------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





03 November 2019: 31e zondag

Verlangen om verlangd te worden (Lc. 19, 1 – 10): Zacheüs wordt gezien

Marcel Braekers


Openingszang 725B: "Psalm 25- Naar U gaat mijn verlangen, Heer"

Begroeting

“Naar U gaat mijn verlangen, Heer”: daarover gaat deze viering. Over de mens, over ons die getekend zijn door een oneindig verlangen en een verlangen naar oneindigheid.
Deze idee is helemaal niet nieuw, maar werd in het hedendaagse mensbeeld opnieuw opgefrist. Vooral de Franse psychoanalisten (Lacan) waren begeesterd of moet ik zeggen, behekst van deze idee, meer dan behoeften is de mens een verlangend wezen.
Ook in de Bijbel komt dit gevoel dikwijls terug. “Zoals een hinde smacht naar stromend water, zo smacht mijn ziel naar u, o God” staat in psalm 42. En in psalm 63 staat: “God, mijn God, u zoek ik, naar u smacht mijn ziel, naar u hunkert mijn lichaam in een dor en dorstig land, zonder water.” Niet alleen de mens verlangt, ook de God van de Bijbel is zo. Denk maar aan de prachtige zangen in het boek Ezechiël. De eerste lezing is daarvan een voorbeeld.

Hierbij toch twee opmerkingen:
Allereerst dit: de diepste drijfveer van ons verlangen is verlangd te worden. Dus niet het verlangen naar de ander is het meest intens en voldoening gevend, maar het verlangen van de ander kunnen voelen.
Ten tweede: Heel deze idee van het verlangen is niet zo onschuldig als het lijkt. Het is een beetje mode geworden om te zeggen dat wij allemaal zoekende mensen zijn, altijd onderweg, enz. want we worden gedreven door dat oneindig verlangen. Ook al klinkt het heel modern toch realiseren mensen zich nauwelijks dat in het verlangen ook iets destructief zit. Want daarmee neem je met niets of niemand vrede. Geen enkele mens, geen enkele situatie, niets kan dat verlangen vervullen en dus is er altijd onvrede en heb je neiging te breken met wat je hebt, breken met de ander met wie je bent verbonden. En dan?

In de spiritualiteit komt daarom altijd de gedachte terug dat wij inderdaad door dat verlangen gedreven worden, maar dat we ook kunnen thuiskomen, rusten of rust vinden in het diepste van jezelf. Daar kunnen we geraakt worden door God die zich mateloos geeft aan de mens die zich open stelt.

De twee lezingen van vandaag gaan over dat thuis komen. Zacheüs wilde Jezus zien en klom in een boom, maar zijn leven kantelde toen hij werd gezien. Jezus die omhoog kijkt en bij hem maaltijd houdt.


Smeekgebed + kyrie 111

Hier zoeken wij om nieuw vuur
Om kracht en vertrouwen
In uw Woord en uw nabijheid, kyrie eleison

Hier denken wij aan hen
Die het zoeken verleerd zijn
Voor wie alle vuur gedoofd is, kyrie eleison

Hier denken wij aan hen die geen woorden meer hebben
Voor wie bang zijn en opgejaagd,
Voor wie verbijsterd zijn en dodelijk geschrokken. Kyrie eleison


Gebed

Heer, Gij kent ons hongeren naar woorden
Die werkelijk verzadigen.
Gij ziet ons zoeken
Naar al wat onze onvrede
Tot rust brengen zal.
Geef dat wij uw liefde niet vermorsen
Maar haar genieten en meedelen
Aan al wie zoekt, aan ieder die hongert.
Want zo heeft Hij voor ons het leven getekend
Jezus, uw geliefde kind en onze broeder.


Inleiding op de eerste lezing

De eerste lezing is niet de voorgeschreven tekst, maar mijn keuze, aansluitend bij het thema van het verlangen. In de tekst vergelijkt de profeet Ezechiël de relatie tussen God en zijn volk als die tussen iemand die een vondeling ziet en er de zorg voor opneemt. In een beeldrijke, poëtische taal beschrijft de profeet de liefde van God voor zijn volk en voor ieder mens. Maar helaas is de liefde niet wederkerig.


