------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





2 januari 2012: Begijnhofkerk Leuven

Afscheid van
Bob Hendrickx

Anne-Lieze:
We hebben het allemaal gehoord, maar vooral niet gehoord; de geluidsinstallatie in de kerk liet het af-weten! Ik heb het mij afgevraagd. Is dit een teken van boven?!
Als Bob geen tekst kreeg, ging hij wat “medi-doezelen”. Een van zijn laatste prettige woord-verbindingen tussen mediteren en doezelen! Maar hij kon ook heel teleurgesteld zijn, zeker als het om boeiende mensen ging. Ik ben er zeker van dat hij elk woord had willen horen van deze getuigenissen. Dat hij zeer tevreden zou zijn dat hij gezien werd in zijn bijdrage tot deze eilandjes van vrede!

Ik kan mij alleen maar vereerd voelen en heel dank-baar om de echtgenote en nu de weduwe te zijn van deze bijzonder goedhartige man met zoveel bijzondere en goedhartige vrienden en familieleden.

Marcel Braekers

Nauwelijks één jaar geleden waren we met velen samen om jullie huwelijk te vieren. De feestelijke blijheid van die dag en de vele die volgden, hebben plots een wending genomen in deze laatste maand.

Zoals we een jaar geleden samen rond jullie stonden en mee genoten van uw verbondenheid, zo willen we hier samen met u afscheid nemen. In woorden, in gebeden en gezangen willen we Bob nog éénmaal tot leven wekken vooraleer we hem toevertrouwen aan de zachte en geduldige aarde.
In zijn naam zingen wij: Wat ik gewild heb, wat ik gedaan heb, dat alles was ik. In al mijn schamelheid sta ik voor jullie en voor mijn en jullie God. ‘Heer, neem mij aan’.

Magda Aelvoet

Enkele familieleden en vrienden, die Bob in verschillende facetten van zijn rijk leven hebben aangeraakt, proberen hier voor ons uit te spreken wat deze man voor hen betekent, wat hij in hen heeft wakker gemaakt, wat hij bij hen oproept. Uit de mozaïekstenen van levende herinneringen vormen zich de contouren van het leven en werk van een uitzonderlijk mens.

Wij luisteren eerst naar zijn neef, Dirk De Wachter, vervolgens naar een oud-confrater, die met hem werkte in Kasaï, Pater Jacques Mevis; dan komt Pia Maes namens velen die in het Zuiden werkten in het kader van programma’s voor ontwikkeling die Bob begeleidde; André Benoit spreekt als vriend en tochtgenoot van Filosofenfontein; Arthur, de kleinzoon van Anne-Lieze, komt ook een steentje leggen in de schaal en tot slot laat Wouter Mulier, zijn leraar-kunstenaar, het licht schijnen op Bob zijn beeldende handen.

Dirk De Wachter

“Onze Rob”, zo noemde mijn moeder zaliger haar oudste broer. Robert, nonkel Robert voor de neven ; onze Rob, zo zei mijn moeder dus, dat was altijd al ‘ne speciale’, als kind eigengereid, een doorzetter met een heel eigen gedacht. Hij brak als jongeling uit het Boomse dorpsleven om verdere horizonten te verkennen. Via ‘Scheut’ was dat erg letterlijk. Ik herinner mij als kind de nonkel pater uit de missies, inclusief wit kleed en zwarte baard. We gingen hem ophalen van het (schroef)vliegtuig in Zaventem waarna er een groot feest was thuis in Boom. Dan was hij weer jaren weg en bestond hij uit brieven en gekartelde zwart-wit foto’s van het leven in Congo. Een zeldzaam bezoek was steeds bijzonder, in gezelschap van bijvoorbeeld een zwarte bisschop en beladen met beelden en stenen en wapentuig uit onbekende oorden. Dát was nog eens een nonkel.
Terug in België bleef hij bijzonder, een veertiger die zowaar op kot was in Leuven en de wereld afreisde naar alle uithoeken van de wereld, niet als toerist zoals velen nu doen, maar écht, voor zijn werk, en een ‘goed’ werk dan nog…

