KORAN-NOTITIES

door

Linda Bogaert*


• Index-Bogaert • CIE-index •

Koranische Normen en Waarden

« Er werd aan Profeet Mohamed gevraagd: "Welke Muslim heeft perfect geloof?".
Hij antwoordde: "Hij die het beste moreel karakter heeft"
» (Tibrani)


    .. Inleiding
    1. Definities
    2. Islamitische kijk op waarden en normen

      2.1. De suprematie van God
      2.2. De mens als ethisch-religieus wezen
      2.3. Openbaringen en rede
      2.4. Minderheden en meerderheden
      2.5. Koranische toetssteen

    3. Islamitische persoonlijkheid = morele persoonlijkheid

      3.1. Achtergrond
      3.2. De ideale muslim

    4. Modellen voor waarden en normering

      4.1. De Shari'ah
      4.2. Het Maqasid model
      4.3. Categorieën van gedragingen
      4.4. Algemene overwegingen

    5. Doel van waarden en normen
    6. Motivatie voor waardenbesef en voor het naleven van normen
    7. De Koran en de Tien Geboden
    8. Besluit
    ..  Noten en Literatuur

     



Inleiding

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen zullen een aantal politici ons ongetwijfeld weer om de oren slaan met 'de waarden en normen van de islam', die niet verenigbaar zouden zijn met 'onze' waarden en normen. Tijd dus, om op verkenning te gaan en uit te zoeken wat nu precies die islamitische waarden en normen zijn.



1. Definities

Voor de goede gang van zaken worden eerst de twee centrale begrippen omschreven:

    - Normen

    Het woord is afkomstig van het Latijnse 'norma' (maatstaf, regel). Normen zijn gedragsregels, opvattingen over hoe men zich in bepaalde omstandigheden hoort te gedragen. Wetten zijn een formele vorm van normen. Maar niet alle normen liggen bij wet vast. De manier waarop we dagelijks met elkaar omgaan, is gebaseerd op een aantal impliciete gedragsregels die nergens expliciet geformuleerd worden, terwijl we er ons toch allemaal min of meer aan houden.

    - Waarden

    Normen worden gebaseerd op achterliggende waarden. Daarbij gaat het om de fundamentele idealen die zin en betekenis geven aan het eigen leven en aan de samenleving, het gaat om principes die men belangrijk acht en waarop normen gebaseerd worden. Voorbeelden zijn vrijheid, gerechtigheid, naastenliefde, enz.

Hiermee hangen ook de begrippen 'normbesef' en 'normvervaging' of 'normenloosheid' samen. Een samenleving met uitstekende normen, maar met burgers die totaal geen normbesef hebben, desintegreert. Normbesef, is de overtuiging dat men normen moet naleven in het belang van individu en samenleving. Normloosheid vanuit maatschappelijk perspectief, betekent dat elk individu voor zichzelf bepaalt wat mag en niet, ook als hij daarmee maatschappelijke normen en wetten overtreedt. Erger is het gesteld als er zich ook een onderliggende waardevervaging voordoet. Dan komt men terecht in een soort existentiële leegte en stuurloosheid waarin 'alles moet kunnen'.

Door verlies aan normbesef en door norm- en waardevervaging, stijgt de maatschappelijke spanning. Elk bepaalt voor zichzelf wat kan en niet. Maar elk individu hanteert daarover andere standaarden. Dus komt men in botsing met de ander. Het conflictgehalte van de samenleving neemt toe, samen met het gevoel van stuurloosheid en onzekerheid. Van de weeromstuit gaan mensen op zoek naar een houvast. Dat kan zich uiten op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een vraag vanuit de basis naar een sterke figuur, naar een sterk centraal gezag dat weer orde op zaken moet zetten. Het kan zich ook uiten in een zoektocht naar en (her)ontdekken van de belangrijke waarden van het leven en voor de samenleving. Wat dit laatste aspect betreft, kunnen de religies een positieve bijdrage leveren om rust te brengen in de samenleving. Het is niet toevallig dat er zich uitgerekend nu er een soort spirituele revival voordoet. Mensen gaan zich herbronnen, gaan op zoek naar de belangrijke waarden in het leven.



2. Islamitisch perspectief op normen en waarden

2.1 De suprematie van God

Islam gelooft in het bestaan van een unieke God, aan wie niets of niemand gelijkwaardig is:

« Zeg: "Hij is God, als enige. God de bestendige. Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt en niet één is aan Hem gelijkwaardig." » (Koran 112:1-4)

Deze unieke God, is de schepper van alles wat er bestaat, van wat zichtbaar en onzichtbaar is. God stelde de mens aan als regent, als beheerder van de aarde met alles wat er op de aarde aanwezig is. Het beheerschap is een taak voor elk individu. Op Oordeelsdag zal de mens afgerekend wordt op hoe goed hij zich van die taak gekweten heeft.

Een goed voorbeeld van dit beheerschap is het bezitsrecht. Uiteindelijk behoort alles God toe, dus is God de ultieme bezitter.

« Van God is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is... » (Koran 2:284)

Maar God staat de mensen toe Zijn bezit te gebruiken:

« ... en geeft hun iets van Gods bezit dat Hij aan jullie gegeven heeft...» (Koran 24:33)

Daarmee erkent de islam een bezitsrecht, maar dit recht is niet absoluut: het is onderhevig aan de bepalingen die God oplegt om met Zijn Schepping om te gaan. Zo moet bezit op wettelijke wijze verworven worden (dwz door werken, handel drijven, erfenis, schenking,...) en mag het niet het resultaat zijn van onwettige activiteiten (diefstal, gokken, ...). Bezitsrecht wordt ook onderworpen aan de richtlijn dat men noch vrekkig, noch verspilziek mag zijn, en aan de maatschappelijke bepalingen dat de rijken verplicht zijn te delen met de armen. De bepalingen van wat toegelaten en verboden is, worden in de islam onder meer gebaseerd op wat de Koran en Sunnah aan richting aangeven, want het ultieme oordeel over (de grote lijnen van) wat kan en niet kan, ligt bij de ultieme eigenaar, bij God.

Deze logica wordt toegepast op alle aspecten van het leven zodat men het leven, niet alleen wat betreft bezit maar op alle terreinen, inricht naar de richtlijnen van God. De vraag is dan, hoe men deze richtlijnen, dit onderscheid tussen goed en kwaad, tussen wat mag en wat verboden is, kan kennen.


2.2. Mens als ethisch-religieus wezen

De Koran bevat een zeer uitgebreid psycho-spiritueel model. [1] Volgens dit model heeft de ziel, voor ze in een foetus neerdaalt, een gelofte aan God afgelegd waarbij ze God als haar Heer heeft erkend.

« En toen jouw Heer uit de kinderen van Adam, uit hun lendenen, hun nageslacht nam en hen over zichzelf liet getuigen: "Ben Ik niet jullie Heer?" Zij zeiden: "Ja zeker, wij getuigen." Zodat zij niet op opstandingsdag zouden kunnen zeggen: "Hierop hadden wij niet gelet." » (Koran 7:172)

De mens is bijgevolg van nature gelovig en wordt in een toestand van perfect geloof, van perfecte harmonie, van ongeschonden zondeloosheid, van perfecte spirituele overgave aan God - in die toestand die men 'fitrah' noemt - geboren. Aan dit geloof in God, is een moreel besef gekoppeld, een 'impressie' in de ziel van de goddelijke definities van kwaad. De mens komt dan ook ter wereld met het vermogen het goede van het kwade te onderscheiden.

« En hebben Wij hem niet de twee wegen gewezen? » (Koran 90:10)

Vermits elk mens met deze 'impressie' van God in zijn ziel geboren wordt, zijn de basiswaarden universeel – voor iedereen en alle tijden – geldend.

De mens is ook begiftigd met gevoelens, intelligentie en vrije wil en kan deze aanwenden om voor het goede of het kwade te kiezen. Al deze tendenzen leveren met elkaar slag in het hart. Telkens men het kwade volgt, wordt de toestand van fitrah wat meer toegedekt, verliest men wat meer van de paradijselijke innerlijke rust, en schuift men op naar innerlijke onrust, naar hebzucht, hoogmoed, enz. Omgekeerd, kan men door overgave aan God werken aan een transformatie van de eigen persoonlijkheid om zo te proberen de innerlijke paradijselijke toestand weer bloot te leggen, en meteen ook de kansen op een verblijf in het hiernamaalse paradijs te verhogen. Want de ziel overleeft de dood en zal een Oordeelsdag meemaken waarop beoordeeld wordt hoe de mens zijn vrije wil benut heeft, een oordeel op grond waarvan men al dan niet tot het paradijs zal worden toegelaten. Meteen is ook de zin van het leven duidelijk: het leven is een test om na te gaan of men het goede zal doen of het kwade zal volgen.

