------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





2° Zondag van de Advent

Viering 9 december 2018:

Geroepen worden naar het licht

 

Wij beginnen ons samenzijn in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.

Een goede morgen allemaal.

Het is winter. De heldere uren zijn schaars. In koude donkere tijden, verlangen we naar warmte en licht.

Tegen de donkerte van de tijden,

tegen de duisternis in onszelf

ontsteken we op deze tweede zondag van de advent een nieuwe kaars op de adventskrans , wachtend op licht en hopend op een nieuw begin.

Terwijl de adventskaars wordt ontstoken, zingen wij om licht en troost.

We staan recht.

                                              

Lied 218 – Rorate Coeli

 

 INLEIDING

Geroepen worden naar het licht. Hoop op een nieuw begin. In dat teken staat deze viering.

Vandaag staat het bijbelverhaal over Jezus’ doop door Johannes op het programma. De profetische woorden van Johannes nodigden Jezus uit om zich te laten dopen, om iets nieuws te beginnen, om zijn rol op te nemen. Hij werd, zo zou je kunnen zeggen, geroepen naar het licht.

Wat is het voor ieder van ons, om geroepen te worden naar het licht?

Naar welk licht? Waar staat licht voor?

Licht is helderheid en zuiverheid, echtheid ook.

Licht maakt de dingen zichtbaar. We zeggen : ‘het licht zien’, en we bedoelen: eindelijk iets  begrijpen, een uitweg zien uit verwarring en beklemming, schijnbaar hopeloze situaties zien opklaren. Het licht zien als symbool voor inzicht en een nieuw begin.

Dit verlangen naar licht raakt aan onze zoektocht naar ommekeer, naar een nieuwe wending in ons bestaan, naar een soort van bekering, naar inkeer, naar een nieuwe manier van zien..

Daar wil ik vandaag samen met jullie bij stil staan: wat is dat geroepen worden naar het licht?

 

Lied 128 - Heel het duister

 

OPENINGSGEBED (Perla Akerboom Roelofs) (Ria)

 

Wij zijn op zoek

naar rechtvaardigheid

naar wat recht en wat krom is

en naar wat wijs is

Zo zoeken wij het licht

in onze duisternis

terwijl ons duister licht wordt in Zijn licht

 

Heer, verschijn!

Dat wij Uw sterren plukken

de hemel openrukken

en bij U zijn.

 

Lied 128 - Heel het duister

 

Wij luisteren nu naar Psalm 101:  ‘Geef mij een doorzichtig huis. Elke morgen een nieuw begin.’

LEZING: Psalm 101 uit Honderdvijftig psalmen van Oosterhuis.

 

Lied 220 - Verdrijf de nacht

 

EVANGELIE Doop van Jezus in de Jordaan, in de versie van Nico ter Linden in de kinderbijbel.

 

COMMENTAAR

We hebben een lange tekst gelezen. In het evangelie van Lucas is dit verhaal korter. Ik veronderstel dat Nico ter Linden elementen uit verschillende evangeliën over de doop van Jezus heeft samengevoegd.

Eerst hoorden we wie Johannes was: een ascetische boeteprediker die rondtrok in de woestijn, in kemelharenpij en overlevend op een dieet van sprinkhanen. Hij doet zoals Elia en verwijst daarmee voor de joden naar de komst van de Messias. Hij roept op tot inkeer, in het licht van het einde der tijden.

Na lang zwerven door de woestijn, bedenkt Johannes een slim plan om zijn boodschap nog meer uitstraling te geven. Hij posteert zich volgens de overlevering, op de grens van de woestijn aan de oever van de Jordaan, meer bepaald ten Noorden van het meer van Galilea in Bethsada. Op die plaats passeerden namelijk de joden die vanuit het Noorden op hun klassieke pelgrimstocht naar Jeruzalem trokken. Daarbij waadden ze door de Jordaan als herinnering aan hun bevrijdende vlucht door de Rode Zee.

Van dit moment wil Johannes iets nieuws maken. Een moment van bekering. Hij wil zoveel mogelijk mensen met  zijn boodschap van zuivering en ommekeer bereiken.

Hij roept op tot het opruimen van alles wat verloederd en aangetast is: ‘Maak de paden recht’.

Alles moet worden weggewassen in het water, door de doop in de Jordaan. Iedereen heeft dat nodig, geen uitzonderingen, en al zeker niet voor het uitverkoren volk.

