------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





16 Mei 2021: 7de Paaszondag (2021)

Licht steekt je aan en ontgrendelt je hart. (Hand. 1, 15-17, 20a, 20c-26)

Jef Schoenaerts

Verwelkoming met kruisteken

Welkom iedereen in deze viering tussen Hemelvaart en Pinksteren.
We zijn blij elkaar weer te ontmoeten en stellen ons samenzijn onder de hoede van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.   Amen.

Opening

We openen de viering met het lied “Als een levende gaat Hij u voor.”
Ik vind het om meerdere redenen één van de prachtigste liederen in de paascyclus en ik vertolk daarmee wat velen onder ons denken.  Siska zegde daarover ooit heel kort en krachtig: “Zingen “Sta op, vrees niet, als een levende gaat Hij u voor”: dat ís Pasen. Méér hoef je daar niet over te zeggen….”
De reden om het lied vandáág te zingen, is dat het een wervelstorm van geloofservaringen, vragen, paradoxen, gevoelens,… aanreikt die herkenbaar zijn in de beleving van de apostelen vroeger én van gelovigen nu: leegte, kracht, blindheid, hoop, angst, zingen,…  Bij die hele stormachtige mix die geloven vroeger en nu tekent en hoe daarmee om te gaan, staan we in deze viering stil.
Laat nu gebeuren wat we zingen: “Licht steekt je aan en ontgrendelt je hart.”


Lied “Als een levende gaat Hij u voor” (369)

Gaan naar het graf van de liefste.
Hij die slechts beeld van een mens wilde zijn.
Leegte door niemand te vullen.
Nog zoekt mijn ziel naar de kracht van zijn woord.

Refrein:
Sta op, vrees niet, als een levende gaat Hij u voor.

Staan in de tuin van de stilte.
Stem die je ogen van blindheid geneest.
Langzaam de tekens herkennen.
Hoop schuift de angst als een grafsteen opzij.

Zingen het lied van het leven.
Licht steekt je aan en ontgrendelt je hart.
Keer toch terug naar je broeders.
Doe wat Hij deed en breek samen het brood.


Gebed

Onnoembare en Nabije,

Gij die het licht in ons geschapen hebt,
Gij die ons afgestemd hebt op Uw stem:
U danken wij om die goddelijke grond in ons
waaruit wij voortkomen
en waarheen wij teruggaan.

Behoed ons ervoor
dat wij ons afkeren van die genade.
Laat in ons groeien wat Gij in ons uitzaait:
liefde voor gerechtigheid,
mededogen voor elke mens,
verlangen naar vrede.
En waar wij toch kiezen voor onszelf:
hoor dan ons roepen om mededogen
en kom ons tegemoet.

Wij vragen het U dankzij uw zoon
die u gebeden heeft ons te bewaren in uw naam.

Amen.


Inleiding op de lezing.

Pasen, Hemelvaart en Pinksteren bekijken we best niet chronologisch alsof het drie gebeurtenissen zouden zijn ná elkaar.  Die verschillende verhalen schetsen eigenlijk momenten en fasen in de geloofsontwikkeling die elke volgeling van Jezus in die periode op eigen tempo doormaakte.
De leerlingen kwamen na het Laatste Avondmaal terecht in een heuse wervelstorm.  Het verraad en de fysieke liquidatie van Jezus, de  verwarrende verhalen over hoe sommigen hem nadien gezien hadden, het ineenstorten van hun levensperspectief, het besef dat – als het waar zou zijn dat hij leeft - hij niet langer aanwezig kon zijn zoals vroeger.  Al die ervaringen samen brachten de leerlingen in verwarring. 
De lezing van vandaag uit de Handelingen zoomt in op een uiterst beklemmend moment in die overweldigende wervelstorm.  Want er is niet enkel de dood van Jezus, er is ook het eigen aandeel van de leerlingen daarin: hun eigen schuld, het verraad waar elk van hen mee te leven had.   Daardoor kreeg het trauma dat de leerlingen beleefden een heel eigen kleur.  Over de manier waarop ze met dat trauma omgingen, biedt de eerste lezing uit de Handelingen ons een inkijk.