« Wij hebben alles wat er op de aarde is tot een versiering gemaakt om hen op de proef te stellen wie van hen het beste is in wat hij doet. » (Koran 18:7)

Deze test zal afgewogen worden aan het doel van het leven, God te dienen:

« Ik heb de mensen en de djinn slechts geschapen om Mij te dienen. » (Koran 51:56)


2.3. Openbaringen en Rede

De openbaringen aan de profeten sluiten hier bij aan, appelleren aan een reeds in de ziel aanwezige essentie en verdiepen het begrip van het onderscheid tussen goed en kwaad. Dit neemt niet weg dat men via redeneren en vergaren van kennis tot dezelfde conclusie zou kunnen komen. De rede speelt een grote rol in de islam en gaat eigenlijk overgave vooraf . Prof Em Dr De Ley stelt het als volgt: [2]:

« In de islam, daarentegen, geldt het geloof (al-îmân) in de eerste plaats als een "instemming" (tasdîq) met de boodschap van de Profeet; en om geldig te zijn, moet deze instemming, althans in principe, gebaseerd zijn op een correcte, verstandelijke conclusie, en dus op kennis. Het argumenteren gaat m.a.w. vooraf aan geloven in de zin van zich "overgeven" of "toevertrouwen" (islâm), en wel als een fundering en voorwaarde voor dit laatste. Dat betekende evenwel niet dat in de praktijk per se iederéén bij machte moest zijn om zijn of haar geloofsopvattingen rationeel te onderbouwen (cf. het principe van taqlîd, of "navolging", dat gold voor de minder-onderlegde gelovige). »

Naast het aangeboren inzicht in goed en kwaad, en de openbaringen aan de profeten, moet rede, onderzoek en het bedrijven van wetenschap, de mens dus helpen om zich naar behoren van zijn taak als beheerder van de aarde te kunnen kwijten. De Koran moedigt dan ook voortdurende studie aan. Het eerste vers dat aan Mohamed geopenbaard werd, luidde:

« Lees voor in de naam van jouw Heer die heeft geschapen » (Koran 96:1)

Dit houdt een permanente studieopdracht in (voor mannen én vrouwen). Kennis en studie is dan ook niet in tegenspraak met religie, maar leidt tot een verdiepen van de relatie tussen de mens en Zijn Schepper, in die mate zelfs dat het volgens de Koran uiteindelijk de geleerden zijn die zich meest bewust zijn van God.

« God wordt slechts gevreesd door de geleerden onder Zijn dienaren. God is machtig en vergevend. » (Koran 35:28)

Vanuit het oogmerk van moraliteit, rijst hierbij evenwel het probleem dat mensen geneigd zijn hun eigen belang na te streven en vooral daarover kennis te verwerven. Bij het beredeneren houdt men dus niet noodzakelijk rekening met alle facetten van een probleem (anderen, milieu, dieren, implicaties voor toekomstige generaties, enz.). Daarom komt men via redenen niet noodzakelijk tot dezelfde resultaten, en wordt in de islam elk resultaat geëvalueerd aan de richtlijn die door God uitgezet wordt. In welke mate dit gebeurt, is variabel. Sommige groepen gaan daarbij zeer sterk in detail, andere beperken zich tot het uitzetten van de buitengrenzen van wat toegestaan is en laten daarbinnen grote manoeuvreerruimte open.


2.4. Minderheden en meerderheden

Hoewel overleg door de Koran aangemoedigd wordt, is het zo dat overleg niet noodzakelijk tot het juiste waardeoordeel leidt. Toch zal er volgens de Koran altijd een groep zijn die de basiswaarden en normen zal blijven verdedigen, ook als de meerderheid de verkeerde kant dreigt op te gaan:

« Laat er uit jullie een gemeenschap voortkomen van mensen die oproepen tot het goede, het behoorlijke gebieden en het verwerpelijke verbieden. Zij zijn het die het welgaat » (Koran 3:102)

Deze groep zal juiste koers aanhouden door het toetsen van haar stellingen aan de Koranische leidraad en zal de morele standaarden vrijwaren, ook als zij in de minderheid is.

Dat een meerderheid niet noodzakelijk de juiste morele beslissingen neemt, ligt ook vervat in de grondwet van België, waarin beslissingen ondergeschikt gemaakt zijn aan het volgen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Op die manier beschermt een seculiere maatschappij zich tegen normen- en waardenvervaging. Stel dat een meerderheid racisme aanvaardbaar zou gaan vinden, en een racistische wet zou goedkeuren. Op dat moment kan een burger naar een hogere, internationale rechtbank stappen om de wet ongeldig te laten verklaren wegens een inbreuk op het gelijkheidsbeginsel van alle mensen zoals dat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ingeschreven staat. Een meerderheid die een racistische wet zou goedkeuren, is met andere woorden nooit een democratische meerderheid, want om democratisch te zijn moet ze ook de mensenrechten respecteren die onder meer bepalen dat elk mens gelijkwaardig is (racisme houdt de afbraak van dit recht in, en leidt tot apartheid die haaks staat op een democratie).

In de islam zit deze voorwaarde ook ingebouwd, met dien verstande dat daar alles de ultieme toets aan de openbaringen van God moet kunnen doorstaan. De "mensenrechten" die daarop gebaseerd worden, zijn overigens vrij gelijklopend aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, zoals uit de Koran Notitie 'De Koran over Mensenrechten: hefboom of hindernis voor integratie' reeds bleek. [3] Al is het wel zo dat de islam soms andere accenten legt. Zo wordt de vrijheid van meningsuiting gegarandeerd vanuit de Koran, maar wordt dit recht niet alleen, zoals in België, ingeperkt door een verbod op laster en eerroof en een verbod op racisme, maar wordt het ook ingeperkt door een vanuit Koran en Sunnah even zeer gegarandeerd recht op respect voor religieuze gevoelens. [4]


2.5. Toetssteen

Deze toetsing aan de Koran gebeurt dus omdat een groter zicht op het geheel nodig is dan het eigen perspectief. Door navelstaarderij kan men immers ferm uit de bocht gaan. Wat voor het individu een slechte zaak is, kan een goede zaak zijn voor het algemene belang. Dergelijke afwegingen worden ook in een seculier systeem gemaakt. Een stuk autosnelweg moet doorgetrokken worden om een verkeersopstopping op te lossen, maar er staan drie huizen op het traject. De eigenaars worden onteigend en moeten verhuizen. Vanuit het perspectief van die individuen, kan dit een drama zijn, maar het voordeel voor het algemeen belang kan zwaarder wegen.

In de islam gaat men er van uit dat enkel God het volledige perspectief heeft, dat enkel Hij het volledige beeld heeft, omdat enkel Hij over alle informatie beschikt, zodat bijgevolg uiteindelijk enkel God de volledige afweging kan maken van alle belangen, en dus alleen Hij de ultieme richtlijnen kan uitzetten van wat moreel aanvaardbaar en onaanvaardbaar is. De Koran legt dit treffend uit in Surah 18 (v.66-83). Daarin wordt Mozes vergezeld van een zekere Al Khadir. Het is niet duidelijk wie die Al Khadir is. Volgens sommigen is hij een Profeet, anderen beschouwen hem als een Engel, nog anderen zien in hem een allegorische figuur die de diepste mystieke inzichten symboliseert. In elk geval, voert hij in Surah 18 de opdrachten van God uit. Op een gegeven moment slaat hij een lek in een boot waardoor de opvarenden verdrinken. Profeet Mozes zegt daarvan:

«Maak jij er een gat in om de opvarenden te laten verdrinken? Daar heb je echt iets vreselijks begaan. » (Koran 18:71).

Maar even verder verklaart Al Khadir zijn handelswijze:

« Wat het schip betreft, dat was van arme mensen die op zee werken en ik wenste het te beschadigen. Hun stond namelijk een koning te wachten die elk schip met geweld nam. » (Koran 18:79)

Met andere woorden: een mens kan denken dat iets slechts is (het zinken van een boot), maar alleen God weet de waarheid, alleen Hij beschikt over alle informatie,  en dat God de boot laat zinken (wat voor ons op het eerste gezicht slecht lijkt), kan uitgerekend een teken van Gods genade zijn om de opvarenden een nog veel erger lot te besparen.

Vanuit een gelijkaardige logica, legt de islam het uiteindelijk waardeoordeel en de normering bij God – al sluit dat, zoals eerder opgemerkt, een rationele benadering niet uit en kunnen beide hand in hand gaan. Verschillende denkrichtingen in de islam geven overigens in de toetsing een verschillend gewicht aan het belang van openbaringen en redenering.




3. Islamitische persoonlijkheid = morele, waardengebonden persoonlijkheid

3.1. Achtergrond

Wat ons bij uitstek informatie verschaft over de islamitische waarden en normen, is het persoonlijkheidsideaal dat door de islam naar voor geschoven wordt. Dit kwam uitvoerig aan bod in de Koran Notitie: 'Koranische Psychologie, een reis naar het (inwendige) Paradijs' [5].