Eerste lezing Ezechiël 16, 3 - 14

Tussenzang 563 "Kom in mij"

Lucas 19, 1 – 10

Homilie

Zoals ik bij de begroeting al zei wordt in de hedendaagse antropologie sterk beklemtoond dat de mens een wezen van verlangen is. Gedreven door een oneindig verlangen vindt hij nooit rust bij wat de werkelijkheid biedt. Vandaar dat er slechts 2 uitwegen zijn: ofwel neem je vrede met de situatie zoals ze is en probeer je je te verzoenen met de beperktheid van het leven. Ofwel blijf je altijd en eeuwig uitzien, blijf je zoals de kunstenaar of de mysticus zoeken naar een ultiem antwoord. Rembrandt, Van Gogh, De Saedeleer: ze waren geobsedeerd door het licht dat in mensen of het landschap oplichtte en altijd opnieuw schilderde ze en herschilderde ze om dat licht te zien schijnen. Zoals ook mystici een leven lang blijven spreken over ‘thuiskomen in je Grond als in Gods Grond’. Altijd en eeuwig gedreven, altijd trekkend door de woestijn van het leven in de hoop uiteindelijk in een oase aan te komen. In de mystiek is dat het moment van verlichting dat je tot het besef komt dat niet jouw verlangen het antwoord is, maar het gevoel dat je verlangd word, dat er een God is die zich helemaal aan je wil geven. In plaats van te verlangen moet je je beschikbaar maken, je gedrevenheid ombuigen naar ontvankelijkheid en luisteren.

Het verhaal van Zacheüs krijgt kleur als je het vanuit de intensiteit van dat verlangen leest. Maar in plaats van te spreken over verlangen draait alles rond ‘zien’ en ‘gezien worden’ als metafoor van het verlangen. Zacheüs was klein van gestalte, zo staat in de tekst. Je kon zo over hem heen kijken. Hij had een belangrijk beroep ‘hoofd van alle lokale tolbeambten’, maar toch genoot hij geen aanzien. Hij had immers voor het meest gehate beroep gekozen waardoor hij meeheulde met de vijand en zijn eigen volksgenoten financieel uitschudde. Hij klimt in een boom om Jezus te zien, maar wordt uiteindelijk door Jezus gezien en geaccepteerd. Zacheüs werd gedreven door verlangen naar die Jezus, zoekend naar contact zonder te weten wat dit zou betekenen. Ook hij leeft in de greep van wat  Rutger Kopland zo mooi beschreef als ‘de lege plek’ (“Ik heb altijd gewild dat ik dat voor iemand kon zijn: een lege plek, om te blijven”). Veracht door zijn volksgenoten, uitgestoten uit de liturgische samenkomsten verlangt Zacheüs naar een plek waar ook hij thuis kan komen.

Het verhaal kantelt als niet hij zoekt en ziet, maar als hij door Jezus gezien en bezocht wordt. Dat geeft zo’n intense vreugde dat hij helemaal anders wil gaan leven: hij besluit de helft van zijn bezit aan de armen te geven en wat hij heeft afgeperst viervoudig terug te geven. Het gevoel dat opkomt als je verlangd wordt is vreugde, en die vreugde maakt vrijgevigheid en zorgeloosheid wakker. Mystiek en engagement staan niet tegenover elkaar, maar roepen elkaar wakker. En de reactie van Jezus naar de omstaanders trekt dit gevoel verder open: Ook deze man is voortaan een zoon van Abraham. Wie zo handelt is een tsaddik, een gerechtige, en is misschien meer dan anderen een kind van God.
Had Jezus en had God helemaal zijn verlangen vervuld? Was Zacheüs voortaan een man die naar niets of niemand nog verlangde? Ik denk dat hij dan zou ophouden mens te zijn. Maar omdat hij in zijn diepste verlangen was geraakt, kwam een proces op gang waarbij het ene gevoel het andere opriep en zijn leven in een stroomversnelling geraakte. Zacheüs ontdekte een nieuw leven waarbij fouten kunnen opgenomen en rechtgezet worden door een vergevend gebaar.

Hoe staat het met ons verlangen? Heeft de ontmoeting met Jezus van Nazareth of met de God waarover Hij getuigde ons leven veranderd? In veel gevallen moeten mensen opruiming maken met allerlei drogbeelden die ze vanuit hun opvoeding meekregen. Of moeten ze helen van opgelopen kwetsuren. We moeten eigenlijk een levenslange weg van uitzuivering doormaken. Maar als het lukt kan geloven van ons blije mensen maken. Wie leeft vanuit dit verlangen blijft altijd jong, en is altijd bezig zichzelf te vernieuwen. Niet als een Fenix die uit zijn eigen as opstaat, maar als iemand die altijd opnieuw vanuit zijn diepste Grond herboren wordt.


Groot dankgebed: het rijk alleen p. 166 – 168 + 134

Na de communie 556 "Waarom wanneer uit welke luchtlaag"

slotgebed


------