Met zijn uittreden verlegde hij nog eens zijn grenzen, consequent en onderbouwd. Dat vond de familie niet gemakkelijk maar het respect overwon. Daarna kwam tante Paula, de tijd van rust en toegewijde zorg. Niet meer rond de wereld maar van hieruit met hetzelfde engagement. Ik herinner me de tuin met eigen gekweekte groenten en de rare gerechten zoals eetbare bloemen.
Met het Noord-Zuid cahier kwam hij al eens binnen in Antwerpen en vertelde hij met weinig dragende stem over zijn voldragen ideeën.
Later kwam de beeldhouwer meer naar buiten, even gedreven en doortastend in alle materialen.
De laatste, maar niet de minste apotheose was Anne-Lieze. Zelden heb ik zulke onbevangen en jeugdige liefde meegemaakt.
Een veel en wijd vertakkende man was mijn nonkel. Een verrassende, authentieke, gedreven en grote mens. Laat ons dit niet alleen herinneren maar in onszelf laten voortleven.

Jacques Mevis

Bij zijn vertrek naar Congo in 1956 werd Bob leraar in de secundaire landbouwschool van Kamponde.
Bij de onafhankelijkheid van Congo (1960) en de daarop woelige jaren werd Bob benoemd als verantwoordelijke van het diocesaan secretariaat SACAS (secrétariat d’ action catholique et sociale), een coördinatie van de katholieke en sociale diensten van het bisdom Kananga. Daar kreeg Bob een ruime verantwoordelijkheid en had hij contact met jonge groeiende bewegingen als de katholieke arbeidersjeugd (JOC/JOCF), de landelijke jeugd (JAC/JACF) en de studerende jeugd (JEC/JECF). De grootste aandacht van Bob ging naar de vorming van jonge mensen tot volwaardige medewerkers. Hieraan werkte hij met volharding, bekwaamheid en toewijding. Beginnende mutualiteiten en syndicaten deden ook beroep op Bob. Daarnaast was er nog zijn aanwezigheid te midden van behoeftige en soms bedreigde mensen.

In die brede werking van Bob mocht ik ontdekken hoe bekwaam mijn collega wel was en hoe ijverig voor de goede zaak en hoe elk van zijn kontakten met Afrikanen doordrongen was van eerbied en sympathie, van vertrouwen en genegenheid. En zo openbaarde Bob zich ten volle als missionaris!

Kwam toen het ogenblijk dat Bob een breedschalig ontwikkelingsproject uitbouwde: ‘Projet du développement communautaire du Kasaï’. Een heel gebied van de Kasaï was hierbij betrokken met de permanente vorming van jonge boeren, met de nodige bijdrage voor vrouwenemancipatie en de verspreiding van de sojacultuur over talloze velden (tussen Mweka en Kamponde langs de spoorlijn).
Dit project eiste bekwaamheid, volharding en een ruime kijk en Bob wilde daar niet alleen aan beginnen. Hij kreeg steun van de Internationale Bouworde, met vele Afrikaanse en Europese medewerkers waarvan er nog velen hier aanwezig zijn.
Ik dank hen om de hulde en het gebed voor Bob.

Remercions aussi Mgr. Bimwenyi Oscar qui nous honore de sa présence. Il était un des premiers compagnons bâtisseurs Congolais et un ami fidèle de Bob. Il a participé à l’ épopée sociale lancée par Bob. Merci Oscar car tu représentes pour moi ce grand nombre de Congolais qui auraient voulu pleurer leur cher Bob. Tuasakidila.

Eergisteren zei Maurits Nachtergaele mij: “Een grote persoonlijkheid is ons ontvallen.” Ik antwoordde: “Ja, Maurits!”  Lieve mensen, danken wij God om Bob.

Pia Maes

Wie was Bob voor ons, zijn oud-collega’s en ontwikkelingswerkers die destijds met Coopibo vertrokken zijn naar het Zuiden…. Met een paar mensen hebben we de kerngedachten samengebracht van wat velen van hen aan Bob geschreven hebben de afgelopen weken.

Bob was veelzijdig als een diamant. In al wat hij deed stond kwaliteit centraal. Hij was steeds op zoek naar de essentie en liet zich daarbij inspireren door de vele medewerkers en denkers uit verschillende stromingen. Hij was trouw aan grondwaarden: rechtvaardigheid, gelijkheid, pluralisme, kansen voor iedereen, respect voor iedere mens.

Bob was een pionier van de niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking. Hij lag mee aan de basis van de oprichting van Coopibo en South Research, was voorbereider van de fusie van Coopibo met Vredeseilanden. Hij was schrijver van de nieuwe regelgeving voor de niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties, waarbij het bevorderen van kwaliteit meer centraal kwam te staan.