Zoals eerder gesteld, wordt volgens de islam elk mens puur en onschuldig geboren, met een perfect geloof in God, vrij van elke zonde (islam kent geen erfzonde), begiftigd met vrije wil, gevoelens, intellect maar ook met een universeel vermogen goed en kwaad van elkaar te onderscheiden. Dit morele aanvoelen is het gevolg van de belofte die de ziel aflegde aan God voor ze in de foetus neerdaalde, waarbij ze God als haar Heer erkende en dus Zijn morele definities aanvaardde.

Tijdens het leven wordt men voortdurend geconfronteerd met momenten en situaties waarin men moet kiezen - zal men het goede of het kwade doen. Telkens men dat laatste doet, dekt men de oorspronkelijke toestand van harmonie wat verder dicht, en breidt de toestand van disharmonie zich uit. Dit uit zich uiteindelijk in hebzucht, verwaandheid, gebrek aan respect voor de ander, agressie, enz.

Het hele model is erop gericht de oorspronkelijke toestand van harmonie waarin met geboren werd, weer bloot te leggen via een voortschrijdende zuivering van het zelf. Dit is een levenslange opdracht voor elke muslim, waarbij men voortdurend aan de persoonlijkheid werkt in de richting van een ideale muslim.

Het doel van deze transformatie is uiteindelijk te komen tot een volledige overgave aan God via een leven dat zich oriënteert op de goddelijke bepalingen van goed en kwaad, zodat het in wezen gaat om de uitbouw van een morele, normen- en waardengebonden persoonlijkheid:

« Er werd aan Profeet Mohamed gevraagd: "Welke Muslim heeft perfect geloof?". Hij antwoordde: "Hij die het beste moreel karakter heeft" » (Tibrani)

Koran en de Sunnah vestigen er herhaaldelijk de aandacht op dat geloven alleen niet voldoende is, men moet zich er ook naar gedragen. Een mens gedraagt zich in overeenstemming met zijn karakter. Daaraan werken, maakt dan ook de essentie van de 'test' uit, de essentie van het levensdoel, van de kans op de hemel. Vermits gedrag op Oordeelsdag beoordeeld zal worden, speelt het karakter dat dit gedrag stuurt een cruciale rol in het geloofsleven:

« De Profeet zei: "Er is niets dat zwaarder dan goed karakter dat in de schaal gelegd wordt van een gelovige op de Dag van de Opstanding". » (gemeld door Abud Darda', in Abu Dawud)

« De Apostel van God zei: "Door zijn goed karakter zal een gelovige de graad bereiken van iemand die bidt gedurende de nacht en vast gedurende de dag" » (gemeld door Aisha, Ummu'l-Mu'minin, de "moeder van de gelovigen", in Sunan Abu Dawud).


3.2. De ideale muslim

Koran en Sunnah verschaffen veel informatie over dit persoonlijkheidsideaal. Het leven van de Profeten (en in het bijzonder van Profeet Mohamed omdat over hem veel gedetailleerde gegevens bewaard bleven) fungeert daarbij als rolmodel, als een soort toepassing in de praktijk van het Woord van God. Hierna volgen een paar voorbeelden van de morele kenmerken van dit persoonlijkheidsideaal. Het lijstje is uiteraard niet volledig maar is wel een goede illustratie van een aantal fundamentele waarden van de islam.

