12 september 2021: 24e zondag door het jaar
(2021)
De volmaakte Thora
die vrijheid brengt ( Jak. 1, 1.19-27)
Jan
Degraeuwe
Welkom Lied 102
Cherubijnenzang
Gebed
Met U spreken
Teresa
van Avila (1515-1582)
Mijn God,
ik hoef niet naar de hemel te
klimmen
om met U te spreken
en bij U mijn vreugde te vinden.
Ik moet mijn stem niet verheffen
om met U te praten.
Al fluisterde ik heel zacht,
Gij hoort me al: want Gij zijt in
mij,
ik draag U in mijn hart.
Om U te zoeken,
heb ik geen vleugels nodig.
Ik heb me enkel stil te houden,
in mezelf te kijken,
me niet te verwijderen
van een zo hoge Gast.
Inleiding
Toen ik de kalender met de
voorgeschreven lezingen bekeek, zag ik dat er
vijf opeenvolgende zondagen stukken uit de brief
van Jakobus als tweede lezing genomen worden.
Het enige wat me te binnenschoot was dat Jakobus
zegt dat het geloof zich in de daden moet tonen.
Wie was die Jakobus? In de aanhef van de brief
noemt hij zich ‘dienaar van God en van de Heer
Jezus Christus’. In de overlevering is men deze
Jakobus gaan zien als ‘een broer van de Heer’.
Als Jezus onderricht in de synagoge van Nazaret,
zeggen de toehoorders over Jezus: “is dat niet
de broer van Jakobus en Jozef en judas en
Simon?” Vandaag is men van oordeel dat de brief
een pseudoniem geschrift is, geschreven op het
einde van de eerste eeuw. De brief is gericht
aan de twaalf stammen in de diaspora. De
geadresseerden waren dus waarschijnlijk joden
die zich tot het christendom hadden bekeerd. Qua
genre sluit de brief veel meer aan bij de joodse
en Griekse wijsheidsliteratuur dan bij de
evangeliën. In wijsheidsliteratuur vind je wijze
uitspraken over het goddelijke en de deugd.
Jezus wordt slechts twee maal vermeld in de
brief die nergens specifiek christelijk is. Dit
verklaart waarom hij door de eeuwen weinig
erkenning heeft gevonden, hij werd ook pas op
het einde van de vierde eeuw in de canon van het
Nieuwe Testament opgenomen. Wie de brief leest
met de evangeliën in het achterhoofd ziet banden
met de boodschap van Jezus. Misschien is een
brief die niet expliciet christelijk is,
interessant voor onze geseculariseerde tijd.
We staan nu stil bij twee passages
uit de brief van Jakobus.
Lezing:
Jakobus 1, 1.19-27
Van
Jakobus, dienaar van God en van de Heer Jezus
Christus. Aan de twaalf stammen in de
diaspora. Ik groet u. […]
Geliefde broeders en zusters,
onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten
om te luisteren, maar traag zijn om te
spreken, traag ook in het kwaad worden. Want
de woede van een mens brengt niets voort dat
in Gods ogen rechtvaardig is. Wees daarom
zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk
denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de
boodschap die in u is geplant en die u kan
redden. Vergis u niet: alleen horen is niet
genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen.
Want wie de boodschap hoort maar er niets mee
doet, is net als iemand die het gezicht
waarmee hij is geboren in de spiegel bekijkt:
hij ziet zichzelf, maar zodra hij wegloopt is
hij vergeten hoe hij eruitzag. Wie zich
daarentegen spiegelt in de volmaakte wet die
vrijheid brengt, en dat blijft doen, niet als
iemand die hoort en vergeet, maar als iemand
die ernaar handelt – hem valt geluk ten deel,
juist om wat hij doet. Wie meent dat hij God
dient, terwijl hij zijn tong niet kan
beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel
zijn godsdienst is vergeefse moeite. Voor God,
de Vader, is alleen dit reine, zuivere
godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun
nood, en je in acht nemen voor de wereld en
onberispelijk blijven.
