------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





31 mei 2020: Pinksteren

       Pinksteren in corona tijd (Hand.2, 2- 4)

Hendrik, Jan, Jef


Op de vooravond van Pinksteren beluisterden we het verhaal van de toren van Babel. Het was een verhaal dat slecht afliep. In het lied hoorden we: “Ze hebben elkaar verloren. Ze kijken naar hun handen. Vreemden voor elkander.”

De God van Abraham haalt de band met zijn volk steeds weer aan. Dit gebeurde ook op Pinksteren.

“Plotseling klonk uit de hemel een geluid als van een windvlaag, dat het huis geheel vervulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen op ieder van hen neerzetten en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.” (Hand.2, 2- 4)


De leerlingen zitten geblokkeerd in een denken van mislukking. Eerst zijn ze weggevlucht van de plaats van het onheil.  Daarna zoeken ze elkaar weer op, maar sluiten zich op achter gesloten deuren, bang voor de buitenwereld. Dan komt er van Godswege een interventie. De hele zaal waar ze bijeen zitten, wordt overhoop gehaald. De auteur gebruikt krachtige metaforen om de wanorde te beschrijven.

De taal van de mislukking wordt doorbroken, wat in allerlei vreemde talen wordt geuit.

Daarna hebben de leerlingen zich over de hele wereld verspreid om de blijde boodschap te verkondigen.

Pinksteren: een antwoord op Babel?

God komt tussen door mensen te bevrijden uit onderdrukkende systemen die hen onvrij maken. Hij brengt het te rigide systeem uit evenwicht door twee soorten inhoudelijke ingrepen: mensen vrijmaken in hun spreken en mensen vrij maken tegenover de plaats waar ze leven. Het gaan zwerven onder invloed van God, zonder precies te weten waar naartoe, komt vaker voor in de Bijbel. Dit gebeurt zowel in Babel als met Pinksteren.
Daarnaast zien we twee tegenstrijdige bewegingen die complementair zijn: een centripetale en een centrifugale beweging.

De centripetale beweging brengt meer eenheid en verbondenheid in de gemeenschap.
Door het bouwen van de muren en de toren in Babel, wordt meer eenheid tot stand gebracht die bijdraagt tot een gemeenschappelijke identiteit.

De Wet van Mozes brengt eenheid onder het volk dat zich vestigt op een beloofde plek.
Na het overlijden van Jezus trekken de volgelingen zich terug achter beveiligende muren.
Rond Jezus en zijn Geest vinden ze een nieuwe eenheid en groeit er een kerkgemeenschap.

Wanneer die centripetale beweging te eng wordt en evolueert tot een intern systeem van onderdrukking, is er nood aan een centrifugale beweging, die de mensen vrijer maakt. Vrijer tegenover het maatschappelijk systeem en/of vrijer tegenover de eigen blokkade, die er het gevolg van is.

Mensen trekken oorspronkelijk zwervend rond.

God brengt taalverwarring in Babel en verspreidt de mensen over de aarde.

Onder leiding van Mozes worden de Israëliërs bevrijd uit slavernij en gaan zwerven alvorens zich te vestigen.

Jezus zwerft rond, leeft vanuit de liefde en luistert naar de noden van de uitgesloten mens en bedreigt daardoor het systeem van de machtigen.

De leerlingen zitten geblokkeerd in hun taal van mislukking. En Gods Geest breekt door de muren van de leerlingen en brengt hun denken en spreken in beweging. Ze zullen de hele wereld rondtrekken.

Wie is toch die Geest?

Op Pinksteren hebben de apostelen gekozen om verder te gaan met Jezus. Ze hadden ook kunnen opgeven. Ze kwamen nog vaak mensen tegen die hen verweten dat ze voor Jezus hadden gekozen. Paulus had ook die stap gezet en moest opboksen tegen mensen die Jezus verwierpen. Paulus betoogt dat het de geest van God is die mensen leert zeggen dat Jezus de Heer is. Je zal horen dat Paulus graag met scherpe tegenstellingen werkt om zijn boodschap over te brengen. Hij zal ons ook verduidelijken wat de Geest tot stand brengt.

Daarom zeg ik u nadrukkelijk: niemand kan ooit door toedoen van de Geest van God zeggen: ‘vervloekt is Jezus’, en niemand kan ooit zeggen: ‘Jezus is de Heer’ behalve door toedoen van de heilige Geest.

Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer; er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt. In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente.

Een lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die delen samen één lichaam. Zo is het ook met het lichaam van Christus. Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allen van één Geest doordrenkt, of we nu uit het Joodse volk of uit een ander volk afkomstig zijn, of we nu slaven of vrije mensen zijn.
(1 Kor. 12,3b-7.12-13)

Het is niet gemakkelijk om even te zeggen wat ‘geest’ is. De boeken van het Nieuwe Testament werden in het Grieks geschreven en voor wat wij als geest vertalen staat er ‘pneuma’. Voor wie Grieks spreekt is pneuma wind of adem. Wind kan een verwoestende storm zijn, maar ook een verfrissend briesje. Wind kan het land uitdrogen, maar ook wolken aanvoeren die het land weer vruchtbaar zullen maken. Toen we geboren werden zijn we beginnen ademen en we hopen dit nog lang te blijven doen. De adem is op de meest directe wijze verbonden met het leven en heeft toch iets ongrijpbaars.

