------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





23 augustus 2020: 21e zondag door het jaar

Wie is Jezus voor mij – en wie ben ik voor hem?  (Mt 16: 13-20)

Tuinkerkviering ten huize van Jef Van den Branden


Jef Van den Branden en Ides Nicais


Muziek: Stilte Nu - psalm 65

Stilte nu. Voor U.
Stilte zingen had ik U beloofd.
Hoor dan.

Hoor dan wie ?
Mij - wie mij ?
Die deze mens ben
die hier neerligt
nietig schuld beladen
die wil opstaan
ander mens wil zijn
nieuw ik.

Stiltemoment 5’

Gebed: Leer ons de stilte

Leer ons de stilte van de eenvoud, de stilte van de wijsheid,
Stilte van de liefde.
Stilte die spreekt zonder woorden, stilte van geloof.
Leer ons ons hart en onze geest tot stilte te brengen,
Dat we mogen luisteren naar de beweging van uw Geest
en uw aanwezigheid ervaren in de diepte van ons wezen.
Wij willen stil zijn voor U en gebeden de ruimte geven,
die door woorden niet kunnen worden bevat.
Luister niet naar onze woorden, maar naar ons biddend hart

Evangelie: Mt 16: 13-20

Toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde hij zijn leerlingen deze vraag: ‘Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon? Zij antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten’. – ‘Maar jullie’ sprak hij tot hen, ‘wie zeggen jullie dat ik ben?’
Simon Petrus antwoordde: ‘Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God.’
Jezus hernam: ‘Zalig ben jij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben jou dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is. Opmijn beurt zeg ik jou: jij ben Petrus, en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen. En de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal jou de sleutels geven van het Rijk der hemelen, en wat jij zal binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn. En wat jij zal ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn’.
Daarop verbood hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen dat hij de Christus was.

Bezinning

Wie ben ik ?

Kijkend in een spiegel vroeg ik mij als jonge adolescent soms af of ik mezelf zou kennen als ik helemaal alleen op de wereld zou rondlopen. We steken immers niet alleen kennis op, maar leren ook vaardigheden en emoties in interactie met anderen. Zonder die anderen is er geen zelfkennis mogelijk, of blijft ze minstens bijzonder beperkt.
Daarnaast ervaren we dat het eigen zelfbeeld regelmatig afwijkt van wat anderen over onszelf denken en zeggen. Een leraar gelooft dat hij boeiend les geeft. Wanneer zijn leerlingen hun mening wordt gevraagd heet hij een flauwe plezante te zijn die zijn saaie lessen doorspekt met afgeleefde moppen. Een ouder vindt zich liefdevol betrokken bij haar kinderen; die kinderen op hun beurt vinden haar moederliefde zo verstikkend dat zij niet de zelfstandigheid krijgen waarop ze menen recht te hebben. Is het misschien daarom dat de huidige jeugd zo gek is selfies ? Willen ze op die manier anderen niet medeplichtig maken aan hun eigen zelfbeeld ? Het is dan ook verstandig om ons zelfbeeld, dat overigens mee bepaald wordt door ons waardenbesef en idealen, te toetsen aan de werkelijkheid.

Het hoeft bijgevolg niet te verwonderen dat Jezus wil toetsen of de boodschap die hij brengen wil aankomt in zijn bedoelde volheid. Hij doet het via de vraag aan zijn apostelen “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon ?”. ‘Mensenzoon’, het woord komt uit het visioen van Daniel (Da 7; 13-14) en wordt er begrepen als ‘Messias’. Gegeven de geladenheid die het woord messias ten tijde van Jezus heeft gekregen legt Matteüs het liever niet in Jezus’ mond. Het antwoord van de apostelen is in eerste instantie niet waarop Hij gehoopt heeft. Dus volgt de vraag wie zěj dan wel zeggen dat hij is. Het antwoord van de visser Simon zoon van Jona is duidelijk niet de expressie van een persoonlijke visie: ‘Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God”. ‘Christus’, de Griekse vorm van het Hebreeuwse ‘Messias’, wat onder meer ‘Gezalfde’ betekent; ‘Zoon van de levende God’ (verwijzing naar de stem uit de hemel bij Jezus’ doop in de Jordaan ?). En ook het antwoord van Jezus is complex (deze openbaring komt van “mijn Vader die in de hemel is”) en maakt gebruik van Semitisch-Oosterse begrippen (steenrots, sleutels van het Rijk der hemelen, binden en ontbinden). Het is duidelijk dat de evangelist Matteüs als schriftgeleerde hier woorden in de mond van Jezus legt die waarschijnlijk nooit gesproken zijn.

