13 juni 2021: 11e zondag door het jaar (2021)
Vertrouwen in de
kracht van het kleine (Mc. 4, 26-34)
Kris
Gelaude
Begroeting en
Inleiding
In een gemeenschap als de onze is er veel
mogelijk, ook op liturgisch vlak. Beginnende
voorgangers zijn dan makkelijk geneigd om bij de
voorbereiding van een viering te vertrekken
vanuit een thema dat hen ligt, iets waarmee ze
vertrouwd zijn. De lezingen volgens de
liturgische kalender vergen soms een serieuze
verdieping in de taal van de bijbel, in het
verhaal en de hele context waarin het ontstaan
is. Zo kan het best een uitdaging worden om
daarmee aan het werk te gaan. Toch ervaar je
merkwaardig genoeg dat die lezingen dikwijls in
de eerste plaats jezelf iets willen zeggen.
Alsof je daarmee een spiegel wordt voorgehouden.
Ook deze keer was dat voor mij zo.
Door de kilte en de regen van de voorbije
meimaand bleef het in mijn moestuin een magere
bedoening, op enkele plantjes na die ik al
eerder had uitgeplant. Ik begon er sterk aan te
twijfelen of er dit jaar echt wel iets zou te
oogsten vallen. En toch, zodra er wat warme
lentezon kwam doorbreken zijn de lang gezaaide
groenten beginnen groeien. Een ogenblik waarop
je als mens beseft dat het leven in meerdere
betekenissen je alleen maar kan gegeven worden.
En dat wij ons vaak onvoldoende bewust zijn van
de verborgen kracht die werkzaam is, ook zonder
of misschien zelfs ondanks ons ingrijpen.
De evangelielezing die we vandaag zullen horen
zegt: “Een
mens slaapt en staat weer op, dag in dag uit,
terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al
weet hij niet hoe.” Inderdaad,
hoe doods alles ook mag lijken toch blijkt het
leven onvermoed sterk te zijn zoals ook het
goede en de liefde. Dat horen we meteen in het
lied van de aarde.
Schuilt daarin voor ons niet een oproep tot
onaantastbaar vertrouwen. Vertrouwen dat moet
doorgegeven worden en dat vooral tot uitdrukking
komt in wederzijdse bemoediging en
betrokkenheid.
Lied:
Lied van de aarde (Wie anders zou de hemel
dragen nr. 18)
Openingsgebed
God die oorsprong en toekomst zijt,
U bidden wij.
Moge het zaad in de aarde ontkiemen.
Moge het goede zijn weg vinden.
Moge de aarde bewoonbaar blijven.
Moge het woord in ons mens worden.
Mogen dromen door kinderen gedragen worden.
Moge het lied in mensen niet verstommen.
Moge liefde uw bestaan bevestigen.
Moge uw licht voor ons uitgaan
vandaag en alle dagen
in Jezus’ naam.
Lezing: Mc.
4, 26-34
Lied:
Vleugels van vertrouwen (Wie anders zou de hemel
dragen nr. 11)
Duiding
Enkele maanden geleden schreef ik een klein
boekje dat met Pasen verscheen. Het bevat een
reeks korte teksten die bedoeld zijn als
bemoediging.
Naar mijn gevoel is ook dit een van de
waardevolle dingen die de pandemie opnieuw heeft
duidelijk gemaakt, hoe belangrijk het is dat wij
elkaar blijvend proberen te bemoedigen in alle
omstandigheden. Ik zal ongetwijfeld niet de
enige zijn die beseft dat er de laatste tijd zo
weinig positiefs te horen viel. Er is zoveel
onbehagen en protest via alle kanten op ons af
gekomen in de voorbije maanden, dat ook dat
mensen is gaan aansteken en besmetten, met als
gevolg dat ze veeleer zijn gaan verharden
waardoor uiteindelijk ook het leefklimaat wordt
aangetast.
Hoewel we zelfs in de context van de pandemie
nog steeds in een luxe situatie verkeren,
vergeleken met mensen in zovele onveilige en
arme landen, lijkt het voor velen steeds
moeilijker om het goede te zien. Nochtans is
juist die ontvankelijkheid nodig om met volle
kracht in het leven te kunnen staan en om de
werkelijkheid op een zinvolle manier in ons
eigen verhaal te kunnen integreren.
De evangelielezing van vandaag houdt voor mij
een vrij nuchtere boodschap in, maar het is een
boodschap die tegelijk bemoedigend klinkt. Wat
moet ontkiemen en moet groeien zal ontkiemen en
groeien als de omstandigheden voldoende zijn,
met of zonder ons. Dat maakt deel uit van het
mysterie van het leven.
Je kan zelf wel allerlei inspanningen doen, maar
alles wat met echt leven te maken heeft begint
met vertrouwen. Wat dikwijls ook wil zeggen:
vertrouwen in de kracht van het kleine en soms
zelfs van het onzichtbare. Dat is overigens niet
alleen van toepassing bij alles wat voortkomt
uit menselijke inspanning en verwachting, maar
het is ook zo met het Rijk Gods. Ongeacht de
beelden en dromen die wij daarover koesteren zal
het Rijk Gods telkens weer ontkiemen als iets
onooglijk kleins, misschien zelfs op een manier
die niet in onze voorstelling past of daar waar
wij het helemaal niet voor mogelijk achten. Onze
eigen bijdrage daartoe kan enkel maar beginnen
met grote ontvankelijkheid, met vertrouwen en
met alle zorg en aandacht die daar verder voor
nodig is.