Maar hij was bovenal vernieuwend in de aanpak: in Congo was hij in de jaren zestig de eerste die projecten voor gemeenschapsontwikkeling opzette, hetgeen mijlenver afstond van de klassieke acties en waarin Congolezen zeer vlug eindverantwoordelijkheden kregen.
Bob was een rots in de branding, tegelijk sterk en zacht. Heel zorgzaam, met veel geduld, taai aan de opdracht werkend, ook als hij tegenstand kreeg.
Bob was een wijze man, rustig en respectvol voor de mensen. Hij gaf mensen kansen, vertrouwen, hij stimuleerde en inspireerde. Hij was attent voor het wel en wee van de medewerkers en hun gezin. Onze kinderen herinneren hem als een lieve man.

We zijn dankbaar dat we Bob op onze weg hebben ontmoet, er mee hebben mogen samenwerken. Bob heeft zijn medewerkers beïnvloed voor het verdere leven, niet enkel inhoudelijk maar ook in hun manier van doen. Hij was een bijzonder trouwe vriend en een goede collega. Coopibo was een warm en geëngageerd nest waarvan hij de beeldhouwer was.

André Benoît
In de tuin van Filosofenfontein, onder een boom, aan de rand van de vijver staat het houten beeld van ‘de filosoof’, die onder-zoekend en verwonderd de wereld inkijkt.
Dit beeld is door Bob speciaal voor de kapel-gemeenschap Filosofenfontein gemaakt.

Terwijl men Bob zelf het best van zo dichtbij mogelijk ontdekte, is de expressiviteit van dit beeld het best vanop enige afstand en te midden van de natuur te waarderen. Zo houdt het Bob nu als het ware van ver dichtbij.

Filosofenfontein was de religieuze gemeenschap waar hij zich thuis voelde. Er moest al veel gebeuren om hem op zondag weg te houden. Wij leerden zijn diepgewortelde en doordachte religiositeit kennen en zijn grote gevoeligheid voor waarachtigheid, ook op dit gebied.

Bob bleef op Filosofenfonteint eerder op de achtergrond; we hebben hem nooit zien voorgaan in de vieringen. Maar bij een of ander intern beraad of in persoonlijke gesprekken, ‘zei hij zijn gedacht’ en telkens bleek daarbij zijn grote bekommernis om het voortbestaan van zulk een initiatief en zijn overtuiging dat dit door de gemeenschap moest mogelijk gemaakt worden..
Ook in de Derde-Wereldgroep trad hij, ondanks zijn ervaring en gezag, niet dominerend op en ook hier was zijn grote zorg die voor de lokale verankering van de ontwikkelingssamenwerking en de responsabilisering van de lokale bevolking in het Zuiden.

Gemeenschap vormen is ook een zaak van delen van ervaringen. In dat verband denk ik aan de grote rol die Bob speelde in het initiatief om mensen van de gemeenschap die een of andere vorm van kunst beoefenen, de gelegenheid te geven hun werk eens aan de gemeenschap te tonen, de religieus-ethische sfeer eens te verruimen en om sommige leden - en onszelf - eens van een andere kant te leren kennen. Maar ik denk ook aan ‘de ontmoeting’, om het zo te noemen, tussen Bob en Anne-Lieze. Filosofenfontein heeft hen samengebracht, ‘bij ons’ zijn ze getrouwd en kwamen ze elke zondag hand in hand binnen. Dit delen van geluk en hoop maakt ook een gemeenschap. Eigenlijk zijn we allemaal samen een beetje met hen getrouwd.

Wouter Mulier

Ja, beeldhouwen was zijn passie. Hij kon het niet laten. Het was als zijn verbond met de materie, met het leven zelf. Beeldhouwen daagde hem mentaal en fysiek uit. Eik en blauwe hardsteen, ze kenden geen geheimen meer voor Bob. Maar bovenal ging het over wat hem beroerde.
“Je tracht iets te vertellen” zei hij. Betrokken en geëngageerd zijn zijn sculpturen stille maar krachtige getuigenissen van liefde, pijn, geloof en verwondering. Als metgezellen en ankerplaatsen begeleidden de beelden Bob doorheen zijn leven.
Afrika kreeg hierin een voorname plaats toebedeeld. In zijn laatste werk inspireerde Bob zich op Maeterlincks ‘Blauwe vogel’. Een Afrikaans kind gaat op zoek, vindt en koestert de blauwe vogel, symbool voor het verlangen naar geluk.
Bob, in naam van de academie, bedankt voor je mooie getuigenis!