Zoon van God

Onder meer deze perikoop uit het Matteüs evangelie heeft doorheen de eeuwen tot discussie geleid rond Jezus Christus. “Is Hij God of is Hij (slechts) een mens, of is hij beide.” (Marcel Braekers, Meesters in Spiritualiteit. Meister Eckhart, Mysticus van het niet-wetende weten, p.116). Globaal zijn er twee extreme standpunten: het meer traditionalistisch-dogmatische, nl. Jezus is de mensgeworden God (met nadruk op het laatste woord); en de ook vandaag meer gevolgde humane benadering van de mens Jezus als middelaar tussen God-zijn-Vader en ons (maar dus wel met nadruk op het woord mens). Hij is zich ten volle bewust van de goddelijke component in zichzelf en wil in zijn doen en spreken radicaal leven naar wat hij onderkent als Gods opdracht en bedoeling voor Zijn schepping. In zijn voorbeeld nodigt hij ons uit om hem hierin te volgen.

Over deze polemiek schrijft Marcel in zijn genoemde boek een aantal merkwaardige bladzijden, waarbij hij o.m. verwijst naar zijn medebroeder Edward Schillebeeckx (Jezus  het verhaal van een levende), de benedictijn Benoît Standaert (De Jezusruimte), de Roemeense jood Paul Celan (gedicht Sprich auch Du) en Meister Eckhart (Chrisus als woord van God).
Hierop verder ingaan zou ons te ver wegleiden van de vragen die we wilden stellen binnen deze viering:

Wie is Jezus voor mij – en wie ben ik voor hem?

Er op antwoorden impliceert weliswaar dat je jezelf positioneert in de genoemde polemiek, en vooral dat je als christen je geloof (of zo je wilt vertrouwen) in God, laat samenvallen met je geloof in Jezus. Maar het is ook meer dan dat.

Toen een goed jaar geleden mijn jongste kleindochter haar vormsel catechese volgde overviel ze me met de opdracht die de catechist haar gegeven had: vraag aan je ouders of grootouders wie zij vinden dat Jezus is. Ik denk dat heel wat van mijn lotgenoten toen een zware avond hebben gekregen, want bij een 11-jarige moet je met geen theologische tractaten afkomen, maar je moet wel dingen zeggen die je meent en voorleeft, anders doorprikken zij zo je uitspraken. Woordelijk kan ik het niet meer herhalen, maar het moet iets zijn geweest als ‘Jezus houdt van alle mensen, of ze nu groot of klein zijn, of ze nu goede dingen doen of dingen die minder leuk zijn… pesten bijvoorbeeld. Meer zelfs, ook als ze dingen zeggen of doen waarvan ze weten dat het hem pijn doet, dan nog laat hij hen niet vallen.’ Een zeer onvolledig antwoord, maar voor mij ergens toch de essentie en meteen ook een (niet altijd gemakkelijke) opgave.

De vraag “Wie is Jezus ?” Is een belangrijke vraag, omdat het antwoord onthult wie wij zelf zijn en dat wat we in hem zien de inhoud van ons leven bepaalt. En bijgevolg is er geen eenduidig “juist” antwoord mogelijk; alleen “mijn” antwoord. Spreken over Jezus, hoe belangrijk ook om hem aanwezig te stellen onder ons, blijft ondergeschikt aan hém léven, wat meteen ook het enige antwoord is op de vraag “wie ben ik voor hem ?”.

Anderen zijn uiteraard breder in hun antwoord op de vragen.

Suzanne van der Schot heeft liefst 188 pagina’s nodig in haar boek “De Minnaar, de Monnik en de Rebel” om te beschrijven wie Jezus voor haar is. Hoe hij haar raakt doorheen lectuur van de bijbel en via haar pogen om hem aanwezig te stellen in haar dagelijkse leven.

In de viering van zondag 24 augustus 2014 “Wie zegt gij dat ik ben ?” binnen Dominicus Gent heet dit “Hém léven in plaats van over hem spreken, die diepe bewogenheid voelen en beleven die ook Jezus bezielde in zijn omgang met mensen (vanuit diepe verbondenheid met het mysterie van leven en dood dat hij Abba noemde), dŕt blijft (hopelijk) herkenbaar door de tijden heen: recht doen, mensen tot hun recht laten komen, goed samenleven bevorderen, mensen helpen, de ander liefhebben als jezelf, jezelf niet als het ultieme begin en einde zien….. en tegelijk hoopvol weten dat ook andere tradities van goed samenleven wakker liggen en er werk van maken. In deze tijd van grote spanningen, oorlog en oorlogsdreiging is dat een gedeeld en cruciaal thema: hoe samenleven?”

Of anders gezegd: bereid zijn om zelf de messiaanse weg te willen bewandelen door in deemoed en onopvallend de weg van de meeste weerstand te bewandelen, door je belangeloos in te zetten voor de ander, door krachtig te protesteren tegen onrecht en daarvoor durven te lijden, door het smalle pad van de navolging te kiezen.

Eigenlijk wordt het mooi verwoord in wat Gerrit Achterberg schreef:

Ik kan alleen woorden ontmoeten, u niet meer.
Maar hiermee houdt het groeten aan, zozeer,
dat ik wel moet geloven, dat gij luistert;
zoals ik omgekeerd uw stilte in mij hoor.