Johannes is streng en zegt dat op de laatste dag het kaf van het koren zal worden gescheiden. Zijn woorden maken indruk. Vele mensen, ook joden laten zich dopen. 

Het waren ook toen onrustige tijden onder het Romeinse bestuur van Herodes Antipas.  Ook de joden ten tijde van Johannes verlangden naar licht in de duisternis.

En dan gebeurt er iets wat niet vanzelfsprekend is. Jezus, de historische man Jezus, voelt de nood om naar Johannes te gaan luisteren en door hem gedoopt te worden. Een wonderlijk moment. Waarom, vraag ik me af, waarom voelt Jezus zich aangetrokken door de figuur van Johannes? Was hij daar toevallig in de buurt? Een familiebezoekje?

Waardoor voelt hij zich aangetrokken, uitgenodigd, geroepen zou je ook kunnen zeggen. We weten weinig over Jezus’ zogenaamd verborgen leven tot dan toe. We weten wel dat hij zich al op jonge leeftijd erg kritisch opstelde tegenover de schriftgeleerden in de tempel.

Dat zoeken naar waarachtigheid en vernieuwing horen we terug in de dialoog tussen Johannes en Jezus. Jezus stelt zich uiterst nederig op. ‘Ik ben niet het koren, ik ben kaf’, laat Nico ter Linden hem zeggen. Hij schaart zich dus langs de kant van de mensen die nog lang niet klaar zijn met opruimen van al het duistere in zichzelf, die verlangen naar bekering, naar een nieuwe tijd,  die  uitgenodigd willen worden naar het licht.

Jezus verlangt naar de doop om zelf nieuw te worden, hij laat zich roepen.

Dit doet me terugdenken aan een eigen ervaring, waarvan ik weet dat ze belangrijk was, en waar ik alleen maar met verwondering op kan terugkijken.

Vele jaren geleden op reis in de Bourgogne bezochten we de voormalige cisterzienzer-abdij van Fontenay. Een wonder van Romaanse bouwkunst en een veruitwendiging van de sobere leefregel van Bernardus van Clairvaux.

De soberheid van de architectuur en ook van de leefregel raakten mij. De prachtige gelaagde overgangen van donker naar licht maakten de fotograaf in mij wakker.  We belandden  met de gids in een stikdonkere ruimte Ik was erg moe en liet alles verstrooid over me heen komen. Er was één helle lichtvlek: de gebogen deuropening naar buiten.

Plots verscheen daar een kleine jongen die naar zijn ouders binnen riep: ‘Kom, kom aan de andere kant kijken’. Venez voir de l’autre côté’. Niemand leek het te merken.

Daardoor leek het, vreemd genoeg, alsof hij míj riep: ‘Kom naar buiten, híer is het licht. ‘

Ik wachtte geduldig tot hij weer in het zonovergoten deurgat verscheen en maakte een foto.

Enkele weken later kreeg ik thuis de boodschap dat ik ernstig ziek was en tuimelde ik met een smak in een ongevraagd nieuw begin. Hoe hard ook de breuk met mijn gewone drukke bestaan was, de boodschap van het kind bleef me bezighouden als een soort van belofte, het kind leek te zeggen: het leven is elders.

Een wondere samenloop van omstandigheden.

Zou je dit dan kunnen zeggen: aan bekering gaat een bepaald soort van aandacht vooraf? Iets in jezelf wordt klaargemaakt om op het juiste moment de juiste ‘boodschap’ te kunnen ontvangen, het licht te zien. In de psalmtekst lazen we :’Ik zal mij stil maken,  wachten in mijn binnenste kamer’.

En zie, wat lezen we in de evangelietekst:

‘Jezus liet zich dopen en herboren stond hij weer op. Het was misschien het gelukkigste moment van zijn leven. De hemel ging boven hem open en hij hoorde een stem die zei : Jij bent mijn zoon, mijn kostbaar kind, ik hou van je en ik laat je nooit alleen.’

Is dat dan het Licht? Graag zien en graag gezien worden?  De liefde waar maken, geloven in een hemel op aarde?

Dan hoor ik weer Johannes: ‘Aan de vruchten kent men de boom’.

Graag zien is niet alleen een kwestie van inkeer: er worden van ons ook daden verwacht.

------