Magda Aelvoet

Als woorden uitgesproken zijn en wegsterven, komen stille beelden bovendrijven. Jouw beeld is dat van een mens die sterk en zacht is, intens betrokken op de andere (n), bedachtzaam, wijs en zorgvuldig, met oog voor de wereldwijde context waarin onze gemeenschappelijke toekomst zich aftekent; verankerd in grondwaarden die voor jou Bob met het beste van de christelijke boodschap verbonden zijn.
Voor velen ben jij de man met het kristalhelder hoofd, de scheppende handen, het gouden hart.
Je bent in alle continenten rondgetrokken, niet als toerist maar als verantwoordelijke van een organisatie die mensen de kracht en de mogelijkheid wilde geven om rechtop te staan, om zich te organiseren, om greep te krijgen op hun toekomst en op hun samenleving met bouwstenen van de eigen cultuur.
Je deed dit werk zoals een beeldhouwer: jij zag in het ongevormde wat er moest komen, je werkte aan structuren en je vormde mensen tot inzicht en tot het opnemen van verantwoordelijkheid.
Zo was je in Congo de eerste die projecten en programma’s voor gemeenschaps-ontwikkeling opzette; later gaf je in veel organisaties beslissende impulsen tot verandering in dienst van kwaliteitsverbetering van het ontwikkelingswerk en pluralistische samenwerking in een verzuilde en versnipperde sector. Vernieuwing botst op weerstand maar als jij overtuigd was dat een aanpak juist was, dan ging je er voor door weer en wind; dan kon je zalig koppig zijn. Soms was het een delicate strijd, maar die leidde nooit tot vijandschap.
Als man van weldoordachte actie bleef je lezen, nadenken, schrijven. Geen wonder dat de eindredactie van het Noord-Zuid Cahier na je pensionering aan jou werd toevertrouwd. Je werd gerespecteerd om je degelijkheid, je “assertieve” bescheidenheid, je brede blik op de wereldvraagstukken. In een woord: de man met het kristalheldere hoofd.
Wat je echt bijzonder maakte, was je wonderlijke veelzijdigheid. Je zag het geheel en de concrete mens die aan jou was toevertrouwd. Je kon leiding geven zonder te commanderen . Je kon vastigheid bieden, zonder te preken. Je had zin voor humor en je bewaarde jongensachtige streken, die een mens deden glimlachen. Zo maakte je na een lange reis met de wagen altijd een afsluitend rondje zomaar in het midden van de Naamse steenweg.
En dan was er nog al je artistiek talent: het jonge meisje met de blauwe vogel dat nu bovenop je kist staat, maakt dat zichtbaar. De vorming aan de kunstacademie werd een vast anker in je bestaan, die je in je laatste levensfase de vreugde heeft gegeven te kunnen groeien als kunstenaar. En wij kunnen blijvend de man met de scheppende handen zien in het werk dat je nalaat.

Je laatste woorden verwijzen naar de hechte liefde die je mocht ervaren in je twee huwelijken.
Paula, de stille kracht, een sterke persoonlijkheid, die met grote wilskracht haar nierziekte droeg en voor wie je minutieus gezorgd hebt zonder van haar ‘mijn zieke vrouw’ te maken. Jullie hebben vele goede jaren samen gehad, tot de ziekenhuisbacterie haar uit jouw en ons leven wegrukte… Wij, je vrienden, stonden er wat machteloos bij. De kunstacademie, het beeldhouwen, je vrienden hielpen je door een woestijn van verdriet en gemis.
Alleen leven viel je zwaar en je ging op zoek naar nieuwe gemeenschapsvormen; dit mondde o.a. uit in de zoektocht naar een Abbeyfield huis met een aantal andere geïnteresseerden. Dat huis werd nog niet gevonden, maar wel ontdekte je Anne-Lieze, die later je vrouw werd. En zo kwam er weer warmte en geluk in je leven, Bob, en wel in overvloed, want Anne-Lieze doet niet in kleine maatjes. Zelden heb ik zo een gelukkig vrolijk oud koppel meegemaakt. Een godsgeschenk…De man met het gouden hart wist wat liefhebben was.
Wij hadden jullie van harte nog vele jaren samen toegewenst. Het is een korte, zalige tijd geweest.

