------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





11 April 2021: 2e Paaszondag (2021)

Gewond door de vele wonden (Jo. 20, 24-29)

Marcel Braekers

Openingszang 104: "Gegroet en gezegend"

Begroeting

Lieve tochtgenoten,

We vierden vorige zondag het Paasfeest en gedurende 50 dagen blijven we in deze sfeer tot we op Pinksteren de komst van de Geest vieren. Elke zondag wordt ons een ander verrijzenisverhaal aangereikt, verhalen beladen van symboliek en verteld in een taal die voor ons moeilijk te begrijpen is. Geloven in de verrijzenis is op zich reeds moeilijk, maar wat kan ik me voorstellen bij al die Bijbelse vertellingen die ook nog eens van elkaar grondig verschillen? Bijvoorbeeld spreken over een graf dat leeg is, of over Jezus die meezit aan tafel, over Jezus die wandelt over het water, dat zijn allemaal verhalen met een andere achtergrond en verteld op een andere plaats (de evangelisten hebben ze later samengevoegd).

De grootste moeilijkheid voor ons vandaag zit in het feit dat men 2 à 3000 jaar geleden anders met een ervaring omging dan wij doen. Een innerlijke ervaring beschreef men evident in uiterlijke beelden of via een verhaal. We kunnen het ons nauwelijks voorstellen hoeveel eeuwen het heeft geduurd vooraleer men gevoelens ging isoleren van de rest van onze persoon en ze op zichzelf ging zien en benoemen. Zelfs in de Middeleeuwen maakte men meestal gebruik van de astrologie om zijn innerlijk uit te drukken of te begrijpen dat je bent zoals je bent. Om jezelf te begrijpen moest je rekening houden met de betekenis van de planeten. Ook de verrijzenisverhalen zijn veruitwendiging van een innerlijke ervaring. Kan je ze dan reduceren tot een gevoel? Ik denk van niet, ze zijn verbonden met gevoel maar zijn even goed doordesemd van herinneringen, van vertrouwen en overgave in het hier en nu, en ze zijn doortrokken van licht en hoop naar een zinvolle toekomst. Wij kunnen dat alles vandaag uit elkaar houden en apart benoemen, maar dat deed men 2000 jaar geleden niet. Sommigen stellen daarom vandaag voor om die verhalen achterwege te laten en alleen de betekenis ervan toe te lichten. Maar dat zou ik een jammere verarming noemen. Ik vind het een rijkdom dat we onszelf kunnen loslaten en ons inleven in de beleving en de taal van een heel andere tijd en andere cultuur. Het biedt ook het voordeel om niet simplistisch te gaan spreken over ons eigen geloven, over dood en verrijzenis.

Vandaag op de eerste zondag na Pasen wordt altijd het verhaal van Tomas gelezen. Men spreekt gemakkelijk over de ‘ongelovige’ Tomas, maar misschien was hij net een heel oprechte gelovige. De evangelist Johannes noemt hem trouwens ‘de tweelingbroer’. Wie de tweede is zegt Johannes niet, maar wellicht bedoelde hij jou en mij. Dit verhaal gaat dus over ons.

Lied 363 een lied tot Jezus Christus

Gebed

U, die wij aanspreken als
Licht, als Waarheid en Leven,
Leer ons geloven in Hem
Die wij nooit hebben gezien
Maar die ons nabij wil zijn als geestkracht,
Als een tochtgenoot die met ons mee trekt.
Mocht de Geest die Hij over de leerlingen blies
Ook ons bezielen en inspireren.
Mochten wij zo durven leven
Dat we ademen en zijn in Hem
En ons hart brandt van verlangen.