Lezing: Handelingen1, 15-17, 20a, 20c-26

Toelichting

De leerlingen waren niet enkel mee slachtoffer in het liquidatieproces van Jezus, ze hadden er ook een actief aandeel in. 
In de hof van Olijven waren ze als mussen uiteengestoven toen Jezus gevangen genomen werd.   Enkel Petrus was heel even dapper geweest door in de verdediging Malchus het oor af te slaan.  Maar even later – als het heet onder zijn voeten wordt - beweerde hij vloekend tot drie keer toe dat hij Jezus niet kent.  En het meest beangstigende was dat Judas, toch één van de twaalf die Jezus drie jaar was gevolgd, hem voor eigen gewin verklikt en verraadt.  Iedereen heeft dus boter op het hoofd: het gaat van wegkijken, over wegvluchten tot het overleveren aan de beulen.  Niet verwonderlijk dat meerdere leerlingen – denken we maar aan de Emmaüsgangers - na deze catastrofe de voorbije drie jaar zo snel mogelijk wilden vergeten.   En tóch zijn de leerlingen na de Hemelvaart teruggekeerd “naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden”.   Geen evident verblijf wellicht.   De manier waarop je in zo’n situatie met lotgenoten samen bent, bepaalt welke toekomst elkeen en ook de groep heeft.  Je weet immers van elkaar dat niemand vrijuit gaat.   Durf je nog open met elkaar spreken?   Hoeveel vertrouwen kan je nog hebben in elkaar?  Hoe overleef je als individu en als groep zo’n drama? 
Het vraagt minstens dat elke aanwezige durft kijken in de diepte van het eigen hart om de puinhoop onder ogen te zien.  Het vraagt ook dat men voor elkaar bekent hoe men zelf ook een Judas is geweest.  Het vraagt evenzeer dat men de schaamte overwint en men ook het verraad erkend tegenover het project waar ze ingestapt waren. 
Alleen zo wordt herstel mogelijk, alleen dan kan het puinruimen beginnen.  Zo’n  rouwproces vraagt tijd, een tijd van waarheidsvinding rond wat is gebeurd, een tijd van erkennen en  uitspreken wat men heeft gedaan.  Petrus was de apostelen in het uiten van die schaamte en in de erkenning ervan voorgegaan: van hem hoorden we hoe hij bij het kraaien van de haan bitter weende.  De anderen volgden.   In de Handelingen staat dat de leerlingen zich na de Hemelvaart “vurig en eensgezind wijdden aan het gebed….”   Dat gebed is zeker niet beperkt gebleven tot lofprijzing of tot vroom, vrijblijvend geprevel.  Het kende wellicht ook momenten van bitter wenen en rouwen, momenten met een vraag om mededogen.  En die vraag om mededogen stellen was het ultieme keerpunt.  Want op dát mededogen mochten ze hopen.   Ze konden immers terugvallen op de afscheidsrede van Jezus waarin hun meester tot tweemaal toe aan de  Vader vraagt hen te bewaren, hen te behoeden, hen te beschermen tegen het kwaad.  We luisteren naar een verkorte evangelielezing van deze zondag.

Woorden uit de afscheidsrede van Jezus volgens Johannes, hoofdstuk 17

Op de avond voor zijn gevangenneming en terechtstelling, was Jezus samen met zijn leerlingen. En hij bad voor zijn leerlingen:
“Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.
Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld, en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.”



Muziek: Lagrime di San Pietro – Orlando di Lasso


Toelichting deel twee

“Staan in de tuin van de stilte…”  Ik vermoed dat de leerlingen op veel verschillende manieren iets dergelijks hebben beleefd.  Elk van hen is in de stilte van het eigen hart doorheen de erkenning van eigen falen gegaan.   Als groep hebben ze een turbulente exodus doorgemaakt door de puinhoop onder ogen te zien.  En in het “vurig en eensgezind  bidden”  groeide de vraag om mededogen. Doorheen al die vormen van oorverdovende, werkzame stilte drong zich het gebed op dat Jezus’ over hen had uitgesproken: “Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.”  Het kwaad, hún kwaad wordt hen niet langer aangerekend.  Dat klinkt als “Sta op. Vrees niet…”  Een verrijzeniservaring om “u” tegen te zeggen.  En meteen het sein om effectief op te staan en het puin te ruimen door de bladzijde van de Judaservaring om te slaan.

