25 juli 2021: 17e zondag door het jaar (2021)
Brood voor heel het
volk (Jo. 6, 1-15)
Jacques
Perquy
Begroeting
Openingslied 104 ‘Wees gezegend jij,
mens hier naast mij en alles wat ons bijeen
brengt’
Verwelkoming:
De
lezing van Johannes, waar we vandaag rond bijeen
komen, was in onze jonge jaren, gekend als ‘de
wonderbare broodvermenigvuldiging’. In zijn
hertaling noemt Nico ter Linden dit verhaal:
‘brood voor heel het volk’. Het verhaal neemt
bij de vier evangelisten een heel centrale
plaats in. Ook bij Johannes: voor hem is dit het
hoogtepunt en het einde van het leven van
Jezus als ‘wandelprofeet’ vnl in Galilea,
waar hij mensen genas en het volk onderrichtte.
Gebed
om ontferming (lied 111)
- uit naam van wie uw woord bewaren, uit naam
van wie uw naam doen klinken, dat
zij spreken naar
waarheid
- uit naam van
wie roepen om vrijheid en rechten, ten koste van
hun eigen leven, dat
zij de aarde
vernieuwen
- uit naam van
de minsten der mensen, uit naam van wie naast
ons staan, breng ons op
dezelfde weg
- uit naam van
hen die niet in staat zijn om te bidden, door de
duisternis van de nacht
en de afgrond van het lijden, dat
zij kracht krijgen om te vertrouwen
- God, wij
noemen voor uw aanschijn: hen die ons ter harte
gaan, hoor hun namen in
stilte.
Lied: Open de
woorden die geschreven staan 124
Lezing: Brood
voor het hele volk (uit: Koning op een ezel van
N. ter Linden)
Voor de lezing van het verhaal van de
broodvermenigvuldiging heb ik de hertaling door
Nico ter Linden genomen. Zijn versie begint met
een ode aan het wekelijks samenkomen. Hij
verwijst naar twee eendere verhalen in het Oude
Testament, waar ook sprake is van een
‘wonderbare broodvermenigvuldiging’ (zij het
niet op zo’n grote schaal als in het nieuwe
testament).
Op grote schaal: vijfduizend
mannen (meestal wordt er dan bij gezegd dat
vouwen en kinderen nog niet zijn meegeteld).
Pagola schrijft dat het vaststaat dat Jezus er
in slaagde om grote groepen mensen op de been te
brengen. Bij Johannes staat ‘omdat ze gezien
hadden welke wondertekenen Hij bij zieken deed’
(6, 2). Velen volgen hem uit nieuwsgierigheid en
bij sommigen ontwikkelt die tot hoop en de
verwachting dat er iets belangrijks op til is.
Eén van mijn herinneringen aan
een ‘zalig’ gevoel van opgenomen te worden in
een massa ‘die niet te tellen is’ had ik ooit in
Taizé. Zo’n 50 jaar geleden had de nieuwe
scoutsaalmoezenier ons meegetroond. Ook bij
latere bezoeken werd ik geraakt door de lange
bijeenkomsten vol samenzang, indrukwekkende
stiltes en gesprekken, met vele vooral jonge
mensen uit heel diverse landen.
Lied:
Laudate omnes gentes 134
Het gevoel deel uit te maken van
een groter geheel van gelijkgezinden is wellicht
uiting van een diep verlangen bij mensen, te
oordelen aan de - ook nog actuele - drang om
allerhande massa-‘evenementen’ bij te wonen.
Wanneer er dan iemand is, die er in slaagt
woorden te geven aan wat er bij de aanwezigen
omgaat, ontvlamt een vonk van herkenning. Dit is
wat volkshelden typeert en waarom ze op handen
worden gedragen: Mahatma Ghandi, Nelson Mandela,
Martin Luther King om er enkelen te noemen.
In het hele recente verleden was
er de wereldwijde actie van scholieren voor het
klimaat. Onlangs zag ik de driedelige reeks over
Greta Thunberg. Over de urgentie van een
klimaatbeleid zei ze, dat ‘aangezien de
volwassenen zich als kinderen gedragen, de jeugd
de volwassene in de kamer moet zijn’. Zo
verwoordde zij m.i. perfect wat bij bewuste
jongeren vandaag leeft. De cynische reacties van
politieke machthebbers over haar optreden,
bevestigden alleen maar de uitspraak van
Thunberg.