Commentaar
De raadgeving om
goed te luisteren, voorzichtig te spreken en
niet snel boos te worden, kan je zeker ook in
stoïcijnse geschriften vinden. In het derde
hoofdstuk spoort Jakobus aan om je tong in
bedwang te houden.
In de zin “En aanvaard zo
de boodschap die in u is geplant” zit iets
tegenstrijdigs. Normaal aanvaard je iets wat je
van buitenaf wordt aangereikt, maar Jakobus
spreekt over een boodschap die al in jou
aanwezig is. Ethische richtlijnen hebben dit
paradoxale karakter: ze zitten in jou, maar je
ervaart ze toch als iets dat je je eigen moet
maken. Jakobus werkt deze ethische spanning
verder uit in de voorbeelden over horen en doen
en over zien en doen.
Met “u moet wat u gehoord
hebt ook doen” spoort Jakobus aan om het niet
bij passief luisteren te laten en alleen maar
instemmend te knikken. Wat je hoort en redelijk
vindt, moet je in de praktijk brengen. De
Naardense Bijbel vertaalt: “wordt ‘dáders van
het woord’ en niet alleen maar toehoorders.”
‘Dáders’ heeft een akelige bijklank. In het
Grieks staat er ‘poiētai’. ‘poiētai’ zijn
natuurlijk ook doeners, makers, maar er zit
creativiteit in. Het is niet zomaar klakkeloos
doen wat voorgeschreven is, maar de richtlijn op
een creatieve manier toepassen in een concrete
situatie.
De vergelijking met de
spiegel maakt dit verder duidelijk. In de
spiegel kijken is nuttig om je tanden goed te
poetsen, maar de ogen die terugkijken vragen
“Wie ben jij?” In de Oudheid en de middeleeuwen
schreven moralisten vorstenspiegels. Een
vorstenspiegel is een pedagogische tekst waarin
de normen en waarden waaraan een goed vorst zich
dient te houden, uiteengezet worden. Zich tot
handelen laten aansporen door een tekst is als
in een spiegel kijken en beseffen wie je bent en
wat je moet doen.
In welke spiegel moeten we
nu kijken van Jakobus? We moeten “ons verdiepen
in de volmaakte wet, de wet van de vrijheid”
(Willibrord vertaling). Bij wet mogen we – of
moeten we eigenlijk – aan de Thora denken. De
brief van Jakobus zit immers geworteld in de
joodse traditie. Maar Jakobus spreekt over de
volmaakte Thora. Iets is volmaakt als het
helemaal beantwoordt aan het gestelde doel. In
de Bergrede zegt Jezus: “Denk niet dat ik
gekomen ben om de Wet/Thora of de Profeten af te
schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te
schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.”
Jezus had ook een volmaakte Thora voor ogen.
Daarenboven is die volmaakte Thora de Thora van
de vrijheid. Het gaat hier niet om ‘vrijheid
blijheid’, maar om vrijheid in
verantwoordelijkheid. Als je de boodschap echt
aanvaard hebt, kan je ze op een vrije, creatieve
manier toepassen.
Jakobus sluit dit deeltje
af met een zin die naadloos aansluit bij de
woorden van Jezus: “Zuivere en onbevlekte
vroomheid in de ogen van onze God en Vader is
dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood, en
zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de
wereld.” Jakobus wil niet dat we ons van de
wereld afkeren,, maar dat we de wereld kritisch
benaderen en ons niet laten meeslepen met
tendensen die zwakke mensen in de kou laten
staan.
In het tweede stukje uit de
brief horen we dat Jakobus de straffe
voorbeelden niet schuwt om te tonen hoe het
geloof zich in daden concretiseert.
Lied 578 Als gij naar de woorden
luistert
Lezing: Jakobus 2, 1-9
Broeders
en zusters, het geloof in Jezus Christus,Stel
dat uw samenkomst wordt bezocht door iemand
die prachtige kleren en gouden ringen draagt,
en tegelijkertijd door een arme in vodden. Als
u dan de eerste met alle zorg omringt en tegen
hem zegt: ‘Neemt u plaats, hier zit u goed,’
terwijl u tegen de tweede zegt: ‘Ga daar maar
staan, of ga maar bij mijn voetenbank op de
grond zitten,’ maakt u dan geen ongeoorloofd
onderscheid en wordt uw oordeel niet door
verkeerde overwegingen bepaald? Luister,
geliefde broeders en zusters: heeft God niet
juist hen die naar wereldse maatstaven arm
zijn, uitgekozen om rijk te zijn door het
geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk
dat hij heeft beloofd aan wie hem liefhebben?