De ideale muslim... Koran, Sunnah
wordt gedreven door goede intenties « Umar ibn al-Khattab zei dat Gods Boodschapper zei: "De beloning voor handelingen hangt af van de intenties en elke persoon zal beloond worden volgens wat zijn intenties waren. Dus diegene wiens emigratie voor God en Zijn Boodschapper was, dan was zijn emigratie voor God en Zijn Boodschapper, en diegene wiens emigratie was om een wereldlijk doel te bereiken of een vrouw te huwen, dan was dat waarom hij emigreerde." »(Bukhari, Muslim)
doet voor zijn naaste wat hij zelf graag heeft « Je bent geen gelovige tot je voor je broeder graag hebt wat je voor jezelf graag hebt » (Mishkaat)
is nederig, niet hoogmoedig, noch verwaand « Wend je wang niet hoogmoedig van de mensen af en loop niet verwaand op de aarde rond. God bemint geen enkele ingebeelde en verwaande. » (Koran 31:18)
« Gaat de poorten van de hel binnen om er altijd in de blijven. Dat is pas echt een slechte verblijfplaats voor de hoogmoedigen. » (Koran 16:29)
neemt in alles matiging in acht en schuwt extremen [6] « Gods Boodschapper zei: "Bemin degene van wie je houdt met mate, misschien zal hij op een dag iemand worden waarvoor je haat voelt, en haat diegene voor wie je haat draagt met mate, want misschien wordt hij op een dag iemand die je graag zal zien." » (Gemeld door Abu Hurayrah, in Tirmidhi)
« En wees gematigd in jullie lopen en spreek met een zachte stem.... » (Koran 31:19)
«Jullie die geloven! Zeg niet dat de goede dingen die God jullie heeft toegestaan verboden zijn en begaat geen buitensporigheden; God bemint diegenen die buitensporigheden begaan niet. » (Koran 5:87)
doet goede werken « God is met hen die godvrezend zijn en hen die goed doen. » (Koran 16:128)
« Als iemand iets goed doet is het in het voordeel van zijn eigen ziel, en als iemand verkeerd doet dan is dan in zijn nadeel. Uiteindelijk zullen jullie tot jullie Heer teruggebracht worden. » (Koran 45:15) [7]
is vrijgevig, niet krenterig « Zij die gierig zijn met wat God hun van Zijn goedgunstigheid gegeven heeft, moeten niet denken dat het goed voor hen is. Welnee het is slecht voor hen; op de opstandingsdag zal dat waarmee zij gierig waren hen om de nek worden gehangen... » (Koran 3:180)
« (...) En wie voor de eigen hebzucht begoed worden, zij zijn het die het welgaat. » (Koran 59:9)
« Jullie die geloven! Maakt jullie aalmoezen niet waardeloos door gepoch en ergernis zoals hij die zijn bezit weggeeft om door de mensen gezien te worden maar zonder te geloven in God en de laatste dag...» (Koran 2:264)
« Jullie zullen de vroomheid niet bereiken totdat jullie van wat jullie liefhebben bijdragen geven, God weet ervan. » (Koran 3:92)
«...En wie voor de hebzucht van het zelf behoed worden, dat zijn zij die het welgaat...» (Koran 64:16) [8]
heeft verantwoordelijkheidszin « De Boodschapper van God zei: "Elk van u is een bewaker en is verantwoordelijk voor diegenen voor wie hij instaat. Dus de heerser is een bewaker en is verantwoordelijk voor zijn onderdanen; een man is de bewaker van zijn gezin en is verantwoordelijk voor diegenen voor wie hij moet zorgen; een vrouw is bewaker van de woning van haar man en is verantwoordelijk voor diegenen voor wie zij moet zorgen; een bediende is bewaker van de rijkdom van zijn baas en is verantwoordelijk voor datgene dat aan hem toevertrouwd werd; en een man is bewaker van de rijkdom van zijn vader en is verantwoordelijk voor datgene waarvoor hij moet zorgen. Dus elk is een bewaker en is verantwoordelijk voor hetgeen aan hem toevertrouwd werd." » (Gemeld door Umar, in: Bukhari, Muslim) [9]
is trouw aan een gegeven woord en bewaart een geheim « Komt Gods verbintenis na wanneer jullie een verbintenis aangaan en verbreekt de eden niet na de bekrachtiging ervan ..." » (Koran 16:91)
«En gebruik jullie eden niet voor onderlinge arglistigheid, want dan glijdt een voet na stevig gestaan te hebben uit en proeven jullie het kwade omdat jullie Gods weg versperden en is er voor jullie een pijnlijke bestraffing. » (Koran 16:94)
«Profeet Mohamed zei: diegene die iets ziet dat verborgen moet blijven en het verbergt zal zijn zoals iemand die een meisje dat levend begraven werd weer tot leven brengt. » (Gemeld door Uqbah ibn Amir, in Abu Dawud)
is oprecht en schuwt hypocrisie « De huichelaars en de huichelaarsters horen bij elkaar, zij gebieden het verwerpelijke, verbieden het behoorlijke en houden hun handen stijf op hun beurzen; zij vergeten God en dus vergeet Hij hen. De huichelaars, dat zijn de verdorvenen.» (Koran 9:67)
is minzaam en vermijdt leugens en conflicten « De Profeet zei: "Ik garandeer een huis in de omgeving van het Paradijs voor iemand die geruzie vermijdt zelfs als hij in zijn recht is, een huis in het midden van het Paradijs voor iemand die leugens vermijdt zelfs al grappend, en een huis in het bovenste deel van het Paradijs voor iemand die zijn karakter goed gemaakt heeft." » (Gemeld door Abu Umamah, in Abu Dawud)
belichaamt zachtmoedigheid, zelfbeheersing, vriendelijkheid en vergevingsgezindheid « Streeft naar vergeving van jullie Heer en naar een tuin zo breed als de hemelen en de aarde die klaargemaakt is voor de godvrezenden die bijdragen geven in voorspoed en tegenspoed en die hun woede inhouden en de mensen vergeving schenken. » (Koran 3:133-134)
« De Profeet zei: "Minacht geen enkele goed daad zelfs al is het maar het groeten van uw broeder met met een blij gezicht." » (Muslim)
« De Profeet zei: "uw glimlachen naar uw broeder is een daad van liefdadigheid." » (Tirmidhi)
« De Profeet zei: "Maak de zaken gemakkelijk, niet moeilijk, en wees opgewekt, niet bedreigend" » (met eenstemmigheid)
kent geen afgunst maar is tevreden met wat hij heeft « De Profeet zei: "Rijkdom is niet het hebben van veel bezit, maar rijkdom is de rijkdom van de ziel, het zelf (tevredenheid)" » (Gemeld door Abu Hurayrah, in: Muslim)
« De Profeet zei: "Vermijd afgunst, want afgunst verslindt goede daden zoals vuur brandstof verslindt." » (Gemeld door Abu Hurayrah, in: Abu Dawud)
onderdrukt anderen niet maar beschouwt alle mensen als gelijken [10] « De Profeet zei: "God heeft aan mij geopenbaard dat jullie nederig moeten zijn, zodat niemand de andere onderdrukt, noch opschept." » (Gemeld door Iyad ibn Himar, in: Abu Dawud)
« "O mensen! Waarlijk jullie Heer is Eén en jullie vader (Adam) is één. Een Arabier is niet beter dan een niet-Arabier, en een niet-Arabier is niet beter dan een Arabier; een blanke is niet beter dan een zwarte en een zwarte is niet beter dan een blanke - behalve in termen van vroomheid en goede daden". » (Uitspraak van de Profeet Mohamed, gemeld door Imaam Ahmad)
« De Profeet zei: "Er is geen zonde die meer in aanmerking komt om door God aan diegene die deze zonde begaat op voorhand in deze wereld bestraft te worden samen met wat Hij voor hem in petto houdt voor het hiernamaals, dan onderdrukking en het verbreken van relaties." » (Gemeld door Aby Bakrah, in: Abu Dawud)
« De Profeet zei: "Kijk uit voor het begaan van onderdrukking want op de Dag van de Verrijzenis zal onderdrukking duisternis zijn, en kijk uit voor hebzucht want hebzucht heeft diegenen die voor jullie kwamen vernietigd, het leidde hen naar bloedvergieten en naar het wettig maken van datgene wat voor hen verboden was." » (Gemeld door Jaabis ibn Abdullah, in: Muslim)
kenmerkt zich door geduld « Jullie die geloven! Neem jullie toevlucht tot geduld en salaat [gebed]. God is met hen die geduldig volharden. » (Koran 2:153)
respecteert de gewetensvrijheid van anderen [11] « Waarschuw de mensen, want jij bent slechts een waarschuwer. Je hebt niet de autoriteit om iemand te dwingen. » (Koran 88:22-23)
is verdraagzaam en gaat niet in op provocaties [12] « Wanneer jij hen ziet die onze tekenen bespotten, wend je dan van hen af totdat zij op een ander gesprek overgaan... » (Koran 6:68)
gaat geen scheldpartijen aan en bespot anderen niet « En hoont niet hen die zij in de plaats van God aanroepen, zodat zij God niet uit vijandigheid en zonder kennis gaan honen. » (Koran 6:108)
« Jullie die geloven! Mensen moeten elkaar niet belachelijk maken. Misschien zijn zij juist beter dan zij! (...) En maakt geen aanmerkingen op elkaar en geeft elkaar geen scheldnamen... » (Koran 49:11)
zwijgt tenzij hij iets goed te zeggen heeft « Abu Hurayrah vertelde dat de Profeet van God zei: "Wie gelooft in God en de Laatste Dag, laat hem zeggen wat rechtschapen is, of zwijgen. Wie gelooft in God en de Laatste Dag, laat hem vriendelijk zijn voor zijn buur. En wie gelooft in God en de Laatste Dag, laat hem vrijgevig zijn voor zijn gast." » (Uitspraak van Profeet Mohamed, in Muslim)
is goed voor zijn buren ongeacht hun geloof « Hij die eet tot hij gevuld is terwijl zijn buur naast hem honger heeft, is geen gelovige » (Uitspraak van Profeet Mohamed, in Saheeh Bukhari)
«Een man vroeg! "O Boodschapper van God! Er is een vrouw die bidt, aan liefdadigheid doet en vaak vast, maar ze kwetst haar buur met haar woorden (door hem te beledigen)." De Boodschapper van God zei: "Ze zal naar de Hel gaan". De Man zei: "O Boodschapper van God! Er is een andere vrouw die bekend staat voor hoe weinig zij vast en bidt, maar ze geeft aan goede werken van de gedroogde yoghurt die ze maakt, en ze doet haar buren geen kwaad.". Hij zei: "Zij zal naar het Paradijs gaan". »(Uitspraak van Profeet Mohamed, in Musnad Ahmad, gemeld door Abu Hurayrah)
moeit zich niet met andermans zaken, doet niet mee aan achterklap, verspreidt geen laster, geen leugen en geen roddels « Zal Ik jullie mededelen tot wie de satans neerdalen? Zij dalen neer tot elke zondige lasteraar. Dezen luisteren scherp en de meesten van hen zijn leugenaars. » (Koran 26:221-223)
«Jullie die geloven! Vermijdt vele vermoedens - sommige vermoedens zijn zonde - en spioneert niet en roddelt niet over elkaar...» (Koran 49:12)
« De Profeet zei: "Behorende tot de perfectie van iemands Islam is dat hij hetgeen waarmee hij geen zaken heeft, met rust laat. » (gemeld door Abu Hurayrah, in Tirmidhi en anderen)
springt zuinig om met alles en verkwist niets « Kinderen van Adam! Doe jullie mooie kleding aan bij elke moskee en eet en drinkt, maar weest niet verkwistend. Hij bemint de verkwisters niet. » (Koran 7:31)
«De verspillers zijn de broeders van de satans en de satan is jegens zijn Heer ondankbaar. » (Koran 17:27)
gaat zorgzaam om met milieu en met de dieren [13] « Er is geen man die zelfs maar een spreeuw of iets kleiner kan doden zonder dat het dit verdient, of God zal hem erover ondervragen. »" (Gemeld door Ibn 'Omar en door Abdallah bin Al-As An-Nasai).
is genadevol, vergevingsgezind « De Profeet zei: Wie geen genade heeft voor anderen zal geen genade ontvangen van God" » (Gemeld door Hadrat Jarir bin Abdullah, in: Bukhari, Muslim)
voert rechtvaardigheid hoog in het vaandel « Jullie die geloven! Weest standvastig in de gerechtigheid als getuigen voor God, al is het tegen jullie zelf of de ouders of de verwanten. Of het nu om een rijke of een arme gaat, God staat hen beiden zeer na...» (Koran 4:135)
«En geeft de volle maat en behoort niet tot hen die verlies veroorzaken. En weegt met de juiste weegschaal. En doet de mensen niet tekort in de dingen die van hen zijn en veroorzaakt geen ellende op de aarde door verderf te zaaien. » (Koran 26:181-183)
« Jullie die geloven! Weest standvastig voor God als getuigen van de rechtvaardigheid. En laat de afkeer van bepaalde mensen jullie er niet toe brengen niet rechtvaardig te zijn. Wees rechtvaardig, dat is dichter bij godvrezendheid. En vreest God. God is welingelicht over wat jullie doen. » (Koran 5:8)
respecteert zijn ouders « En jouw Heer heeft bepaald dat jullie alleen Hem zullen dienen en dat men goed moet zijn voor de ouders; of nu een van tweeën of allebei bij jou de ouderdom bereiken, zeg dan niet:'Foei' tegen hen, bejegen hen niet onheus en spreek op een hoffelijke manier tot hen. En wees uit barmhartigheid voor hen nederig en ontvankelijk en zeg: 'Mijn Heer, erbarm U over hen, zoals zij mij grootbrachten toen ik klein was.' » (Koran 17:23-24)
beantwoordt een slechte daad met iets dat beter is « En de goede daad en de slechte daad zijn niet gelijk; weer die [slechte daad] af met iets dat beter is. Dan zal hij, tussen wie en jou vijandschap was, een boezemvriend worden. Maar het wordt slechts aan hen die geduldig volharden aangeboden; het wordt slechts aangeboden aan iemand met geweldig geluk. » (Koran 41:34-35)

 



4. Modellen voor waarden en normering ervan

4.1 De shari'ah

Uit de omschrijving van de 'ideale muslim' blijkt dat geloof en daden in de islam zeer innig met elkaar verweven zijn. Beide zijn onlosmakelijk aan elkaar gebonden. Geloven is een werkwoord. Het volstaat niet om te 'geloven' dat men rechtvaardig moet zijn, met moet zich ook rechtvaardig gedràgen.

