------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





28 maart 2021: Palmzondag (2021)

Keuze en confrontatie

Marcel Braekers

Openingzang 318 gedenk die werd beeld van een mens

Begroeting

Lieve tochtgenoten,

Vandaag op Palmzondag begint de Goede Week en gaan we met Jezus mee in de laatste dagen van zijn leven. Mensen onder jullie die ooit een dierbare verloren denken misschien wel terug aan die laatste dagen. Wat heb je gedaan? Wat had je achteraf gezien moeten doen? Meestal blijven we ten onrechte met een schuldgevoel achter dat het niet genoeg was. Indien iemand sterft ten gevolge van een ongeneselijke ziekte ben je machteloos. Maar als iemand roekeloos gedrag vertoont of zelfdestructief wordt dan had je misschien kunnen waarschuwen of beschermend tussenkomen.

Ik heb de indruk dat zich ook in het leven van Jezus zoiets heeft voorgedaan. Eerst kwam zijn familie Hem opzoeken, omdat ze dachten dat Hij zijn verstand had verloren. Later waarschuwden Petrus en de anderen Hem om niet naar Jeruzalem te gaan of het lijden niet te willen opzoeken. Maar niets kon Jezus van gedacht doen veranderen. Hij zocht de confrontatie op om de leiders en het volk bewust voor een keuze te stellen. We lezen vandaag het verhaal over de intocht in Jeruzalem, maar vlak daarvoor staat het verhaal van de uitdrijving van de kooplieden uit de tempel en hebben de twee wellicht met elkaar te maken. In het verhaal over de uitdrijving in de tempel zit ongetwijfeld literaire verwerking van christelijke volgelingen zoveel jaren later. Maar ik kan me niet van de idee ontdoen dat daarachter een historische kern schuilt en dat er op een of andere manier op het voorplein of in de tempel provocatie is geweest. Wellicht niet alleen door Jezus maar door een groep aanhangers, want een enkeling die dacht wat amok te verkopen werd stante pede door de tempelwachters buiten gegooid. Het was een symbolisch gebaar omdat Jezus het Godsbeeld en de tempelcultus wilde uitzuiveren. Indien we dus de twee verhalen tezamen mogen lezen dan heeft zich eerst een woelige opstoot afgespeeld waarna een triomfantelijke optocht plaats vond van thuislozen, van tot slaaf gemaakte boeren, van arme vissers, en wie weet ook van religieuze rebellen die het met Jezus helemaal eens waren.

Had men Jezus moeten waarschuwen dat wat Hij deed gevaarlijk was? Men kon er toch zeker van zijn dat na zo’n opstand de repressie zou volgen. Maar stel dat men dat had gedaan en Jezus zou zijn gevlucht, wat was er dan overgebleven van zijn visie, van zijn bezieling, van alles waarvoor we Hem nu eren? Ik maak misschien ten onrechte een vergelijking: maar stel dat je tegen de opstandelingen in Myanmar zegt dat ze thuis moeten blijven, dat het allemaal de moeite niet loont, wat ontneem je dan die mensen? Voor Jezus ging het om veel meer dan om burgerlijke vrijheid, de godsdienst en de samenleving vormden één geheel. Het ging Jezus om een andere kijk op God, een andere zelfervaring, een andere omgang met elkaar. En de tempel stond voor al dat andere: voor het afkopen van Gods gunst, voor een lege en oneerlijke samenleving, enz. Er was geen weg terug en zijn weg zou eindigen in geweld. Maar Hij vervolgde zijn weg niet voor zichzelf, maar voor ons, voor onze kinderen en alle latere generaties. Opdat een nieuw fris leven zou opbloeien.




    Gebed

    Gij grote en verborgen God,
   
    Dat wij ons laten leiden
    Door het vertrouwen van uw Zoon
    Waarmee Hij zijn weg is gegaan,
   
    Dat wij ons laten leiden
    door zijn liefde
    die Hem alles kostte,
   
    Dat wij in Hem de Mens zien,
    Het schepsel naar uw hart,
    naar uw beeld,
    Hij die uw Naam heiligde
    In leven en sterven.
   
