------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





15 December 2019: 3e zondag van de Advent

       Zijn we op de goede weg? (Mt. 11, 2 – 11)

Marcel Braekers

Openingszang: o-antifoon 205

Begroeting

Als ik het goed voorheb, ben ik hier in deze kapel 43 jaar voorganger. Wij kwamen in 1976 met 4 dominicanen hier wonen en werken met de bedoeling aan deze plek een nieuwe inspiratie te geven. Er is in die tijd veel gebeurd zowel hier als in de Kerk en in de samenleving. We gaven aan het huis een andere bestemming, bouwden aan een nieuwe liturgie en een programma rond spiritualiteit in zijn ruimste betekenis. Ook al lijkt dat allemaal wel wat te lukken, toch stel ik mij dikwijls de vraag of we wel goed bezig zijn. Heel regelmatig krijg ik na de viering of tussendoor reacties van mensen. Dikwijls lovend, soms ook bijtend en sarcastisch over die mislukte mei-achtenzestigers die menen alles naar hun hand te kunnen zetten. Eerlijk gezegd: die bijtende sneren doen mij niet veel. Wat me meer bezorgd maakt zijn diegenen die in stilte afhaken en daarna soms eeuwig thuisloos blijven.

In het evangelie van vandaag komt een ontroerend moment: Johannes de Doper zit in de gevangenis en hoort vanuit zijn gevangenschap allerlei vertellen over Jezus en over de nieuwe tijd. En Johannes vraagt aan zijn vrienden: is dat het nieuwe dat zou komen of hebben we ons vergist? Ik vind dit zo herkenbaar en ook zo eerlijk. Zelfs al denken we dat we goed bezig zijn moet de twijfel altijd een plaats krijgen. Pas dan wil ik het woord Advent volmondig beamen. Verwachten is mooi en maakt ons tot mens, maar het mag niet te concreet worden, er mag altijd een stuk ontbreken zodat ook het onverwachte, het onbedachte een plaats krijgt.
Zijn we op de goede weg of moeten we toch iets anders verwachten? Bij die vraag wil ik in deze dienst wat verder mijmeren. Bidden wij om zegen en vrede voor alle mensen.


Lied 195 Gij levende

Gebed

Gij zijt opgelicht en hebt naam gemaakt
In het leven van mensen.
Dat gaf hun dagen uitzicht en toekomst.
Gij hebt Uzelf uitgezaaid in wat zij droomden en verwachtten
Zodat zij konden volharden.
Begenadig ook ons als uw eigen volk,
Als de grote liefde die Gij niet opgeeft.
Overschaduw ook ons met uw nabijheid
En verwek in ons met uw Woord opnieuw uw Zoon.   (S. de Vries)

Jesaja 35, 1 – 10

Lied 220 Verdrijf de nacht

Mt. 11, 2 – 11

Homilie

Toen ik mij de vraag stelde of we goed bezig zijn of ons misschien toch hebben vergist, dacht ik er niet aan een soort balans te maken van 40 jaar kerk zijn. ik wil alleen enkele bedenkingen maken.
Natuurlijk vormen we een hechte groep die zich hier thuis voelt. Zowel spiritueel als broederlijk en zusterlijk zijn we aan elkaar gehecht en hebben we elkaar nodig om te geloven. Maar waarom heeft in de loop van al die jaren toch een grote stoet afgehaakt? Waarom telt onze gemeenschap geen jonge gezinnen met kinderen en jongeren? Sluiten we nog aan bij de wereldwijde Kerk of schuiven we weg in een soort van particularisme? Veel heeft te maken met wat in onze samenleving en cultuur gebeurde, met fouten door de Kerk en door priesters begaan. Dat heeft zijn weerslag op onze gemeenschap en bepaalt de positie van waaruit we spreken. Maar we mogen niet alles zomaar afschuiven op de veranderde samenleving maar in alle vrijheid onszelf bevragen. Ik vind daarom de twijfel een mooie houding ook al werkt ze soms remmend of irriterend. Ik ben een grote fan van de roman ‘der Mann ohne Eigenschaften’ van Robert Musil. De hoofdfiguur werkt iedereen in dat mooie, geharmoniseerde Kaiser- und Königtum op de zenuwen door te zeggen: misschien kan het ook anders. Hij opent daarmee voor zichzelf een nieuwe wereld.

