16 Februari 2020: 6e zondag
Zoeter dan
honing (Mt. 5, 17-26)
Jan
Degraeuwe
Welkom
We beginnen deze viering in de naam van
de Vader, de Zoon en de Geest.
Met lied 115 bidden we over dit huis en roepen
we Gods ontferming af over andermans zorgen en
verdriet, over de nood van heel de wereld.
Lied
115: Bidden wij over dit huis
Inleiding
“Welke
vijf boeken hebben je leven veranderd?” Elke
zondag vind je deze rubriek op de VRT website.
Je krijgt er vaak een andere kijk op de
geïnterviewden. Het zou interessant zijn om eens
aan Jezus te vragen welke boeken zijn leven
veranderd hebben. Maar eigenlijk weten we het.
Hij las zelf of onder de leiding van
schriftgeleerden in de Wet en de profeten en hij
bad psalmen. De Wet of Thora en de profeten
bestuderen en overdenken was een levenslange
opdracht, nooit was je afgestudeerd. De eerste
psalm bezingt dit: “Gelukkig de mens die niet
meegaat met wie kwaad doen, die de weg van
zondaars niet betreedt, bij spotters niet aan
tafel zit, maar vreugde vindt in de wet van de
HEER en zich verdiept in zijn wet, dag en
nacht.” De beeldspraak in psalm 19 gaat nog
verder: “De voorschriften van de HEER zijn
waarachtig, rechtvaardig, geheel en al. Ze zijn
begeerlijker dan goud, dan fijn goud in
overvloed, en zoeter dan honing, dan honing vers
uit de raat.” Laten we deze psalm samen zingen.
Lied 719: psalm
19
Psalm 19
1
Voor de koorleider. Een psalm van David.
2 De hemel verhaalt van Gods
majesteit,
het uitspansel
roemt het werk van zijn handen,
3 de dag zegt het voort aan de dag
die komt,
de nacht
vertelt het door aan de volgende nacht.
4 Toch wordt er niets gezegd, geen
woord
gehoord, het is
een spraak zonder klank.
5 Over heel de aarde gaat hun
stem,
tot aan het
einde van de wereld hun taal.
Daar heeft hij
een tent opgeslagen voor de zon:
6 een jonge bruidegom die het
bruidsbed verlaat,
een held die
vrolijk voortrent op zijn weg.
7 Aan het ene einde van de hemel
komt hij op,
aan het andere
einde voltooit hij zijn loop,
niets blijft
voor zijn gloed verborgen.
8 De wet van de HEER is volmaakt:
levenskracht
voor de mens.
De richtlijn
van de HEER is betrouwbaar:
wijsheid voor
de eenvoudige.
9 De bevelen van de HEER zijn
eenduidig:
vreugde voor
het hart.
Het gebod van
de HEER is helder:
licht voor de
ogen.
10 Het ontzag voor de HEER is
zuiver,
houdt stand,
voor altijd.
De
voorschriften van de HEER zijn waarachtig,
rechtvaardig,
geheel en al.
11 Ze zijn begeerlijker dan goud,
dan fijn goud
in overvloed,
en zoeter dan
honing,
dan honing vers
uit de raat.
12 Uw dienaar laat
zich erdoor verlichten,
wie ze opvolgt
wordt rijk beloond.
13 Maar wie kan al zijn fouten
kennen?
Spreek mij vrij
van verborgen zonden.
14 Bescherm mij, uw dienaar, en
laat hoogmoed
niet over mij
heersen, dan zal ik volmaakt zijn
en bevrijd van
grote zonde.
15 Laten de woorden van mijn mond
u behagen,
de
overpeinzingen van mijn hart u bekoren,
HEER, mijn
rots, mijn bevrijder.
Commentaar
“De psalm bestaat uit drie delen, die op
eerste zicht los van elkaar staan: een lofzang op
de schepping (2-7), een lofzang op de Wet van de
HEER (8-11) en een persoonlijk gebed (12-15). De
dichter van de psalm maakt geen overstap van de
lofzang op de schepping naar de lofzang op de Wet.
Hierin lijkt hij wel een hedendaags dichter, die
abrupt van één thema op een ander overstapt en het
aan de lezer overlaat het verband te zoeken. Eerst
bezingt de dichter het uitspansel. De schepping
spreekt zonder woorden: “Toch wordt er niets
gezegd, geen woord gehoord, het is een spraak
zonder klank.” Woordeloos kan de natuur ons diep
raken, ontroeren en in beweging zetten. De dichter
bezingt de baan van de zon van opgang tot
ondergang. De sleutel om over te stappen naar het
tweede deel wordt aangereikt met het vers “niets
blijft voor zijn gloed verborgen”. De Wet
doordringt alles met zijn gloed. De dichter drukt
zijn liefde voor de Wet uit en hij put zich
hierbij uit om de Wet steeds op een andere manier
te omschrijven: de wet van de HEER, de richtlijn
van de HEER, de bevelen van de HEER, het gebod van
de HEER, voorschriften van de HEER.
Als we denken aan de tien geboden “Gij zult niet
…”, dan is het toch moeilijk om hierin een vreugde
voor het hart te zien. We kunnen dit begrijpen
vanuit de bijzondere plaats die het Jodendom innam
in de antieke wereld. Met de éne God verschilde
het sterk van de religies van de volken rond
Israël. De profeten moesten steeds waarschuwen
voor het verleidelijk karakter van die religies.