Gedrag is gebaseerd op de persoonlijkheid, en islam probeert dan ook in eerste instantie het gedrag te beïnvloeden door het aanmoedigen van een evolutie in de persoonlijkheid. Deze evolutie wordt slechts in tweede instantie ondersteund door een wetgeving, meerbepaald de shari'ah. Shari'ah betekent oorspronkelijk 'weg naar de bron', zoals een bron van water in een oase. In de traditionele islamitische betekenis, is ze de bron van de wet.

In wezen, omschrijft de shari'ah de buitengrenzen van het gedragsveld, zodat daarbinnen een grote ruimte ontstaat waarbinnen men zich vrij kan ontplooien, een ruimte waarbinnen plaats is voor individuele voorkeuren maar vooral ook voor evolutie.

De shari'ah streeft via verschillende dynamieken een voortdurende optimalisatie na van het potentieel van het individu en van de maatschappij om zo te komen tot het ideaal van een rechtvaardige, verdraagzame samenleving die extremen schuwt.

Wegens de complexiteit van de materie en de talloze misverstanden die er over bestaan, zal de shari'ah in een afzonderlijke tekst besproken worden. Het is trouwens niet mogelijk over 'dé shari'ah' te spreken - er bestaan erg uiteenlopende benaderingen over wat de shari'ah precies inhoudt, in welke mate van detail deze wetgeving dient te gaan (van algemene richtlijnen tot een zeer gedetailleerde wet) alsook over wat de rol ervan is in de samenleving. Het is niet mogelijk hier op deze variaties in te gaan. Maar door de innige band tussen geloof en daden in de islam, is het wel nuttig twee concepten uit de traditionele benadering van de shari'ah te vermelden, omdat daaruit de samenhangen tussen de islamitische kijk op behoeften, waarden en normen, en doelstellingen goed geïllustreerd worden.


4.2 Het Maqasid Model [14,15]

het maqasid model

Het doel van de shari'ah kan omschreven worden als het maximaliseren van het menselijk en maatschappelijk potentieel. Of anders gezegd: uit gegeven omstandigheden het beste naar voor te brengen, het meest voordeel of het meest baten (masalih, enkelv. maslaha) te halen.

Imam Ghazali definieert maslaha als "datgene dat voordeel (nut, baten) veilig stelt of wat schade voorkomt". Deze 'baten' moeten volgens hem consistent zijn met het doel ('maqasid') van de shari'ah dat er volgens hem in bestaat het leven en de belangen van de mensen te beschermen en het menselijk en maatschappelijk potentieel op aarde te maximaliseren. Muslimgeleerden onderscheiden daartoe op grond van de Koran en Sunnah drie soorten van masalih : basisnoodzakelijkheden (daruriyyat), de gerieflijkheden (hajiyyat) en de verfraaiingen (tahseenniyyat).

Dit onderscheid in gradaties van noodwendigheden, harmonieert met de waarden of idealen die Koran en Sunnah naar voor schuiven en met de normen of gedragsregels die daarop geënt zijn. Het maqasid model kan dan ook aangewend worden om in wisselende graden van detail een waarden en normen stelsel uit te werken.

    - De fundamentele noodzakelijkheden (daruriyyat)

    Op basis van de Koran en Sunnah, worden door geleerden 5 basisnoodzakelijkheden (vereisten, behoeften) onderscheiden: religie, leven, intellect en kennis, procreatie en bezit. Het veronachtzamen ervan wordt geacht tot totale chaos en ontwrichting van leven en samenleving te leiden:

    • religie

      Zoals eerder gezegd, is de zin van het leven een test, om te zien of men goed of slecht zal doen. Deze test zal op oordeelsdag afgemeten worden aan het doel van God te dienen:

      «Ik heb de mensen en de djinn slechts geschapen om Mij te dienen. » (Koran 51:56)

      Religie wordt dan ook beschouwd als een basisnoodzakelijkheid maar ook als een fundamenteel recht van elk mens. Religie geeft zin aan het leven, verschaft een mens levensdoel en stelt hem in staat de vervulling van dat doel na te streven. Religie brengt ook innerlijke rust:

      «waarlijk, in het gedenken van God vinden de harten vrede.» (Koran 13:28)

      Religie verschaft mensen de eerder aangehaalde basiswaarden zoals waarachtigheid, rechtvaardigheid, matiging, naastenliefde, enz.

      Om deze basisnoodzakelijkheid mogelijk te maken en te beschermen, garandeert een op islamitische principes georganiseerde maatschappij godsdienstvrijheid.[16] Overgave aan God, vooronderstelt immers dat men vrij is om dat te doen. Om het verheerlijken van God te verzekeren, is er voor de gelovigen onder meer een verplichting tot gebed. Om het in stand houden van het geloof te vrijwaren, is er de verplichting tot studie, en tot het uitdragen van de boodschap, al mag daarbij geen enkele dwang gebruikt worden:

      «Waarschuw de mensen, want jij bent slechts een waarschuwer. Je hebt niet de autoriteit om iemand te dwingen. »(Koran 88:22-23)

    • leven (fysisch bestaan)

      Het in stand houden van het leven wordt verzekerd door het bepalen van wettelijke manieren voor levensonderhoud (zoals bepalingen omtrent het soort voedsel dat toegestaan is). Het betreft regelingen die moeten leiden tot een gezond lichamelijk bestaan. Daarnaast wordt het leven beschermd door een verbod op en bestraffing van moord, zelfmoord, enz.

      « ... dat jullie niemand mogen doden - wat God verboden heeft - behalve volgens het recht...» (Koran 6:151)

      De Koran voorziet (net zoals de Belgische wetgeving overigens) een aantal uitzonderingen op het verbod op doden, zoals wettelijke zelfverdediging. Maar behoudens deze bij wet bepaalde uitzonderingen, is het onrechtmatig doden van één mens volgens de Koran een even zwaar vergrijp als het doden van de hele mensheid.

      « wie iemand doodt... het is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft gedood » (Koran 5:32)

    • intellect en kennis

      Wordt noodzakelijk geacht voor het bestaan van de mensheid. Een gezond intellect wordt tevens aanzien als een basis voor een goede moraliteit. Intellect wordt dan ook beschermd door het verbieden van alles wat het intellect vernietigt of nadelig beïnvloedt zoals alcohol, drugs, enz. Zoals eerder aangestipt neemt rede een zeer belangrijke plaats in in de islam en moet ze overgave eigenlijk voorafgaan of er minstens mee samengaan.

      Er worden 2 soorten kennis onderscheiden: 1) kennis die iedereen moet hebben, en 2) kennis waar de samenleving als geheel moet over beschikken, maar die niet door iedereen gekend moet zijn. Het volstaat dat een aantal deskundigen die kennis bezitten zodat anderen zich tot hen kunnen wenden.
       

    • voortplanting, afstamming

      Voortplanting is uiteraard essentieel voor het voortbestaan van de mensheid. In de islam wordt seksualiteit gereserveerd voor binnen het huwelijk (overspel wordt verboden; enz.). Het gezinsleven wordt dan ook naar voor geschoven als de hoeksteen van de samenleving. Op grond van familiebanden worden toegelaten en verboden types van relaties gedefinieerd (vb incest is verboden), wordt het erfrecht uitgewerkt; er is ook een invloed op allerlei sociale omgangsregels. Zo kan men een verwant van een tegengesteld geslacht in principe wel een hand geven omdat daar geen seksuele connotaties in het spel kunnen zijn, terwijl men een niet-verwant van het tegengesteld geslacht geen hand mag geven omwille van mogelijke seksuele ondertonen van een aanraking. [17] Familiebanden brengen ook het bepalen van de rechten van ouders en van kinderen, de rechten van echtgenoten en echtgenotes, enz. met zich mee.
       

    • vermogen, bezit

      wordt eveneens noodzakelijk geacht voor het in stand houden van het menselijk leven, zodat de shari'ah het recht op bezit inschrijft en reguleert hoe dit rechtmatig verworven, verhandeld, geërfd, ontleend enz. kan worden terwijl omgekeerd diefstal, gokken enz. bestraft wordt.
       

    - De gerieflijkheden (hajiyyat)

    Hiertoe behoort al datgene dat niet vitaal is voor het behoud en verzekeren van de 5 fundamentele noodzakelijkheden, maar dat nodig is om moeilijkheden te vermijden of te verlichten. Zoals bijvoorbeeld transportmiddelen.
     

    - De verfraaiingen (tahseenniyyat)

    Hiertoe behoort alle luxe: het betreft zaken die geen moeilijkheden opheffen of verminderen voor het behoud van de 5 fundamentele noodzakelijkheden, maar die het leven gewoon comfortabeler maken. Een wagen is een gerieflijkheid, airco in de wagen is een verfraaiing.