De tijd tussen Pasen en Pinksteren kan ook voor ons zoals voor de apostelen heel revelerend en inspirerend zijn.    Zo kan het onze eigen geloofsgroei kracht aanreiken, het kan ook ons kerkvormen richting geven.   Hoe dan?...

Ik ervaar het leven in het spoor van Jezus niet als een evidente zaak.  Het voelt voor mij aan als proberen om met vallen en opstaan een nieuwe mens te worden.  En net zoals bij de leerlingen druist dat soms in tegen mijn eigen belangen.  Het is een weg waarbij ik mezelf vaak tegenkom in mijn kleinheid: op momenten dat ik bewust wegkijk van de nood van anderen, op momenten dat ik het licht dat mij is ingeschapen, onvoldoende toelaat in mijn leven.   Als ik dat onder ogen zie en erken, blijf ik gelukkig niet verweesd achter.   Want leven in het spoor van Jezus is  tegelijk ook weten dat Hij voor mij bidt, dat hij voor mij garant staat,  dat het “Sta op” altijd opnieuw naar mij wordt toegesproken.

Ik ervaar ook het kerkvormen niet als een evidente zaak.  Dat die geschiedenis van de kerk tussen Pasen en Pinksteren begon met falen maakt nederig: de leerlingen dienden als groep hun ontrouw te beseffen tegenover wat Jezus echt voor ogen stond met het rijk gods.    Dit falen van het begin houdt ook aan in ons eigen kerk-worden vandaag: de manier waarop de officiële kerk onlangs mensen uit de LGTB-gemeenschap schoffeerde, wekt kwaadheid, verdriet en lijden op.  Het puin ruimen – zoals deze week veel priesters deden in Duitsland door hierover ongehoorzaam te zijn aan Rome- is een heilige plicht.  Dat inzicht van het falen en de moed om het op te nemen en te veranderen, moeten we deels ook ontvangen door ons aan te sluiten bij het bidden van Jezus dat Hij ons behoedt voor het kwaad.

Vertrouwen op god zelf die voor ons bidt, maakt nieuw, maakt vrij, is aanzet tot verrijzen:   “Licht steekt je aan en ontgrendelt je hart.”  Laten we die gedachte uit het  paaslied de komende week koesteren.  Het maakt ons hart klaar om zoals de apostelen kracht te putten uit het mededogen waarmee god zelf ons in zijn Geest tegemoet komt.


Lied: “Dit ene weten wij” (373) 

Dit ene weten wij
en aan dit één houden wij ons vast in de duistere uren:
er is een woord dat eeuwiglijk zal duren
en wie ’t verstaat,
die is niet meer alleen.


Uitnodigen tot voorbeden

In het Johannesevangelie herhaalt Jezus in de afscheidsrede herhaaldelijk dat hij voor ons bidt.   Het is een krachtige aansporing om op onze beurt mensen op te nemen in ons bidden en te vertrouwen dat alles wat ons bijeen brengt aan zorgen en vreugden ook onze god beroert.

Onze Vader


Aankondiging van het lied:

“Licht dat omarmt, loofhut van stilte, iemand met kracht, vuur dat blijft branden…”  
Laten we de vele gedaanten van de Geest tegemoet zingen.


Lied “Lied aangewaaid” – (585)

Stem voor ons uit, boom aan het water.
Eerste en laatste onder ons.
Licht dat omarmt.  Loofhut van stilte.
Zeldzame wijkplaats onderweg.

Refrein
Gezegend wat groeit uit vertrouwen,
Wat aardt in heilige grond.
Het oude en wat zal ontkiemen.
Gezegend wat komt.

Woord bij de bron steeds weer gesproken.
Dauw die de aarde vruchtbaar maakt.
Lied aangewaaid, dag aangebroken
om onbevangen op te staan.

Iemand met kracht, iemand als zegen,
iemand die alles samenbrengt.
Tafel gedekt.  Vuur dat blijft branden.
Geest die vrijmoedig komt en gaat.


Zegen


------