Terug naar Jezus’ tijd. Wat aan
het meer van Tiberias plaatsvond was geen
eenmalig gebeuren; in die twee jaar dat Jezus
door het land zwierf zijn meerdere dergelijke
bijeenkomsten geweest. De samengetroepte massa
bestond meestal uit eenvoudige, ongeletterde,
arme mannen en vrouwen aan de onderkant van de
samenleving: zij die weinig of niets te
verliezen hebben. Wat hen aantrok bij Jezus
waren niet enkel zijn boeiende en herkenbare
verhalen. Uit de genezingen van lotgenoten onder
hen, komt naar voren dat Jezus oprechte aandacht
had voor hun levenssituatie. Jezus wordt erdoor
geraakt en Hij doet er iets aan.
Wanneer de leerlingen vragen ‘om
ze weg te sturen’ weigert Jezus.
Jezus preekte nl. over het
koninkrijk Gods waar plaats is voor elkeen. Hij
sprak niet enkel voor ingewijden maar voor heel
het volk. En wanneer Hij merkt dat de mensen moe
en hongerig zijn, vraagt Hij om hen eten te
geven.
Samen eten is een teken van
verbondenheid tussen mensen: je gaat aan tafel
met familie, met vrienden, met mensen die je
lief hebt en in vertrouwen neemt.
De nuchtere Filippus zegt dat dit
niet mogelijk is, want onbetaalbaar.
Wat gaat
in deze leerling en de andere leerlingen om? Zij
die Jezus al een hele tijd volgen en met hem wel
en wee meemaken, moeten hun Rabbi delen met zo’n
grote groep mensen, waarvan wellicht heel wat
opportunisten zijn! De titel voor dit verhaal
van N. ter Linden is voor mij dan ook de sleutel
van verstaan: ‘brood voor heel het volk’, zonder
onderscheid, of ze nu al maanden en jaren Jezus
trouw volgen of toevallige meeloper zijn.
‘Jezus nam de broden, sprak het
dankgebed uit en verdeelde het brood’ (6,11)
Is dit niet de kern van dit
verhaal? : als gelovigen ons brood niet enkel
onder elkaar breken, maar dit ook delen met
‘heel het volk’ : ons als gemeenschap meer
inlaten met wat de huidige paus de ‘periferie’
noemt. Ons meestal ‘bevoorrecht’ perspectief op
de maatschappelijke ontwikkelingen in
vraag stellen en ons afvragen, wat de
werkelijkheid meebrengt voor het ‘stemloze
volk’: de mensen zonder werk, zonder aanzien,
zonder scholing, zonder rechten, zonder
papieren, zonder woning, zonder vaccins… Sterker
is nog om met hen in gesprek en op weg te gaan.
In onze kapelgemeenschap en
erbuiten zijn er mensen die deze moeilijke wegen
gaan. Soms denk ik, dat de realiteiten waarmee
zij geconfronteerd worden, nog meer in ons
midden zouden kunnen worden ingebracht. Wellicht
zou ook het voorgestelde ‘actualiteitscafe’ een
nieuwe impuls kunnen geven aan deze vorm van
betrokkenheid met mensen uit de ‘periferie’.
Lied: Voor mensen
die naamloos, kwetsbaar en en weerloos door het
leven gaan 554
Offerandelied:
149
Groot
dankgebed: Gij die de stomgeslagen mond verstaat
164
Onze Vader
Slotgebed
Roger Ponseele, al meer dan vijftig jaar
als priester werkzaam tussende armen in El
Salvador zei onlangs:
Dit hebben de armen
me geleerd:
• Het is
beter je hart te vullen met hoop,
dan met ontmoediging en wrok.
• Het is
beter dingen samen te doen, dan
elk voor zich.
In die geest sluiten we met volgende reflecties:
We vechten al
zovele jaren
tegen
machten en krachten,
tegen
onrecht en dood.
We
voelen ons daarbij vaak alleen.
En
alleen maakt moe,
maakt
klein en bang.
Alleen
isoleert, verdort en verzuurt.
De hoop
sterft zienderogen
in ons
hart en onze handen.
Laat
ons dus maar blijven zoeken
om in
groepen en gemeenschappen
telkens
weer
iets
wonderlijks te creëren.
Laat
ons maar van liefde zingen,
tegen
de bierkaai en tegen de klippen op,
maar
altijd samen.
Mensen
omarmen en omwarmen
met
vuur dat niet verteert.
Laat
ons maar blijven
naar
verbinding zoeken.
We
kunnen en willen het niet laten.
En ook
al begrijpen we niet altijd hoe het werkt:
we
weten uit jarenlange ervaring wel
dat
enkel samen werkt…
(vrij
naar een tekst van Geert De Kockere)
Slotlied: Trek
door ons heen, een stroom van genade 319
Zegen
|