4.3 Onderverdeling van gedragingen [18,19]

Een tweede belangrijke notie uit de shari'ah, is dat in de traditionele benadering alle gedragingen van gelovigen op grond van hun bijdrage tot de fundamentele behoeften en tot het doel van het leven dat daarmee harmonieert, onderverdeeld worden in vijf klassen, gaande van verboden tot verplichte gedragingen. Deze categorisering kan in de algemene zin aangewend worden om de buitengrenzen van het handelen af te lijnen, waarbinnen een grote ruimte ontstaat waarin plaats is voor individuele voorkeuren en verschillen, alsook voor persoonlijke ontplooiing.

De categorieën verschillen van elkaar op grond van het samenspel van straf en beloning voor het stellen van het gedrag of het nalaten dat te doen. Typerend voor de islam is dat voortdurend een dubbel pad bewandeld wordt: « gebieden van het behoorlijke en verbieden van het verwerpelijke » (Koran 3:110). Door het samenspel van bestraffing en beloning, heeft de shari'ah een motiverend karakter: muslims hebben baat bij het volgen van dit gedragsmodel, omdat ze er ook beloningen aan over houden.

De beloning en bestraffing waarvan sprake in de vijf onderstaande categorieën kan in het huidig leven of in het hiernamaals voltrokken worden. In het huidig leven, kan de beloning of bestraffing door God uitgevoerd worden. Bestraffing in het huidige leven kan ook van rechtswege gebeuren.


gedragstype uitvoeren van dit gedrag ... niet uitvoeren ervan ... voorbeeld
Nederlandse naam Arabische naam
verplichte gedragingen fard (voorgeschreven, noodzakelijk - als men dat niet doet, wordt men ongelovig)
wajib (bindend - als men dit niet doet, wordt men groot zondaar, maar niet ongelovig)
muhattam (verplicht)
lazim (vereist)
wordt beloond
telt als een goede daad
wordt bestraft
telt als zonde of slechte daad.
de 5 dagelijkse gebeden, vasten
aanbevolen gedragingen mandub (aanbevolen)
mustahabb (sunnah, verkieslijk)
fadila (verdienstelijk, lovenswaardig)
marghub fih (wenselijk)
wordt beloond
telt als goede daad
wordt niet bestraft
telt niet als zonde of als slechte daad
extra gebeden, huwen en een gezin stichten
toegestaan gedrag muhab wordt niet beloond
telt niet als goede daad
wordt niet bestraft
telt niet als slechte daad
het breken van de vasten door ziekte; bevat ook gedragingen die afhangen van de persoonlijke voorkeur en waarover de shari'ah als het ware geen mening heeft, zoals het verkiezen van een of ander soort voedsel binnen de waaier van toegestane voedingsmiddelen.
onwenselijke, aanstootgevend gedrag makruh (ongewenst, hetgeen waarvan men een afkeer heeft) wordt niet bestraft
telt niet als slechte daad
wordt beloond
telt als goede daad
op wraak uit zijn, opscheppen, zich hoogmoedig gedragen en op mensen neerkijken, mensen benijden, onbeleefd zijn tegenover de ouders, ...
verboden, onwettelijk gedrag haram wordt bestraft
telt als slechte daad
wordt beloond
telt als goede daad
doden, stelen, liegen, enz.


Voor het plaatsen van het gedrag in een categorie speelt intentie een belangrijke rol - op basis van de intentie kan gedrag dat normaal als neutraal beschouwd wordt, verschuiven naar één van de vier andere categorieën:

«Er is geen zonde voor u in datgene waarin gij u onvrijwillig vergist, maar wel in hetgeen uw hart zich heeft voorgenomen. God is Vergevensgezind, Genadevol.» (Koran 33:5)

Ook spelen een aantal algemene rechtsregels: wat noodzakelijk is om iets fard te doen, ís ook fard, enz.

Bovendien is de categorisering situationeel beïnvloedbaar. In sommige omstandigheden kan verboden gedrag toch toegestaan zijn als het alternatief daarvan nog erger zou zijn en schade zou berokkenen. Zo mag men als men van de honger dreigt om te komen, toch verboden voedsel eten:

«Verboden is voor jullie wat vanzelf is doodgedaan, bloed, varkenvlees, ... (...). Maar als iemand door honger gedwongen wordt zonder tot zonde geneigd te zijn, dan is God vergevend en barmhartig.» (Koran 5:3)

Deze categorisering weerspiegelt eveneens de grote lijnen van de dynamiek die in het individu, en dus ook in de samenleving, nagestreefd wordt. Het is de bedoeling dat men zich in toenemende mate gedraagt in de richting van wat aanbevolen en verplicht is, en dat men omgekeerd, zich in toenemende onthoudt van al wat verboden en onwettig is. Zodoende komt men tot minimale bestraffing en/of slechte daden en maximaliseert men het uitvoeren van goede daden met bijhorende beloningen. Deze evolutie brengt de gelovige dichter bij zijn levensdoel God te behagen en God te verheerlijken in alles wat hij doet.
 

4.4. Algemene overwegingen

Het is noodzakelijk hier te verduidelijken dat de shari'ah niet tegen de wil van de bevolking in kan opgelegd worden. Daarom is de vrees dat muslims in het Westen de shari'ah 'willen opleggen', geheel ongegrond. Een volledige toepassing van de shar'iah, in welk variant ervan dan ook, is enkel mogelijk in muslimlanden (dwz landen met een overwegend islamitische bevolking), en dan nog enkel als de bevolking dat zo wil. Bovendien heeft de shari'ah een dubbel luik: een luik dat voor iedereen geldt, ongeacht geloof (vb milieurecht) - en een luik dat enkel voor muslims geldt (o.a. familierecht). Binnen de shari'ah wordt gegarandeerd dan andersgelovigen in deze laatste materies kunnen kiezen via welk rechtsstelsel ze bij eventuele rechtszaken gevonnist willen worden, via hun eigen recht, of via de shari'ah. In landen waar men de shari'ah invoert, kunnen christenen of joden bijvoorbeeld voor familiale disputen (echtscheiding, erfrecht, enz.) vragen dat die geregeld worden via hun eigen rechtbanken.

Er moet ook de aandacht op gevestigd worden dat een land waar men de shari'ah zou invoeren, in tegenstelling tot een hardnekkig misverstand, geen land is waar mensen verplicht zouden worden zich te bekeren tot de islam. Integendeel, de shari'ah garandeert juist godsdienstvrijheid voor iedereen. [20]

Wanneer men naar de muslimwereld kijkt moet men zich ook realiseren, dat de wettelijke situatie daar geen afspiegeling is van de islamitische leer, noch van de shari'ah, vermits in veruit de meeste landen een stelsel geldt dat bestaat uit erfenissen van een (Westers) koloniaal verleden, samen met aspecten uit de shari'ah, plaatselijke, culturele gebruiken en een deel burgerwetten.

 



5. Doel van de Koranische normen en waarden

Het naleven van de islamitische richtlijnen - in het bijzonder inzake moraal - is er op gericht een rechtvaardige samenleving tot stand te brengen.

«Wij hebben onze gezanten met de duidelijke bewijzen gezonden en Wij hebben het boek en de weegschaal met hen neergezonden, opdat de mensen de rechtvaardigheid in stand zouden houden...» (Koran 57:25)

Op persoonlijk vlak, wordt een voortdurende evolutie aangewakkerd in de richting van een morele persoonlijkheid die zich laat omschrijven door de kenmerken die hierboven uiteengezet werden: rechtvaardigheid, vergevingsgezindheid, verdraagzaamheid, betrouwbaarheid, discretie, matiging, enz. Het is een evolutie die leidt tot innerlijke rust en harmonie. Naarmate men meer in die richting evolueert, slaagt men ook beter in het doel van God te behagen en te dienen, en is er een grotere kans dat men op Oordeelsdag - mits Gods genade - zal toegelaten worden tot het paradijs. Uiteraard beweegt daardoor ook de hele samenleving in de richting van deze waarden.

Omgekeerd, moet de maatschappij ruimte scheppen die die transformatie ondersteunt. Dit gebeurt door een stelsel van rechten en plichten, aanmoedigingen en ontradingen:

« gebieden van het behoorlijke en verbieden van het verwerpelijke » " (Koran 3:110)

Op die manier wil de islam een ideale maatschappij tot stand brengen die rechtvaardig is en waarin men een goed leven kan hebben. De rechtvaardige, tolerante, gematigde samenleving moet echter vooral het resultaat zijn van een transformatieproces van de mensen zelf, waarbij de islam de mensen op een hoger niveau tilt, eerder dan van opgelegde wetten. Wetten zijn er nodig, maar ze hebben in deze dynamiek eerder een ondersteunende rol.

De Koran moedigt deze transformatie trouwens op verschillende manieren voortdurend aan. Zo is een centrale leefregel dat men slecht gedrag steeds zal beantwoorden met gedrag dat beter is:

« En de goede daad en de slechte daad zijn niet gelijk; weer die [slechte daad] af met iets dat beter is. Dan zal hij, tussen wie en jou vijandschap was, een boezemvriend worden. Maar het wordt slechts aan hen die geduldig volharden aangeboden; het wordt slechts aangeboden aan iemand met geweldig geluk. » (Koran 41:34-35)

Op die manier ontstaat een dynamiek die telkens op verbetering van de situatie gericht is.