Stiltemoment 5’

Dialoog over evangelie 
wie is Jezus voor mij? En wie ben ik voor hem (waartoe spreekt hij mij aan)?

Muziek: Psalm 138 (Oosterhuis – koorversie)

Mijn hart speelt een harp een viool
ik zing en speel U, Gezegende.
Gij laat nooit varen uw werk
het broze werk van uw handen.

Hoog op hun tronen, ik hoor ze,
de opperste wezens ter wereld.
Ik tart ze, ik zing ze de Naam toe:
‘Vriendschap ontferming en trouw.’

Naam die mij klonk in mijn oren
die nog klinkt in mijn ziel:
‘Ik zal zijn die ik ben, voor jou,
vriendschap ontferming en trouw.’


Ik vertrouwde mijn oren niet,
riep omhoog: Wat bedoelt U?
Versta ik het goed? – ja goed
klonk een stem in mijn ziel.

Gij hebt mij gesterkt diep vanbinnen.
Ik moet door het oog van de naald,
Gij haalt mij erdoor, Gij voor eeuwig
vriendschap ontferming en trouw.



Groot dankgebed (naar K. Gelaude en H. Oosterhuis)

Samen: Als hij die ene niet was,
die bewogen, bezield,
Liefde als weg heeft geweezen,
hoe konden wij mens zijn?
Hem werd geen adem gespaard,
hij voelde de slagen
Die mensen soms treffen.
En kende de onmacht,
De hoop en de vragen, tot diep in de dood

Als wij degenen niet zijn,
die verbonden, geraakt,
Elkaar tot lotgenoot worden,
wat hield ons hier samen?
Ooit werd er troost aangezegd
in tekens herkenbaar
En woorden met licht in,
aan wie elkaar dragen,
Dat jij met hen meegaat
de aarde voorbij

Vrouwen: Jij die van oudsher
spreekt tot de mensen in vele talen
in zichtbare en onzienlijke dingen
en naar ons zoekt in hemel en aarde
wij zegenen jou
omdat jij eens en voorgoed
gesproken hebt in één van ons
uit jou geboren voor alle eeuwen
en vleesgeworden, stof van aarde
Jezus van Nazaret


Mannen: die mens geweest is,
alleman, Adam,
in deze altijd-dezelfde wereld
van bijna-mensen, tastende handen,
dove oren, gewapende vrede
die vuur en licht was,
levend water, sterke wijnstok,
woord als een weg,
maar werd geplunderd en uitgedoofd

Samen: die heeft gezegd: Ik ben gekomen
om als een zee te worden gedronken,
om brood te worden,
zaad in de grond.
En daarom heeft hij
voor vriend en vreemde
voor goed en kwaad
zichzelf ontledigd,
en wist – en weet - ten einde raad
ten eeuwigen dage
niets te doen dan God te zijn
voor ieder mens in deze wereld.

Wij zijn die mens
tot wie hij zegt:
“Dit is mijn lichaam, levend brood
Dit is mijn bloed, mijn ziel voor jou
Doe aan elkaar wat ik gedaan heb”

Mannen: Jij, ongekende,
roepende ander, eeuwige verte,
Jij die in deze zoon van de mensen
onze Vader geworden bent,
wij zegenen jou en bewonderen jou.
En in dit brood op onze handen
ontvangen wij in tastend geloof
jouw naam
jouw zoon
ons eigen leven van lief en leed.

Vrouwen: Doe ons verstaan
in dit klein teken, in deze ruimte,
luisterend, zingend, achter de woorden
dat het ooit waarheid worden zal
wat wij van jou verwachten
in hoop en vrees:
dat wij ooit zullen spreken met jou
van mens tot mens,
tot niets meer overblijft
dan zien en zwijgen
en eeuwig zijn.


Communie (muziek: Wij zagen hoe het spoor van God)
(J. Akepsimas –M. Scouarnec – vert. A. Govaert)

Wij zagen hoe het spoor van God
sporen van mensen kruiste.
Wij zagen licht, een vuur laait op,
feest voor armen in het duister.
Wij zagen mensen teer en fier,
bloeien in steenwoestijnen.
Wij zagen hoe de schepping nieuw
gloort in vrede zonder einde.

Refrein:
    Komt Hij terug op onze weg,
    keert Hij verharde harten?
    Wanneer komt Hij met licht en lef,
    zaaigoed in onze handen?



Wij zagen lammen op het feest,
dansend en opgetogen.
Wij zagen hoe de hoop weer leeft
in de uitgedoofde ogen.
Wij zagen rijken diep ontdaan,
konden zichzelf niet geven.
Wij zagen armen binnengaan
in een huis vol licht en leven.   – Refr.

Wij zagen God verloren staan,
zullen zijn kinderen komen?
Wij zagen Gods hart opengaan:
levend water, rijke stromen.   – Refr.



Onze Vader

Gezongen zegen

Moge de zegen van God op je rusten
Moge Gods vrede leven in jou
Moge Gods aanwezigheid heel je hart verlichten
Nu en in alle tijden


------