Wat me aan de figuur van Johannes de Doper zo fascineert is dat hij tot geen enkele religieuze strekking behoorde en dat hij lak had aan alles wat in zijn samenleving belangrijk was. Hij kwam uit een landelijke familie van priesters, maar brak met de traditie en wilde geen priester worden. Hij brak met de tempeleredienst, met het systeem van reinheidsrituelen en het zich op die manier ontdoen van schuld. Schuldgevoel moet je niet oplossen met offers brengen maar moet aanzetten tot gerechtigheid, dacht hij. Hij trok zich terug in de woestijn en leefde van wat je daar kunt vinden, weg van die afgelijnde, geprofileerde maatschappij.
Johannes was zich scherp bewust van de diepe crisis waarin de godsdienst was geraakt. Die crisis was volgens hem zo ingrijpend dat de traditionele ingrepen van zuivering, gebed en boete niet volstonden. In plaats van zichzelf te reinigen door zijn handen of kleren te wassen, moest men zich met heel zijn persoon onderdompelen. Dat moest in de Jordaan, want volgens Joodse overtuiging kon men alleen door stromend water van een beek of rivier echt gezuiverd worden. Men moest opnieuw zijn land verlaten, terugkeren naar de woestijn en door het water van de Jordaan gaan om zo verfrist en gezuiverd onder leiding van ‘iemand die sterker is dan ik’ het beloofde land weer binnen te trekken. (Vorige week noemde Geert dit een cultuuromslag die moet gebeuren.) Wie dat zou zijn was Johannes niet duidelijk, maar we weten dat Jezus diep onder de indruk was en dat het optreden van Johannes een belangrijke stap was in het bewust worden van zijn zending. Jezus nam de opdracht van Johannes over, maar legde daarbij eigen accenten.

En dan komt dit mooie, kwetsbare moment: Johannes die aan zijn bezoekers in de gevangenis vraagt wat te denken van het optreden van Jezus. Johannes had gehoopt dat heel het volk hem zou volgen, dat een grote spirituele vernieuwing op gang zou komen. Maar nu zat hij in de gevangenis niet wetend wat te denken over het optreden van die nieuwe profeet. Bracht en brengt die Jezus van Nazareth en de groep die Hem volgde de echte vernieuwing? Veel Bijbelspecialisten zijn het er over eens dat het optreden van Jezus niet zo’n onverhoopt succes was als de latere evangelisten beweren. Hoeveel lammen konden weer lopen, hoeveel doven horen? En wat gebeurde met de armen toen ze die boodschap hoorden? Of moet ik mijn vraag anders stellen. Indien er één lamme is die opspringt, of één dove die plots het Goede Nieuws kan horen, is dat niet voldoende om van een succes te spreken? Indien ik de uitspraken van Jezus over ‘het rijk van God’ goed begrijp dan was ook Hij ervan overtuigd dat dit zou werken als een hoopje zuurdesem in een grote hoop meel of als een handvol korenkorrels die in goede grond vallen terwijl al de rest vergeefs werd gezaaid. De vraag is dus of het niet tot het wezen van het rijk van God behoort dat het een tegenbeweging is en dus altijd gemarginaliseerd blijft. Tegen de heersende cultuur, tegen de gangbare geloofstaal, misschien zelfs tegen je eigen leefpatroon. Spreek ik daarmee de taal van een verlopen mei-achtenzestiger of van een profeet? Moet het best zo blijven dat het Rijk van God een ongrijpbare tegenbeweging is, een aanhoudende en dringende vraag naar gerechtigheid of moeten we zoeken naar groei en succes? ‘Dat wij als wachters op de muren staan’.
Ik denk terug aan het boek ‘onbeminde gelovigen’ en aan de dinsdagavondspreker Guido van Heeswijck. Zijn betoog was duidelijk: we moeten durven getuigen van ons geloof en daarmee het risico durven lopen om gemarginaliseerd te worden, onbemind. Het is zelfs een teken van hoop als dat gebeurt. Gemarginaliseerd zijn we zeker, maar welke plaats krijgt dan de twijfel? Waar vind ik een grond om te weten dat ik op de goede weg ben? Alleen in mezelf, in een gemeenschap die straks rond de tafel van de Heer zingend bidt om de komst van Gods rijk? Hebben we tekens om te weten of we op de goede weg zijn? Straks begroeten we een kind dat aan de rand van de samenleving werd geboren. En we zingen de stilte toe vol geloof dat in Hem de nieuwe tijd zal aanbreken. Het is de kwetsbaarheid die ons nooit zal verlaten en die we moeten durven koesteren.


Lied 221 Dat wij als wachters op de muren zijn - strofen 5-7

Groot dankgebed 160

Na de communie 214 Op een God die door de eeuwen


------