In het scheppingsverhaal van het boek Genesis staat dat Gods geest over het water zweefde. Het Hebreeuwse woord ‘ruach’ dat als geest wordt vertaald betekent ook adem of wind. De wind en de adem die we kennen wordt hier gebruikt om de scheppende kracht aan te duiden, maar in de Bijbel zal de ‘ruach’, de adem, iets nieuws tot stand brengen door licht en duisternis te scheiden. De stoïcijnen noemden de goddelijke drijvende kracht in de kosmos ook adem of ‘pneuma’. Gedreven door de pneuma herhaalt de kosmos zichzelf eindeloos en ontstaat er nooit iets nieuws. Paulus kende de leer van de stoïcijnen, maar was er als jood van doordrongen dat er wel iets nieuws kan ontstaan. Hij kende toch Ezechiël:

Geven zal ik u een nieuw hart,
en een nieuwe geest
zal ik in uw binnenste geven;
verwijderen zal ik uit uw vlees
het hart van steen
en geven zal ik u een hart van vlees (Ezechiël 36, 26)

Paulus maakt daarom gebruik van het jargon van de stoïcijnen, maar geeft het woord geest een dubbele betekenis om over het tot stand komen van het nieuwe te spreken. Hij spreekt over ‘de geest van de wereld’ en ‘de geest uit God’ (1 Kor 2, 12). De ‘geest uit God’ kan ‘de geest van de wereld’ doorbreken en zo iets nieuws realiseren. De ‘geest uit God’ kan een transformatie bewerken. Paulus gebruikt hiervoor het beeld van de barensweeën. Hoe pijnlijk barensweeën ook zijn; een nieuwe mens komt op aarde! De ‘geest uit God’ doorbreekt de eindeloze herhaling en creëert een nieuwe wereld.

Hoe gaat die ‘geest uit God’ te werk? Hij kan zich op vele wijzen uiten. Paulus geeft er een opsomming van: verkondigen van wijsheid, overdragen van kennis, genezen, … Maar al deze uitingen van de ‘geest uit God’ zijn ten bate van de gemeente, van de gemeenschap. Dit is een geest die de bouwers van Babel niet kenden, zij wilden altijd maar hoger, altijd verder, zonder om te kijken naar de achterblijvers. De bouwers waren slachtoffer geworden van een koortsige hardnekkigheid. Ze zaten in de “rat race”. Ze dreven productie en consumptie steeds verder op. De ‘geest uit God’ durft even halt te houden, durft vertragen om de wereld een nieuwe wending te geven. De corona-crisis heeft ons doen vertragen. We hebben ingezien dat we belangrijke dingen lang verwaarloosd hebben. We zagen hoe mensen die het al moeilijk hadden, het nog harder te verduren kregen. We hebben de ‘geest uit God’ nodig om te onderscheiden wat echt belangrijk is en steun te bieden aan wie uit de boot valt. Met ons verstand zien we de noden en zoeken we naar oplossingen. Met een gezond lichaam kunnen we de problemen aanpakken, maar de Geest moet ons hart aanvuren om te beginnen en om vol te houden. Laten we daarom bidden:

Kom, Schepper Geest daal tot ons neer,
houd Gij bij ons uw intocht, Heer;
vervul het hart dat U verbeidt, met hemelse barmhartigheid.

Gij zijt de gave Gods, Gij zijt de grote Trooster in de tijd,
de bron waaruit het leven springt,
het liefdevuur dat ons doordringt.

Gij schenkt uw gaven zevenvoud,
o hand die God ten zegen houdt,
o taal waarin wij God verstaan, wij heffen onze lofzang aan.

Verlicht ons duistere verstand,
geef dat ons hart van liefde brandt
en dat ons zwakke lichaam leeft
vanuit de kracht die Gij het geeft.
Verlos ons als de vijand woedt,
geef Heer, de vrede ons voorgoed.
Leid Gij ons voort, opdat geen kwaad,
geen ongeval ons leven schaadt.
Doe ons de Vader en de Zoon
aanschouwen in de hoge troon,
o Geest van beiden uitgegaan, wij bidden U gelovig aan.

We maakten de bedenking “De ‘geest uit God’ durft even halt te houden, durft vertragen om de wereld een nieuwe wending te geven.”...

We voelen de drang van de Geest, die uitnodigt om te verwoorden wat in ons en in Filosofenfontein leeft. De volgende vragen kunnen een  hulp zijn.

Graag jullie reactie. Je kan ze neerschrijven door te klikken op deze link, en in het document uw gedachten achter te laten.

Als we denken dat we dezelfde taal moeten spreken, missen we dan niet de tegenspraak, blokkeren we dan niet de groei in ons denken? Worden dan vele visies niet onderdrukt met machtsconcentratie als gevolg?
Het leidt tot de vraag: wanneer is tegenspraak nodig om ruimte te maken voor de Geest en wanneer samenspraak? En hoe komen we dat op het spoor als gemeenschap van Filosofenfontein?



“Halt houden …”.   Dat doen we al maanden op zoveel terreinen, ook in de manier waarop we “kerk” zijn.  En in de nieuwsbrief lezen we hoeveel kapelgangers dat “halt” in “Go” willen zien veranderen.  Maar kúnnen we wel gewoon naar de orde van de dag alsof wat we nu beleven enkel een boze droom is?   Of bereiken we een knooppunt waarbij het verlangen naar het vertrouwde van Filosofenfontein ons zelfs verhindert om de geest zijn werk te laten doen?  
Zijn nieuwe vormen van ecclesia, van kerk-zijn denkbaar?  Zie je ze? …


Laat de Geest maar waaien.

------