Het voor ogen hebben van een duidelijk doel - zowel op persoonlijk vlak (morele persoonlijkheid) als op maatschappelijk vlak (een rechtvaardige, tolerante, gematigde samenleving) is een belangrijk aspect van het islamitisch wereldbeeld. Het voorkomt - althans in theorie - interne fricties tussen personen en belangengroepen, omdat de belangen niet aan elkaar afgewogen worden, vermits de belangen afgewogen worden tegenover het hoger doel waar men als persoon en als samenleving naartoe wil. Deze voortdurende oriëntatie op God, en daardoor op een persoonlijk en een gezamenlijk maatschappelijk doel waar men het hele leven lang moet blijven aan werken, maakt dat een dergelijke samenleving veel minder competitie- en conflictgehalte kent. Belangenconflicten zullen niet tegenover elkaar uitgevochten worden, maar tegenover het hoger doel geëvalueerd worden.

Het voor ogen hebben van een duidelijk maatschappelijk doel, is geen synoniem voor cultuurfundamentalisme waarbinnen maar voor één perspectief of voor één religie plaats is. Het maatschappelijk doel van de Koran verdedigt een rechtvaardige, tolerante samenleving, die onder meer gebouwd is op godsdienstvrijheid. Het bestaan van verschillende religies is volgens de Koran overigens een aspect van de goddelijke wil zodat de islam respect opdraagt voor religieuze en culturele diversiteit. Het enig soort competitie dat uit dit diversiteit mag uit voortkomen, is dat men met elkaar mag en moet wedijveren in goede daden. De godsdienstverschillen, daar moet men zich niet mee bezighouden. God zal op Oordeelsdag wel uitleggen hoe dat nu juist zit.

«... Voor ieder van jullie hebben Wij een norm en een weg bepaald. En als God het gewild had, zou Hij jullie tot één gemeenschap gemaakt hebben, maar Hij heeft jullie in wat jullie gegeven is op de proef willen stellen. Wedijvert dus in goede daden. Tot God is jullie terugkeer, gezamenlijk. Hij zal jullie meedelen waarover jullie het oneens waren. » (Koran 5:48)

De diversiteit is gewoon een onderdeel van de test van het leven. En de enige manier om deze specifieke test tot een goed einde te brengen, is samen het goede te doen, om zo, gezamenlijk, een rechtvaardige en tolerante samenleving tot stand te brengen.



6. Motivatie voor waardenbesef en naleven van normen

In de Koran Notitie 'Liefde is Mijn Fundament' kwam de centrale rol van de liefde in de islam uitgebreid aan bod - liefde van, voor en omwille van God. [21] Een aantal facetten daarvan zijn van bijzonder belang in de context van moraliteit.

Het leven van een muslim is georiënteerd op God. Het is de bedoeling dat het hele leven aangestuurd wordt door liefde voor God – om geen andere reden dan dat God het waard is Hem lief te hebben, Hem te behagen.

God laat deze liefde niet onbeantwoord. Want hoewel één van de attributen van God, Al Rahman, wijst op de liefdevolle genade waar God de mensen voortdurend mee overspoelt, zonder dat ze daar iets moeten voor doen en ook als ze die liefde niet verdienen, toch worden er in de Koran ook bijzondere nuances van goddelijke genade en liefde omschreven die God gereserveerd heeft voor diegenen die geloven en goede daden doen. Het zijn liefdesvormen die onthouden worden aan diegenen die zondigen, en geschonken worden aan diegenen die rechtschapen handelen. Het betreft hier meerbepaald de liefdesvormen wudda en hubb.

Wudda, is een variant van goddelijke liefde die gereserveerd wordt voor de gelovigen die goede daden doen:

« Zij die geloven en de deugdelijke daden doen, aan hen zal de Erbarmer [Rahman] liefde [wudda] doen toekomen.» (Koran 19:96)

Ook hubb is een liefdesvorm die gereserveerd wordt voor de gelovigen. Het is ook een liefdesvorm waarin de wederkerigheid beklemtoond wordt:

« Zeg: "Als jullie God liefhebben [tuhibboona], volgt mij dan en God zal jullie liefhebben [yuhbibkumu] en jullie zonden vergeven." God is vergevend en barmhartig.» (Koran 3:31)

Deze bijzondere warme liefde is beschikbaar voor:

    - diegenen die berouw hebben (2:222)
    - diegenen die goed doen (2:195 – 5:13)
    - de rechtvaardigen (5:42; 49:9)
    - diegenen die geduldig volharden (3:146)
    - diegenen die zich inzetten voor Gods zaak (61:4)
    - diegenen die van reinheid houden (2:222)
    - diegenen die in God vertrouwen (3:159)
    - enz.

Deze bijzondere warme liefde wordt onthouden van

    - de verwaanden en opscheppers , de hooghartigen (16:23)
    - de onruststokers die de vrede verstoren, de verderfzaaiers (28:77)
    - de onrechtplegers (42:40)
    - de verkwisters (6:141)
    - de overtreders van de grenzen (de extremisten) (2:190)
    - enz. [22]

In het leven krijgt men voortdurend met situaties te maken waarin men moet kiezen hoe men zal reageren: op de goede manier, of op de slechte manier. Telkens men voor het kwade kiest, straft men eigenlijk zichzelf want ontzegt men zichzelf de geborgenheid in de bijzondere liefde van God. Wat erger is, is dat men daarbij ook tegenover God tekortschiet en Hem niet de liefde en toewijding schenkt waar Hij recht op heeft. Telkens men niet het goede kiest, blijft de overgave aan God onvolledig terwijl het hele leven er op gericht is de overgave steeds verder te verdiepen en te vervolledigen.

Het is de wederzijdse liefdesrelatie, van een gelovige die God wil behagen om geen andere reden dan dat God het waard is, en van een unieke God die gelovigen daarvoor begenadigt met een bijzondere vorm van Zijn liefde, die de hele motivatie vormt voor het volgen van de morele voorschriften. Het is de - in zijn geloof gewortelde - liefde voor God, die een gelovige ervoor behoedt zelfs maar naar het kwade te kijken, te luisteren naar wat verboden is, enz.

« God zei (...) de meest geliefde dingen waarmee mijn dienaar nader tot Mij komt, zijn de dingen die ik hem voorgeschreven heb, en mijn dienaar blijft dichter bij Mij komen door extra, vrijwillige goede daden (benevens het verplichte) tot Ik zo van hem hou dat Ik het gehoor wordt waarmee hij hoort, en het gezichtsvermogen waarmee hij ziet, en de hand waarmee hij iets aanraakt » ... » (Bukhari)

Hieruit wordt eens te meer duidelijk dat hoewel een wettelijk kader nodig is, dit wettelijk kader slechts een ondersteunende rol speelt. De motivatie voor het volgen van de moraal, moet veleer vanuit het hart, vanuit de liefde voor God, aangestuurd worden, dan dat ze door het verstand opgelegd wordt. Al streeft de islam wel een harmonie na tussen alle facetten van het leven zodat hart, denken en handelen allemaal in dezelfde richting - in de richting van God - evolueren.

Wat het bestraffende aspect betreft, moet er op gewezen worden dat de straf van God niet geïnterpreteerd wordt als de straf van een tirannieke God die slaafse onderdanigheid eist van zijn volgelingen. Vooreerst is er van slaafsheid geen sprake; mensen zijn immers volledig vrij te kiezen of ze God's richtlijnen volgen of niet. Bovendien is de straf niet die van een tirannieke God, maar is ze integendeel te beschouwen als de liefdevolle correctie van aan ouder die zijn kind bijstuurt, niet om het te tergen, niet omdat de ouder een tiran is die zijn regels als een dwingeland wil opleggen, maar omdat de ouder zijn kind liefheeft en het vanuit die liefde bijstuurt. Gods liefde en genade overtreft immers Zijn gramschap:

« Nadat God klaar was in het boek te noteren wat zijn zou, was het laatste wat Hij schreef: Waarlijk, mijn Genade zegeviert over mijn toorn. Wanneer God de schepping schiep terwijl Hij op de Troon zat, legde Hij Zijn Boek neer (en zei): Waarlijk, Mijn Genade heeft de overhand op mijn gramschap.» (Muslim, gemeld door Abu Hurairah)

De moraliteit zit dus verankerd in de liefde van en voor God. Dit vertaalt zich ook in de relatie met andere gelovigen, die helemaal gebouwd is op de liefde voor God. Islam schrijft voor dat men de ander liefheeft omwille van God.