    Gij
    die troont op onze gezangen
    En woont in de liefde van uw Zoon
   
    Leid ons door de Goede, Stille Week die komt:
    Waarin wij alle tijd durven nemen
    Om de weg te gaan
    van Hem
    Die ons gelaat onthult.                                     (S. de Vries, Bij gelegenheid II, p. 277.)
   
    optocht in Jeruzalem, in: Nico ter Linden, koning op een ezel p. 171 – 173.

    lied 527 leer van de liefde

    homilie

    De Franse filosoof  Jean-Luc Marion maakt in zijn mooi boek ‘Dieu sans l’être’ een onderscheid tussen idool en icoon. Een idool is een beeld dat men zich van de ander maakt om hem of haar op een voetstuk te kunnen plaatsen. In de muziekwereld struikel je van het ene idool over het andere. We kennen de tieneridolen, enz. Alles draait rond de behoefte om iemand tot een beeld van zijn eigen bewondering te maken. Dat is het tegendeel van een icoon. Zij is de zichtbaarwording van het ongrijpbare. De icoon is een soort van doorkijk naar iets dat daarachter ligt maar zich nooit laat vatten. Een icoon toont wel een afbeelding, maar wil voortdurend van zichzelf wegwijzen. Dezelfde persoon kan zelfs voor de een een idool en voor een ander een icoon zijn, merkt Marion op. Dat was en is zo als we spreken over Jezus van Nazareth.

    Jezus wilde echter geen idool maar een icoon zijn. De intocht in Jeruzalem, de eretitels die men Hem toekende, dat alles wees Hij af. Hij verwees voorbij zichzelf naar iets en Iemand die Hij veel belangrijker vond. Hij wilde alleen maar iets tonen. Hij wilde mensen in beweging brengen, hen in contact met iets in zichzelf brengen waardoor ze vrij en gelukkig konden worden. Hij wilde iets oproepen van God zoals Hij die had ervaren. Maar zowel voor- als tegenstanders maakten van Hem een idool. Voor de een was Hij de waterdrager van de duivel, een soort verpersoonlijking van het kwaad en de ontwrichter van de samenleving,  weer anderen zagen Hem als de criticus van de godsdienst en haar rituelen. Zo vormden tegenstanders zich een voorstelling van Hem wat hen toeliet om Hem op te ruimen. Anderen wilden hem tot hun leider maken zoals we vandaag horen. Maar wie zich verdiept in de evangeliën moet elke keer weer ondervinden dat Jezus niet te grijpen is en dat je Hem maar recht doet als je Hem ziet als de icoon van de Onnoembare en als de stichter van het Rijk van God, de al even moeilijk te omschrijven nieuwe samenleving.
   
    Een ander aanvoelen van God en het heilige was in zijn hart geschreven en daar wilde Hij naar luisteren. Denk maar terug aan wat Hij in de Bergrede had gezegd: “Niet de Wet maar jullie, armen, zijt het zout van de aarde. Niet de Thora, maar jullie, gemarginaliseerden en gekwetsten, jullie zijn het licht op de kandelaar waarin iedereen kan zien wat hem te doen staat.” Het leven in zijn eenvoud en dagelijkse ervaring is heilig, het heilige en het profane zijn één en ongedeeld, openbaring kan oplichten in de schoonheid van het alledaagse. Het zijn slechts enkele richtlijnen voor dat Rijk van God.
   
    God kijkt in mildheid naar ieder mens, die zich in vrijheid  naar Hem keert, Hij geeft zich in heel zijn volheid als die mens zijn hart openstelt. Zo dacht en leefde Jezus. Daarom ging Hij met mensen van allerlei slag aan tafel zitten en drukte zo symbolisch uit dat een nieuwe gemeenschap en een nieuwe Godservaring op handen was.
   
    Hij wist dat zijn visie Hem wellicht de kop zou kosten  toen Hij naar Jeruzalem ging en een hele groep gemarginaliseerden met Hem meetrok. Er was voor Jezus geen weg terug. Had Hij zich teruggetrokken was er nooit een christendom gekomen, dan hadden we nooit die icoon, die doorkijk op God ervaren. Zijn grootsheid en kracht blijkt hieruit dat Hij consequent verder ging, overtuigd dat zijn Vader, die onvoorwaardelijk nabije God, Hem zou dragen en thuis brengen. Tot Hij op het kruis vertwijfeld riep of God nog aanwezig was, of zijn leven uiteindelijk toch niet op een vergissing had berust. Het is de tragiek van zijn leven waar we op Goede Vrijdag bij stilstaan. Zoals we intussen wel weten, heeft Jezus het antwoord zelf niet meer geweten en stierf Hij in diepe verlatenheid. Maar God kwam in eigen Persoon tussenbeide en bevestigde dat dit zijn geliefde Zoon was, de tsaddik of Gerechte, die zou opstaan in een nieuw leven.
  
     muziek
   
    vrije voorbeden + gebed van de wereldgroep

    lied 553 Groter dan ons hart

    onze Vader
 
    zegening


------