------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





10 januari 2021 : Doop van Jezus

Ken je mij ? Hier ben ik (Mc 1, 7-11 )


Jef Van den Branden

Begroeting

Ken je mij ? Hier ben ik.  Twee citaten uit liederen van Oosterhuis die wonderwel uitdrukken wat Jezus met zijn doop in de Jordaan wou bereiken. Nadat God zich openbaarde in de mens Jezus (Kerstmis), toont Jezus in zijn doop zich bereid om de taak op te nemen waarvoor hij in de wereld kwam. Hij start daarmee tevens zijn openbaar leven. De kerk beschouwt dit feest van Jezus’ doop dan ook als de afsluiting van de kersttijd. Het is merkwaardig dat Marcus zijn evangelie met deze doop begint, zonder melding te maken van het kerstverhaal.
Zoals we lazen op de tweede adventszondag wordt die doop ingeleid door Johannes (de Doper) die zijn volgelingen opriep tot inkeer en doopte wie de oude mens wou afleggen. Ook Jezus behoorde tot die volgelingen en vond In Johannes de wegbereider voor zijn publieke leven (Mc. 1, 1-9). In de lezing van vandaag wordt hierop ingehaakt en lezen we verder (Mc. 1 ,7-11).

Openingsgebed

Aan God die al wat is, geschapen heeft en leidt,
aan Hem die door ons genoemd mag worden: Vader,
dragen wij in eerbied dit samenzijn op.

En laten we dan elkaar ontmoeten in de Naam van de Vader,
de Zoon en de heilige Geest. Amen.
    (naar Jos Brink)

Lied: “Johannes doopte bij de Jordaan” (K. Deurloo – W. Vogel)

Lezing: Mc 1, 7-11

n.b. Voor wie nog jongere (klein-)kinderen heeft en deze lezing met hen wil delen is er de hertaling van die Kolet Janssen schreef voor haar Kinderbijbel, Hosanna. Hij is te lezen op https://www.kerknet.be/graag-samen/artikel/mosterdzaadjes-jezus-wordt-gedoopt


In die tijd predikte Johannes: 'Na mij komt Hij die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb u gedoopt met water maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.' In die tijd vertrok Jezus uit Nazaret in Galilea en liet zich in de Jordaan door Johannes dopen. En op hetzelfde ogenblik dat Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen. En er kwam een stem uit de hemel: 'Gij zijt mijn geliefde Zoon; in Jou vind ik vreugde.'

Bezinning

Marcus was geen apostel, maar wel een van de latere leerlingen die nog heel dicht bij de apostelen stond. Hij schreef zijn evangelie rond het jaar 70, in de tijd van de (tweede) verwoesting van de tempel in Jerusalem die het rechtstreekse gevolg was van de opstand van joden tegen de romeinen. Een grote groep joden lazen immers in de profeten teksten waarin tekenen beschreven werden die de spoedige komst van de Messias aankondigden; tekenen die zij meenden te ontdekken in de samenleving van hun tijd. Liever dan te wachten moest een opstand die komst voorbereiden en bespoedigen. Daarbij hielden de eerste christengemeenschappen in Israël zich wat afzijdig, zodat zij voor de strijdende joden aangeschoten wild werden. Ook in Rome waren er dergelijke kleinere gemeenschappen. Door de romeinen werden ze als joden beschouwd, terwijl ze in de typisch joodse gemeenschappen van Rome als vaandelvluchtigen of landverraders werden aangezien. Met uitzondering van collaborerende joden vervolgden de romeinen brutaal alle joodse gemeenschappen (en dus ook christengemeenschappen). Toen Marcus zijn evangelie schreef waren zowat 10 jaar eerder trouwens Petrus en Paulus de marteldood gestorven. Diverse bronnen geven trouwens aan dat Marcus een leerling was van Petrus, en zelfs zijn woordvoerder gedurende zekere tijd. Hij zal dus allicht deze apostelen en hun gemeenschappen hebben vrij goed hebben gekend en kon putten uit de mondelinge overlevering die doorgegeven werd binnen en tussen deze gemeenschappen. De  congregatie van Marcus bestond bovendien overwegend uit niet-joden. Zij waren minder vertrouwd met de boeken van het oude testament, waarmee de echte joden zeer goed vertrouwd waren en er citaten uit gebruikten in hun verhalen. Marcus had de leden van zijn gemeenten dus veel te duiden rond de wortels van hun geloof. Toch werd zijn evangelie het kortste van de vier en de basis waarvan door de andere evangelisten in ruime mate gebruik zou worden gemaakt. Samenkomsten van deze gemeenten gebeurden in huiskerken, en voor de veiligheid soms in catacomben, – in coronatijden ook ons niet onvertrouwd. De lezing die ze daarbij deden betroffen niet een citaat van enkele verzen zoals dat vandaag het geval is, maar het voorlezen van een heel hoofdstuk. Aan het eind van de samenkomst werd dan het brood gebroken. Daarom deelde Marcus zijn evangelie zo in, dat die hoofdstukken min of meer zelfstandige betekeniseenheden waren die als één geheel konden gelezen en verklaard worden. Zijn eerste hoofdstuk was (naar het woord van Benoît Standaert in zijn boek “Marcus, geweld en genade”) de proloog en vertelt het verhaal van Johannes de Doper en van de doop van Jezus. In paasvieringen was het bovendien de gewoonte om maar liefst het hele evangelie te lezen, de hele nacht door, met aan het einde als initiatieritus de doop van de nieuwe gelovigen, verwijzend naar Jezus’ doop als begin van zijn openbare leven.