Johannes 20, 24 – 29

Muziek: lied van de cherubijnen

Homilie

De mooiste commentaar op het evangelie van Johannes is voor mij het boek van Jan Nieuwenhuis ‘Johannes de ziener’. In zijn bespreking van het evangelie van Tomas doet hij iets dat me deze week pas opviel: hij trekt het verhaal in twee stukken en voegt het eerste deel bij het verhaal waar Jezus in de tuin verschijnt aan Maria de Magdaleense en schrijft boven de bespreking: het weerzien. Zowel Maria als Tomas zijn door liefde gedreven, maar de een komt tot zien en de ander voelt zich vervreemd en afstandelijk. Voor de evangelist is Maria de nieuwe Eva, de eerste vrouw in de tuin van de herschepping, het nieuwe Eden. Daar ontmoet ze de eerste nieuwe mens, de verrezen Jezus. Tomas staat in een heel andere situatie. Blijkbaar kwamen de vroegere leerlingen weer samen en baden en zongen ze van vreugde omdat ze geloofden dat Jezus was verrezen. Maar Tomas heeft die samenkomsten gemist en voelt zich binnenstappen in een vreemde wereld. Waarover hebben het die anderen? Ik kan maar geloven als ik de wonden van de gestorven Jezus kan zien, denkt hij. Ik heb ooit een religieuze samenkomst van een charismatische groep meegemaakt en herken de scepsis van Tomas want ik snapte niet waarom iedereen zo uitgelaten kon rondspringen en onverstaanbare taal uitslaan. Hoe moet ik dan begrijpen wat Tomas overkomt?

We weten intussen wel dat de evangelist met dit verhaal op de eerste plaats wilde verduidelijken dat de verrezen Heer dezelfde is als de Jezus die op aarde leefde, preekte en werd vermoord. Maar voor mij gaat dit verhaal veel verder dan deze rationele vaststelling. Tomas ontdekt maar de betekenis van de verrijzenis door zijn hand te leggen op de wonden van Jezus. Ruimer gesteld: één van de wegen naar de verrijzenis, misschien wel de belangrijkste, is de confrontatie met de wonden van deze wereld. Zo zag Tomas Jezus en via Hem deze wereld. De eerste aanzet naar geloven was voor hem de betrokkenheid in het lijden.

Ik besef daarbij dat het voor velen storend is dat in het centrum van ons geloof het lijden en het kruis staat. En eerlijk gezegd als ik een afbeelding zie van een serene Boeddha in lotushouding met een zalige glimlach op zijn gezicht dan vind ik dat aangenamer. Het christendom is vanaf het begin verbonden geweest met het lijden, het onrecht, het verlangen om aan dit leven en deze aarde een wending te geven. Men kan zich in dat lijden wentelen wat in de loop van de geschiedenis dikwijls gebeurde, maar de bedoeling is te wijzen op de mogelijkheid om lijden te doorbreken. Tomas en wij, zijn tweeling, worden onverwacht en ongevraagd met onze neus op een onoplosbaar probleem gedrukt. Het lijden, de onmacht en de vernedering slaan een breuk in onze persoon die niet zomaar te herstellen valt. Je kan ervoor vluchten, je kan zeggen dat het je geen barst kan schelen, je kan het compenseren met allerlei genot of verstrooiing, maar weg is het niet. Het blijft een Amfortas-wonde die enkel heelt als je ze onder ogen durft zien, erover spreekt en je engageert.

Wat Nieuwenhuis in zijn commentaar deed, is daarom merkwaardig doordat hij het verhaal in twee trekt. Hij toont eerst Tomas die aan de kant blijft staan en niet meekan met al dat enthousiasme. Pas 8 dagen later, zeg maar een hele tijd later, begrijpt hij. De confrontatie met het lijden van deze wereld, de beleving van onmacht en van besmet te zijn door het leed hebben tijd nodig om door te dringen. Slechts na enige tijd  deden ze hem anders kijken naar Jezus en gaven ze hem het inzicht dat God niet alleen in Jezus maar overal in deze wereld de kant kiest van het onrecht, van het lijden en de onmacht. Hij is aanwezig in dat alles ook al staat Hij onmachtig. Maar het geloof in die kracht en die onvoorwaardelijke aanwezigheid doen wonderen. Gods betrokkenheid creëert geen wereldvlucht maar geeft troost en opent perspectief op een nieuw Leven. Zo begint verrijzenis of opstanding. Tomas nodigt ons uit om diezelfde weg als hij te gaan.
 
Lied 371 Hou me niet vast

Vrije voorbeden

Lied 364 Om te zien een nieuwe aarde

Zegen

Mededeling: na de viering is er gelegenheid tot gesprek


------