Je hebt ons toegezegd dat je bij ons blijft en dat is je geraden hoor, want na 42 jaar samen optrekken, vriendschap vieren in voor- en tegenspoed, kan ik je nog niet missen.

Anne-Lieze

Dag Bob,
Toen ik je vroeg of je in de hemel geloofde, in leven na de dood. Toen ik je vroeg of je bang was, zei je: “Er is alleen maar liefde” en “Neen, ik ben niet bang. Ik ben klaar om te gaan. Maar het is zo moeilijk om je los te laten!”

Op 2 oktober zijn wij gehuwd in de gemeenschap van Filosofenfontein. Ik had je al lang in het oog, maar jij nam je tijd. Later begreep ik dat jij je tijd neemt. Zeker als het om een risico gaat! Maar je hebt zoveel risico’s genomen in je leven. Waarom dan niet nog eentje op je 84! Toen je mij dan uiteindelijk zei dat je van mij hield dacht ik: “oef, eindelijk!”
Evident was het niet hé? Jij bijna doof en ik bijna blind! Jij al een tijdje alleen en ik al heel lang. Moeder en grootmoeder! Dat was ook nieuw voor jou!
We besloten om samen te wonen. We moesten dus verhuizen. Toen ik je huis, maar vooral je kelder zag, schoot ik in paniek! “dat heb je met een kunstenaar, dat moet je erbij nemen” was de goede raad van mijn vriendinnen! Dankzij de hulp van vele vrienden kregen de beelden, het marmerde arduin, de boeken hier in dit grote huis in Herent een nieuwe plaats.

Jonge koppels geloven in het eeuwige leven. Wij niet. We wisten dat onze tijd kort en dus heel kostbaar was. Onze liefde was zeer intens. Voor jou was dat normaal. Jij had een overvloed. Jij had een eeuwige bron van Goddelijke liefde. Jij gaf mij een veilige haven waar ik kon gedijen. Waar mijn angsten verdwenen als sneeuw voor de zon.
Eigenlijk wist ik niet zoveel over jou. “Ik ben geen verteller”, zei je. Maar je vrienden kwamen met verhalen, en toen begreep ik dat ik met een buitengewone man getrouwd was.

We hebben een mooi jaar gehad. Ik wou wel eens weg, maar daar had jij geen tijd voor. Jij ging naar de academie tot het einde. Je was soms doodmoe, maar niets kon je tegenhouden. Ofwel zat je in je bureau. Voor mij een duidelijk signaal om je gerust te laten.
Soms was het ook moeilijk. Met jou in de auto was voor mij een nachtmerrie. Drie wegen waren veilig! De weg naar de academie, naar Filosofenfontein en naar het Meerdaalwoud. Op de andere banen hadden wij beter een zwaailicht geplaatst boven de auto of een signaal van uitzonderlijk vervoer.
Ach, ik kan zo eindeloos vertellen over ons gewone leventje. Maar als het over die wonderlijke liefde gaat tussen ons, ontbreken mij de woorden. Dat grote vertrouwen van jou in de LIEFDE, in de mensen en in mij. Jij was niet een man die goede raad gaf. Je zei: “Lieveke, je bent goed zoals je bent er hoeft niets te veranderen”. Dat onvoorwaardelijk vertrouwen heeft mij veranderd, heeft mij meer stevigheid gegeven. Je liet mij doorheen jouw liefdevolle ogen kijken naar de bomen, de beelden en naar de mensen.

Toen uiteindelijk je tijd kwam om te gaan hebben wij samen gehuild. Twee dagen na de diagnose schreef je deze tekst: “Ik heb een mooi leven gehad: heb de wereld gezien, en mijn dromen kunnen verwezenlijken, niet foutloos, maar met enthousiasme. Ik weet niet of er een hemel is, maar ik geloof in de essentiële boodschap van het evangelie van Jezus: God is liefde voor ieder van ons. Aan die liefde vertrouw ik me toe. Ik ben dankbaar voor de vele vriendschap die ik kreeg en voor de hechte liefde in mijn twee huwelijken. Ik blijf bij jullie.”