Denk maar aan de verleiding om het gouden kalf te
aanbidden. De Wet is dan ook een steun en
richtlijn voor het leven. Voor de oprechte Jood is
de Wet als bronwater, als frisse lucht. Zo is het
ook voor Jezus, dat horen we in de
evangelielezing.
Matteüs, 5, 17-26
Lied 554
Voor mensen die naamloos
Homilie
De schrijver van het Matteüs-evangelie was
waarschijnlijk een joods schriftgeleerde die een
christelijke gemeenschap leidde waarin de joodse
traditie leefde. Na de verwoesting van de tempel
in het jaar 70, worstelden velen met de vraag:
“Waar hebben wij dit verdiend?” Omdat de relatie
tussen joden en christenen stroef was, wezen ze in
elkaars richting. Voor christenen die gehecht
waren aan hun joodse achtergrond, was dit erg
pijnlijk. Hun vraag die hier niet vermeld wordt
is: “Kunnen we Jezus volgen én de Wet en de
profeten blijven lezen en overwegen?” Hierop
krijgen ze een geruststellend antwoord: “Ik ben
niet gekomen om de Wet of de Profeten af te
schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.”
In het antwoord van Jezus vinden we een kort
parallelisme tussen de kosmos en de Wet: “zolang
de hemel en de aarde bestaan, blijft het kleinste
lettertje of het minste leestekentje in de Wet van
kracht.” Dit klinkt legalistisch, de letter van de
wet moet volledig gerespecteerd worden. Maar met
psalm 19 in ons achterhoofd klinkt dit toch
anders. De letter wordt niet verdedigd ten koste
van de geest, de wet wordt als een geheel van
letter en geest liefdevol gelezen. Het vertrouwen
in de éne God en zijn Wet geeft zin en richting
aan het leven. Je moet je wel durven blootstellen
aan de gloed van die Wet. Een gloed die zoals de
middagzon alles doordringt.
De schriftgeleerden en de farizeeën krijgen een
veeg uit de pan, zij lezen en verklaren de Wet en
de profeten niet op de goede manier. Wat zouden
zij verkeerd doen? Voor hen is het overwegen van
de Wet en de profeten een job. Het is een ambt
waarop ze trots zijn en van waaruit ze de gewone
mens minachten. Zij durven zich niet blootstellen
aan de verzengende kracht van de Wet. Met de
uitgewerkte radicaliseringen “Jullie hebben
gehoord… En ik zeg zelfs…” leert Jezus hoe het dan
wel moet. Hij vertrekt vanuit het verbod op moord.
Zowel wie moordt als wie in woede tegen zijn
broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten
verantwoorden voor het gerecht. Is deze
verstrenging van het verbod dan de vervulling
waarover Jezus in de inleiding sprak? Ik denk dat
ook hier een antwoord wordt gegeven op een
onuitgesproken vraag. Hoe komen mensen tot moord
en hoe kunnen we dat proces tijdig stoppen? Toen
we op 27 januari de bevrijding van het
vernietigingskamp Auschwitz herdachten, werd
herhaaldelijk de vraag gesteld “Hoe zijn mensen in
staat tot zulke wreedheden?” Jarenlange,
eeuwenlange minachting en uitstoting van het
joodse volk zijn aan Auschwitz voorafgegaan. Wie
zijn medemens niet met respect behandelt, loopt
het risico zijn woorden om te zetten in daden.
Jezus legt ook een verband tussen enerzijds de
relatie met God, het brengen van de offergave, en
anderzijds de relatie met de medemens met wie je
in onenigheid kan leven. Er mag geen dissonantie
zijn tussen deze twee relaties. Daarom geeft Jezus
de raad om geschillen zo snel mogelijk op te
lossen. Wie een geschil te lang laat aanslepen,
kan in een rechtszaak verwikkeld raken en zelfs in
de gevangenis terecht komen. In het Onze Vader,
dat in het midden van de Bergrede staat, wordt
vergiffenis krijgen verbonden met vergiffenis
geven.
Het tot vervulling brengen van de Wet is geen
verdere uitwerking van die Wet in regels en
regeltjes. Het vervullen van de Wet is werken aan
jezelf om op het rechte pad van de Wet te blijven.
Het is een pedagogisch project met een negatief en
een positief luik. Je moet jezelf onthouden van
praktijken zoals schimpen en minachten, want ze
kunnen escaleren tot geweld. Je moet je verzoenend
opstellen en bruggen bouwen, want zo word je
vredestichter.
Tafelgebed: 158
Gij die mij aankijkt
Communieliedlied: 575
Geproefd, geleefd, herkend
Slotgebed
uit psalm 119
1
Gelukkig wie de volmaakte weg gaan
en leven naar
de wet van de HEER,
2 gelukkig wie zijn richtlijnen
volgen,
hem zoeken met
heel hun hart.
4 Uw regels hebt u gegeven
opdat wij ons
eraan houden.
5 Laat toch mijn wegen recht zijn,
ik wil mij
houden aan uw wetten.
17 Wees goed voor uw dienaar – dan
zal ik leven
en mij houden
aan uw woord.
18 Neem de sluier van mijn ogen –
dan zal ik zien
hoe wonderlijk
mooi uw wet is.
33 Wijs mij, HEER, de weg van uw
wetten,
dan volg ik die
tot het einde toe.
34 Geef mij inzicht, en ik zal uw
wet volgen,
hem onderhouden
met heel mijn hart.
|