Ik hoorde de laatste tijd reeds meermaals de
bedenking vallen dat vanwege de onmogelijkheid
gedurende al die maanden om samen te komen om te
vieren, de kerken nu wel helemaal zullen
leeglopen. En dat dan met de bijhorende treurnis
daarover. Maar je kan je ook afvragen of wij ons
niet te veel vastklampen aan een heel specifiek
model waarmee wij zelf het meest vertrouwd zijn?
Iets wat we vooral zelf nodig hebben? Of zou het
kunnen dat in de hele situatie juist een
uitnodiging ligt om na te denken over de
uiteindelijke betekenis van christen zijn in een
wereld die onophoudelijk in verandering is? Over
de nog verborgen mogelijkheden om in die wereld
verbindend en gelovig aanwezig te zijn.
Jacques maakte onlangs een boeiende samenvatting
van een in dat opzicht inspirerend boek met als
titel “Herkerken. De toekomst van
geloofsgemeenschappen” (Meijer & Wierenga).
Daarin wordt niet de klemtoon gelegd op het
samen vieren zoals wij het gewoon zijn. Er wordt
veeleer een pleidooi gevoerd om in een wereld
die voortdurend in beweging is onze wijze van
christen zijn te herdenken. Zo wordt de
opmerking gemaakt dat we nog steeds zeer sterk
gericht zijn op die ene plek waar we samen
komen, terwijl er ook zovele andere plekken
zijn, waar Jezus is en waar wij hem kunnen
ontmoeten en herkennen of herkenbaar maken. Er
wordt gesproken over “gezonden zijn” maar dan
vooral in termen van aandacht, liefde en heling.
Horen wijzelf niet in de eerste plaats evangelie
te zijn in hoe we leven en waar we gaan, omdat
God het evangelie misschien juist bij onszelf
legt. Wanneer we daarover durven nadenken, dan
moeten we misschien ook wel met andere ogen naar
de wereld leren kijken en met een andere
ingesteldheid naar de mensen en hun verhalen
gaan luisteren.
Al deze overwegingen tonen daarom geen duidelijk
afgebakende weg, maar het zijn gedachten die mij
sterk aanspreken. Want wanneer wij het verhaal
van vandaag ernstig nemen dat het Rijk Gods is
zoals het onooglijke mosterdzaadje, dan moeten
we ook geloven in de minimale dingen die we zelf
kunnen doen, waar of in welke context dan ook.
Vertrouwen in de kracht van het kleine omdat
goddelijke kracht overal werkzaam kan zijn. En
laten we elkaar dan ook daarin en in zoveel
gewone dingen bemoedigen, niet zozeer met
woorden maar met tal van kleine positieve
tekenen van nabijheid en betrokkenheid.
Lied:
Wek mijn zachtheid weer (Oosterhuis)
Voorbeden en
intenties
“Het Rijk Gods
begint bij verwondering” zo las ik
ergens. Misschien is liturgie wel een zeer
geschikte plaats om onze verwondering uit te
spreken, onze verwondering zowel over grote als
over kleine dingen. Verwondering houdt
dankbaarheid in en ze kan een uiting zijn van
ontzag voor het mysterie, voor het goddelijke in
ons bestaan en voor wat groter is dan onszelf.
Ook iedere intentie, alles waarvoor we willen
bidden kan hier en nu worden uitgesproken.
…………
Laten wij deze gedachten en gebeden in ons hart
opnemen.
En wanneer we straks het gebroken brood met
iemand delen, laten we dat doen in verbondenheid
met elkaar en met de hele mensengemeenschap, in
dankbaarheid voor het leven dat ons gegeven is
en in vertrouwen in Gods voortdurend werkende
kracht.
Het Onze Vader dat we gewoonlijk samen bidden is
een sterke uitdrukking van onze wereldwijde
verbondenheid. Daarom koos ik ervoor om vandaag
te luisteren we naar die wondermooie gezongen
versie daarvan uit de Orthodoxe liturgie.
Onze Vader:
Otsche Nasch (Kedrov)
Slotgedicht
Gelukkig zij
die zich
in onzekere tijden
niet door angst laten leiden.
Of door achterdochtigheid.
Maar door vertrouwen.
Vertrouwen in de dag die komt.
Hij kan goed nieuws brengen.
Vertrouwen in een gemoedelijk woord.
Het laat altijd een vonkje achter.
Vertrouwen in wat voor hen ligt.
Het kan steeds alle kanten uit.
Vertrouwen in het goede dat gedaan werd.
Het kan niet uitgewist.
Vertrouwen in wat onooglijk is.
Het heeft het vermogen om te groeien.
Vertrouwen in wat schoonheid brengt.
Het doet meer dan een mens kan zien.
Vertrouwen in de onbekende.
Het kan een gezondene zijn.
Vertrouwen in de kracht die hen gegeven is.
Zij zullen anderen dragen.
Kris Gelaude, Zonder woorden kan je
niet.
Zegening
|