Bob, ik ga schreien aan de hemelpoort.
Dan ga ik al je mooie kunstwerken een plaats geven,
alle herinneringen opslaan in mijn hart.
Dan ga ik lachen aan de hemelpoort en verder de draad opnemen…
Je zei dat je mij altijd zal weten te vinden!
Bob je hoeft niet eens te zoeken, je bent hier bij mij!

Marcel Braekers

Sint Paulus had zich mateloos aan het egoïsme van zijn parochiegemeenschap in Korinthe geërgerd. Daarom schreef hij hun deze brief. Allereerst geeft hij hen er goed van langs om de kliekjes die zich hebben gevormd en om de avondmaalsamenkomsten waarbij elk zijn eigen pakje opat en weer verdween. Is dat de nieuwe gemeenschap, de nieuwe samenleving waar Jezus van droomde? Paulus valt niet alleen aan, maar wijst een andere weg. Eerst gebruikt hij het beeld van het mystieke lichaam waarin elk lidmaat zijn eigen functie in dienst van het geheel moet opnemen met daarbij de grootste zorg voor de zwakste delen. Daarna vervolgt hij met die onovertrefbare lofzang op de liefde, die we net hoorden. Uiteindelijk draait alles daarrond en zonder die ultieme betrokkenheid is alles wat we doen of zijn ijdel.

Niet toevallig koos jij, Anne-Lieze, deze bijbelse lezing om hem naast het leven van Bob te leggen. Heel zijn leven zou je kunnen zien als één grote beweging om dat ideaal, dat ook Paulus bezielde, te realiseren. Vanuit de missionaire gedachte van Scheut, vanuit het ideaal van zovele ontwikkelingswerkers, binnen het kader van Broederlijk delen, als medewerker van het tijdschrift Wereldwijd, nog later in de wereldgroep op Filosofenfontein. Altijd was er die gedrevenheid opdat dit mystieke lichaam tot leven zou komen waarbij haar vitaliteit zou blijken door de zorg om de zwakste en schijnbaar nutteloze ledematen. Daarbij was Bob niet alleen een doener, maar ook een denker die zich met niet te stillen honger verdiepte in de grote wereldvraagstukken en wat in die wereld fout gaat.

Maar Bob was niet alleen de ernstige, plichtsbewuste en geëngageerde man. Hij had ook een jongensachtige, speelse kant en kon ervan genieten om alles even op zijn kop te zetten en dat grote leven te hertekenen in een karikatuur. Hij was ook de artistiek begaafde, die in hout en steen zocht uit te drukken wat hem gevoelsmatig zo boeide.
Al die aspecten van zijn veelzijdige persoon stonden echter in dienst van dat ene waar ook Paulus zo van bezeten was: van liefde, die alles draagt, alles blijft hopen en dulden vanuit de overtuiging dat alleen zij zal zegevieren.

Vele jaren droeg Bob de zorg om Paula en bleef hij na haar dood als verweesd achter zoekend naar houvast. Die vond hij onverwacht in jou, Anne-Lieze. Het vinden van elkaar maakte niet alleen jullie gelukkig. Ieder van ons werd een stukje blij bij het zien van uw verbondenheid.
Toen ik enkele weken geleden bij jullie was en Bob al helemaal getekend was door zijn ziekte keek hij mij stil en ernstig aan. En zoals hij alleen dat kon zoekend naar het juiste woord zei hij: “Ik bedank je voor Filosofenfontein, want ik heb daar zoveel mogen beleven.” Ik was nogal ontroerd en stamelde iets van: och, daar hebben we zelf zoveel plezier bij. Maar in alle ernst, recht in zijn zetel zittend vervolgde hij: “Ik ben 86 jaar mogen worden, ik heb een mooi leven gehad, ik ben gereed om te sterven. Ik heb maar één zorg” – en hij keek toen naar rechts, naar Anne-Lieze die naast hem zat. Toen werd het stil en in die verdrietige stilte werd, terwijl jullie elkaars hand vast hielden, iets voorbij woorden gezegd, iets waar helaas taal bij tekort schiet. Stilte waarin alleen nog een warme, liefdevolle nabijheid bewaard bleef.

Paulus had gelijk: liefde verdraagt alles, hoopt alles, volhardt door alles heen. Zij blijft leven ook al is één van beide nu weg.
Nu nog zien we dat in een wazige spiegel, maar ooit helemaal van aangezicht tot aangezicht. Ik hoop dat Bob nu in die lichtglans mag staan en naar ons terug mag schijnen.

------