Als boeteprediker riep Johannes de Doper op tot bekering, want “elke boom die geen goede vrucht draagt, zal worden omgekapt en in het vuur geworpen” (Mt 3,10). Het Godsbeeld dat Johannes voor ogen had was er één van een strenge God, onverbiddelijk en eerder bestraffend dan belonend. Aangezien water voor Joden van zijn tijd een medium was dat chaos en verwoesting verzinnebeelde, was opstijgen uit het water na onderdompeling zoveel als de chaos (in zijn leven) achterlaten. Een rituele doop door onderdompeling was bij joden voordien (en nog steeds) in gebruik. Zij deden dit individueel om “onreinheid” na overtreding van o.m. reinheidswetten uit te wissen. Zo stonden aan de tempel mitwes (rituele doopbaden) voor joden die de tempel wilden betreden en daarvoor rein moesten zijn. Rijkere joden hadden vaak een mitwe aan huis. Dat was handig, vooral voor vrouwen die door hun menstruatie onrein waren. Daarnaast herinnerde deze doop hen ook aan de doortocht door de Rietzee die het joodse volk onttrok aan verknechting. Maar bij Johannes was hij het die de onderdompeling deed bij de doop van zijn leerlingen. Vandaar zijn naam Johannes de Doper.

Johannes herkent in Jezus de Messias, de rechtstreekse Godsgezant, die veel sterker is dan hijzelf en die niet met water, maar met de Heilige Geest zal dopen. Wat ook gebeurt bij Jezus’ doop, want als Jezus opstijgt uit het water “scheurt de hemel open”, wordt m.a.w. de communicatie tussen God en de mensen terug hersteld nadat die verloren was gegaan toen er na Maleanchi (ca 450 voor Christus) geen nieuwe profeten opstonden. En in Jezus daalt de Heilige Geest neer (in de vorm van een duif), waarna God Jezus aanduidt als de Messias: “Gij zijt mijn geliefde Zoon; in Jou vind ik vreugde.”

En deze tekenen staan voor een heel ander Godsbeeld. Het sluit aan bij Jesaja (55, 1-11). “Zo spreekt de Heer: “Komt naar het water, gij allen die dorst lijdt! Ook gij die geen geld hebt, komt toch. Komt kopen, geniet zonder geld en zonder te betalen, komt kopen wijn en melk.” En wat verder: “Zoekt de Heer, nu Hij zich laat vinden, roept Hem aan, nu Hij nabij is. De ongerechtige moet zijn weg verlaten, de zondaar zijn gedachten; hij moet naar de Heer terugkeren – de Heer zal zich erbarmen – terug naar onze God, die altijd wil vergeven.”

Het is het verblijdende nieuws, het Rijk Gods, het “Gods heerschappij is nabij gekomen”, dat de Messias brengen zal. Of zoals Schillebeeckx stelt: “Voor Jezus betekent dit Gods onvoorwaardelijke heilswil, van tegemoetkomend erbarmen en toekomende genadigheid (Schillebeeckx, Jezus, het verhaal van een levende, p. 114). Water is in dat perspectief een voedende, leven gevende, dorst lessende drank. Voor Jessaja gaat het natuurlijk niet om water dat onze fysieke dorst lest en ons als organisme doet overleven, maar om water dat ons doet leven als mens.

Hoe Jezus in dat perspectief de doop bekijkt, is te vinden in zijn eigen woorden tot zijn leerlingen “Maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” (Mt.28, 18-20). Water wordt in deze doop dus symbool voor het leven zelf. Het heeft een reinigende functie ten aanzien van het leven dat aan de doop vooraf ging (in ruimste zin de erfzonde), maar het brengt ons vooral binnen in het Koninkrijk van God dat door Jezus werd toegezegd.

In het doopritueel van de katholieke kerk is er daarom voorzien in een doopbelofte die, naast het wat archaïsche verzaken aan de duivel, de bevestiging inhoudt dat we geloven in alle artikelen van het credo. Doopbelofte die we als gelovigen in de paasviering expliciet in herinnering brengen en bevestigen. Doopwater geeft ons het merkteken dat wij voortaan zijn geschreven in de palm van Gods hand, waardoor ook voor ons de hemel openscheurt, wij uitgenodigd worden om te doen wat Jezus ons heeft voorgeleefd, Gods genade en kracht doorheen zijn Geest over ons wordt uitgestort, en de geliefde kinderen worden waarin God vreugde vindt.

Stilte

Lied: Geest van Hierboven (Stef Bos - Jongerenkoor Samen Op Weg)  

Vrije voorbeden

Lied: Kleine Psalm (Lied 851)

Onze Vader (samen bidden)

Slotgebed

God,
Dat ik de naam mag zijn van jouw verlangen
wekt in mij een nog nooit vermoede kracht.
Jij hebt mij bij mijn eigen bron gebracht
en stromen mag ik, vrij en onbevangen.

Jij brak mijn doolhof van gedachten open
en hebt mij stapvoets uit mijzelf ontward.
Gretig je gangen gravend naar mijn hart
ben jij op wat ik zelf niet wist gestoten.

Het vuur dat smeulde en vergeten brandde
onder de as, riep jij in mij terug.
De vonk herleeft, geeft aan zijn vlammen lucht
en ik ontvang mijn vrijheid uit jouw handen.

Dat ik de naam mag zijn van jouw verlangen
heeft heel het harnas om mijn ziel gekraakt.
Ik weet mij aan mijn naakte huid geraakt
die, niet verborgen meer, nu alle licht wil vangen.
    Sytse de Vries, Op Liefde gebouwd

Vredeswens en zegen

Muziek: Händel Messias 4. Chorus: And the glory of the Lord


------