugkerend ritueel dat
ons
brengt bij wie voor ons waren, bij het
afscheid dat we van hen namen, het beeld
en het gevoel dat met hen is verbonden. Ook
al vervagen de beelden en
verstommen gevoelens, vanuit ons geloof
belijden we dat niets of niemand
verloren gaat. Alle leven is geborgen in
Gods schoot waaruit het ooit is
voortgekomen en ook weer terugkeert. In dat
perspectief vieren we vandaag
eucharistie, dus geen dans op het kerkhof,
geen toeterende kermis bij de doden
maar volgens onze eigen aard eenvoudig
breken en delen van het Brood. Want onze
verbondenheid met de doden verbinden we met
het leven en de dood van Jezus en
hoe God in Hem aan onze wereld toonde dat
Hij een God van kracht en toekomst
is.
Schuldbelijdenis
412
wat ik gewild heb
Gebed
Vanuit onze onmacht
en in diep vertrouwen bidden wij
U, God,
Ontbreek ons niet,
Wees oor voor onze
vragen en voor onze klacht,
Wees een hand die
vasthoudt en leidt:
Allen die wij
verloren, allen die alles verloren,
Allen die alleen in
uw ogen belangrijk waren.
Wis de tranen van
onze ogen en wees troost
En koester aan uw
hart allen die wij U aanbevelen.
Eerste
lezing
Openbaring 7, 9 - 17
Tussenzang
403
in paradisum
Tweede
lezing
Mt. 5, 1 – 12a
Homilie
Het feest van
Allerheiligen is omgeven met een
verstillende melancholie, want je mijmert
bij al diegenen die ons hebben verlaten.
Maar tegelijk is er in ons geloof toch een
tikkeltje triomf, omdat we belijden
dat de doden rusten in Gods schoot. Daarin
verschilt dit feest van 2 november,
Allerzielen, een feest dat einde van de 9e
eeuw vanuit Cluny werd
ingevoerd in de kerkelijke liturgie. Men
ging naar het jaar 1000 toe en velen
dachten dat de wereld zou vergaan. Men
leefde in angst en vreesde de
veroordeling na de dood, want wie kon
overeind blijven als hij stond voor Gods
rechterstoel? Vandaar een eigen feest voor
diegenen die wellicht in het
vagevuur moesten branden (en volgens
Middeleeuwse opvatting was dat het
overgrote deel van de overledenen). Je moest
gaan ‘persjoenkelen’, vijf onze
vaders, vijf wees gegroetjes en eer aan de
vader zeggen om een volle aflaat te
verdienen en een ziel uit de pijn te halen.
Wie het zich kon permitteren liet voor
de overledene een dertigste lezen (dertig
dagen ononderbroken voor iemand de
mis opdragen). Landeigenaars en edelen gaven
een stuk land aan een
kloosterorde, opdat de monniken altijd voor
hen zouden bidden. Memento
mori, zo was de sfeer.
Plots is dat alles
verdwenen, de praktijk maar ook de
angst voor veroordeling, of zo lijkt het
toch. Er is weer een sterke band met
wie overleden is. Toen zijn jongere broer op
jonge leeftijd overleed schreef
Thomas Merton een ontroerend gedicht dat
begint als:
Sweet
brother, if I do not sleep
My
eyes are flowers for your tomb.
We belijden opnieuw
dat de doden rusten in Gods
liefde, ten minste als ze daarnaar
verlangden tijdens hun leven en zich er op
een of andere manier voor beschikbaar
maakten. Een kleine maar niet
onbelangrijke nuance. De dood is geen wal,
maar een deur naar een andere ruimte,
een soort van thuiskomst gezien vanuit het
leven en sterven van Jezus, ‘Death
as a kind of presence’ schreef een
Amerikaanse theoloog. In
paradisum
perducant te angeli, zo zongen we na
die krachtige tekst uit het boek van
de Openbaring. We zingen het maar op vandaag
met een zachte, onvaste stem. En
we gaan naar ritueel gebruik naar het graf
van onze geliefden, maar stellen
vast dat ondanks alle zorg ook die stenen
vergaan, en met de stenen de
herinnering.
Alleen het geloof
en het diepe vertrouwen dat God boven
alle wisselende vergankelijkheid ons leven
hier en nu vasthoudt en daarom ook
in de toekomst, blijft overeind. Daarom is
het leven meer dan een herinnering
of voortbestaan in je kinderen. Vieren we
vanuit dat geloof en laten we bidden
om allen die ons zijn toevertrouwd.
Voorbeden
+
refrein 414 (S. de Vries, Bij Gelegenheid
II, p.298-300)
Wij gedenken wie
treuren
Wie geslagen worden
en verslagen zijn door de ellende
op uw wereld.
Wie verdriet hebben
om wat brak, om wat verloren ging.
Richt hen op, zodat
zij hun hart ophalen aan uw
beloften,
Vertroost hen met
de liefde van mensen.
Wij gedenken de
ootmoedigen:
Die stillen in den
lande, de weerlozen,
Die zich niet
kunnen verdedigen tegen de ontkenning
En zich niet willen
groot maken tegen hun kleinering;
De kwetsbare mens
die zonder hulp vergaat,
Blootvluchtelingen
weggespoeld in anonimiteit,
Dat zij –
beelddragers van Christus toch –
Niet alleen en
verloren worden gelaten.
Bemoedig wie
barmhartig zijn:
Allen die geven en
vergeven zonder terug te eisen –
Bewaar hen voor
verbittering in een harde, ondankbare
wereld.
Bemoedig wie zuiver
van hart zijn
Dat zij transparant
blijven, open en verstaanbaar,
Dat zij op hun
rechte weg ons tot voorganger zijn.
Bemoedig wie vrede
stichten:
Allen die willen
heel maken en rechtzetten
En niet aarzelen
daarbij de minste te zijn.
Ontferm U, God,
Over wie vandaag
leven met de dood voor ogen;
Dat zij weten en
vertrouwen dat zij nooit dieper
vallen
Dan in de holte van
uw hand.
Voor onze
geliefden, voor degenen die hier vele jaren
kwamen bidden en vieren,
Voor zovele
naamlozen ons voorgegaan naar de stad van
vrede, het hemelse Jeruzalem.
Groot
dankgebed
164 gij die de stomgeslagen mond
Na
de communie
851 kleine psalm