Maar u behandelt arme mensen met minachting.
Zijn het dan niet de rijken die u onderdrukken
en u voor de rechter slepen? Zijn zij het niet
die de voortreffelijke naam die over u is
uitgesproken, door het slijk halen? Wanneer u
echter het koninklijke gebod volbrengt dat de
Schrift geeft: ‘Heb uw naaste lief als uzelf,’
dan handelt u juist. Maar als u op het
uiterlijk afgaat, begaat u een zonde en
bestempelt de wet u als overtreders.
Commentaar
Jakobus neemt geen
blad voor de mond. In duidelijke woorden klaagt
hij de discriminatie tussen rijken en armen aan.
Aan christenen die rijken beter ontvangen dan
armen, stelt hij retorische vragen. Hij gebruikt
daarbij zeer menselijke argumenten. De rijken
verdienen geen eerbewijzen want ze onderdrukken,
plegen machtsmisbruik en schofferen de
christenen. Met “de voortreffelijke naam die
over u is uitgesproken” bedoelt Jakobus “jullie
zijn volgelingen van Christus”. Op basis van de
bedenkelijke levenswandel van de rijken
veroordeelt Jakobus dat de rijken de armen
minachten. In het eerste vers van het tweede
hoofdstuk geeft hij een ander argument voor zijn
veroordeling; hij legt een directe band tussen
het geloof in Jezus Christus, onze glorierijke
Heer, en het beoordelen van mensen.
Partijdigheid en vleierij worden afgekeurd op
basis van het christelijk geloof. De
christelijke ethiek steunt op het geloof dat
alle mensen kinderen van één Vader zijn. Jakobus
toont hoe een christelijke en een menselijke
ethiek elkaar kunnen ontmoeten. Als een
menselijke ethiek de waardigheid van elke mens
erkent, is er geen conflict met de christelijke
ethiek en wordt discriminatie in alle gevallen
veroordeeld.
Jakobus spreekt over het
koninkrijk dat de Vader heeft beloofd aan wie
hem liefhebben en over het koninklijke gebod:
‘Heb uw naaste lief als uzelf’. Hierbij denken
we haast vanzelf aan Jezus die sprak over het
koninkrijk van de hemel waar liefde en
gerechtigheid beleefd worden.
De stukken uit de brief van
Jakobus die we vandaag lazen, leren dat ‘de
volmaakte Thora die vrijheid brengt’, in ons is
ingeplant en dat we hem tot bloei moeten brengen
in daden. Omdat hij ons dit leerde is Jakobus
‘een broer van de Heer’.
Muziek: Mozart
“Gran Partita”, Largo – Molto allegro
Lied 149 Oergebaar
Groot dankgebed 164
Gij die de stom geslagen mond verstaat
Onze Vader
Communie
Muziek: Mozart “Gran
Partita”, Adagio
Lied 575 Geen ander
woord
Slotgebed uit psalm
119
Gelukkig
wie de volmaakte weg gaan
en leven naar de wet van de HEER,
gelukkig wie zijn richtlijnen
volgen,
hem zoeken met heel hun hart.
Uw regels hebt u gegeven
opdat wij ons eraan houden.
Laat toch mijn wegen recht zijn,
ik wil mij houden aan uw wetten.
Wees goed voor uw dienaar – dan
zal ik leven
en mij houden aan uw woord.
Neem de sluier van mijn ogen – dan
zal ik zien
hoe wonderlijk mooi uw wet is.
Wijs mij, HEER, de weg van uw
wetten,
dan volg ik die tot het einde toe.
Geef mij inzicht, en ik zal uw wet
volgen,
hem onderhouden met heel mijn
hart.
|