« De Profeet zei: "De sterkste geloofsband is loyaliteit omwille van God en oppositie omwille van God ; liefde omwille van God en onmin omwille van God. »

Dit betekent dat men de eigen appreciatie van een persoon van ondergeschikt belang maakt. Het maakt niet uit wat men zelf denkt van de ander, het maakt niet uit of hij arm is of rijk, een andere huidskleur heeft of niet, geleerd is of ongeletterd, een hoge functie heeft of niet – wat telt is of die ander het goede doet in de ogen van God. En als hij het goede doet, moet men van hem houden - ongeacht wat men van hem vindt. Als hij gedrag stelt dat door God afgekeurd wordt, zal men dat gedrag afkeuren – niet de persoon zelf. Men zal zelfs de persoon helpen om dit gedrag in de toekomst niet meer te stellen. Enkel God zal over de persoon oordelen. Niet wie de ander is, bepaalt hoe men zich tegenover hem verhoudt, noch hoe men zich daar zelf bij voelt, maar wel of zijn gedrag God behaagt of niet. Dit maakt dat het interpersoonlijk conflictgehalte in een dergelijke samenleving zeer sterk gereduceerd wordt. Geschillen, bijvoorbeeld in een relatie, draaien niet uit op een machtsstrijd waarbij de een zijn "wil" oplegt aan de andere, waarbij er een winnaar en verliezer is. In plaats daarvan, wordt het geschil geëvalueerd tegenover God. Er wordt niet op de persoon gespeeld - enkel het gedrag staat ter discussie. En het is geen kwestie van zich te gedragen zoals een van beide partijen wil, men streeft allebei na zich te gedragen zoals God het wil. Liefhebben omwille van God, zorgt bijgevolg voor interpersoonlijke rust. Het leidt tevens tot een sterke ethisch-religieus georiënteerde sociale cohesie.

Vanuit diezelfde motivatie laat een muslim zich in zijn relatie tot andersgelovigen eveneens leiden door de goddelijke bepalingen, die aangeven dat men een niet-muslim rechtvaardig, respectvol, attent, enz. moet behandelen. [23]
 



7. De Koran en de Tien Geboden

Onze Westerse en in wisselende graad geseculariseerde samenlevingen zijn gegroeid uit een christelijk verleden (al mag ook de erfenis van de Arabisch-islamitische cultuur niet vergeten worden), dat zich op zijn beurt op joodse wortels beroept.

Uit het joods en christelijk erfgoed zijn ons vooral de Tien Geboden als moreel richtsnoer bekend, gebaseerd op het Boek Deuteronomium 5:6-21. De betreffende Bijbelse verzen werden op verschillende manieren ingedeeld tot Tien Geboden. Protestanten bijvoorbeeld, beschouwen het aanbidden van Eén God, en het verbod op afbeeldingen als twee aparte geboden, terwijl bij de katholieken beide aspecten in het eerste gebod verwerkt zit. Katholieken beschouwen dan weer 'vleselijke' en materiële begeerte als twee aparte geboden, terwijl protestanten deze twee aspecten in één gebod formuleren. Samen komen ze telkens aan Tien Geboden.

Hierna worden naast de Tien Geboden overeenkomstige verzen uit de Koran geplaatst. Er wordt vertrokken van de katholieke versie, maar het verschil in nummering met de protestantse versie wordt door Romeinse cijfers aangeduid.
 

Tien Geboden in versvorm Deuteronomium 5: 6-21 Koran (overeenkomstige verzen)
Bovenal bemin één God.  (I) «U zult geen andere goden hebben ten koste van Mij» (Deut. 5:7)  (I) «En jouw Heer heeft bepaald dat jullie alleen Hem zullen dienen» (17:23)
«Weet dat er geen god is dan God» (47:19)
«U zult geen beelden maken in de vorm van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde. Buig niet voor hen en vereer hen niet, want Ik, de heer uw God ...» (Deut. 5:8-9)  (II) «Niets is aan Hem gelijk »(42:11),

«niet één is aan Hem gelijkwaardig»(112:1-4)
Zweer niet ijdel, vloek noch spot. (II) «U zult de naam van de heer uw God niet lichtvaardig gebruiken, want de heer laat hen die zijn naam misbruiken niet ongestraft» (Deut. 5:11)
(III)
«Maak God niet tot een beletsel bij jullie eden» (2:224)
«Mensen moeten elkaar niet belachelijk maken... en geeft elkaar geen scheldnamen » (49:11)
Heilig steeds de dag des Heren. (III) «Onderhou de sabbat: die moet heilig voor u zijn» (Deut. 5:12) (IV) «Jullie die geloven! Wanneer jullie tot de salaat op de vrijdag [als de dag van de samenkomst] worden opgeroepen, haast jullie dan om God te gedenken en laat het zakendoen.» (Koran 62:9)
Vader, moeder zult hij eren. (IV) «Eer uw vader en moeder» (Deut. 5:16) (V) «En jouw Heer heeft bepaald dat jullie alleen Hem zullen dienen en dat men goed moet zijn voor de ouders, of nu een van beiden of allebei bij jou de ouderdom bereiken, zeg dan niet "Foei" tegen hen, bejegen hen niet onheus en spreek op een hoffelijke manier tot hen. En wees uit barmhartigheid voor hen nederig en ontvankelijk en zeg: "Mijn Heer, erbarm U over hen, zoals zij mij grootbrachten toen ik klein was."» (17:23-24)
Dood niet, geef geen ergernis.
(V)
«U zult niet doden» (Deut. 5:17) (VI) «dat jullie niemand mogen doden» (6:151)
«wie iemand doodt... het is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft gedood» (5:32)
Doe nooit wat onkuisheid is.
(VI)
«U zult geen echtbreuk plegen» (Deut. 5:18) (VII) «En jullie mogen geen ontucht benaderen. Dat is iets gruwelijks en een slechte manier van doen.» (17:32)
Mijdt het stelen en bedriegen.
(VII)
«U zult niet stelen» (Deut. 5:19)  (VIII)

«met als verplichting niet te stelen» (60:12;5:38-39)
Ook de achterklap en 't liegen.
(VIII)
«U zult niet vals getuigen tegen uw naaste.» (Deut. 5:20) (IX) «En wie een fout of een zonde begaat en er dan iemand die onschuldig is van beschuldigt, die heeft een lasterlijke slechtheid en een duidelijke zonde op zich geladen.» (4:112) ;
«dat de vloek van God op hem zal rusten als hij een leugenaar is» (24:7), ...
Wees steeds kuis in uw gemoed. [24]  (IX) «U zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste...» (Deut. 5:21) « Zij die graag zouden zien dat de gruweldaad [van immorele seksuele gebruiken] zich onder hen die geloven verspreidt, voor hen is er een pijnlijke bestraffing in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals.»(24:19)
En begeer nooit andermans goed. (X) «... U zult niet uit zijn op het huis van uw naaste, noch op zijn land, zijn slaaf of zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of iets dat hem toebehoort» (Deut. 5:21) (X) «En geef de verwant wat hem toekomt en ook de behoeftige die onderweg is en weest niet verspillend.» (17:26)
«En weest goed voor de ouders en ook voor de verwant, de wezen, de behoeftigen, de verwante buur, de niet-verwante buur, de niet-verwante medeburger, hij die onderweg is...» (4:36)



En wat blijkt? De Koran ondersteunt dezelfde fundamentele principes als de Tien Geboden. Wat vanuit Koranisch perspectief volstrekt logisch is vermits profeet Mohamed volgens de Koran geen nieuwe religie bracht, maar enkel bevestigde en vervolmaakte wat voor zijn tijd reeds verkondigd werd aan andere profeten:

«Aan jou (Mohammed) wordt slechts gezegd wat aan al de gezanten voor jouw tijd gezegd werd.» (Koran, 41:43)

Muslims zijn verplicht in alle profeten die door God uitverkozen werden en in hun oorspronkelijke boodschap te geloven.

«Zeg: "Wij geloven in God, in wat naar ons is neergezonden en in wat naar Abraham, Ismaël, Isaak, Jacob en de stammen is neergezonden en in wat aan Mozes en Jezus gegeven is en in wat aan de profeten door hun Heer gegeven is. Wij maken geen verschil tussen één van hen en wij hebben ons aan Hem overgegeven." » (Koran 2:136)

De Koran verwijst ten andere expliciet naar het boek van Mozes en stelt dat de Koran een bevestiging is van de morele bakens die daarin werden uitgezet:

«Eraan voorafgegaan is het boek van Mozes als voorbeeld en barmhartigheid. En dit is een boek dat in de Arabische taal een bevestiging geeft, om hen die onrecht plegen te waarschuwen en als goed nieuws voor hen die goed doen. Zij die zeggen: "Onze Heer is God" en die dan correct handelen hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.» (Koran 46:12-13)

De Koran erkent overigens dat er verschillende wegen tot God mogelijk zijn. Meer nog, net zoals de Koran muslims aanmoedigt te leven volgens de Koran, moedigt de Koran Christenen aan te leven volgens de Evangeliën, en worden Joden aangemoedigd te leven volgens de Thora:

« En wij hebben de Thora neergezonden met een leidraad erin en een licht, waarmee de profeten die zich [aan God] overgeven oordeel vellen voor hen die het jodendom aanhangen. (...) Vreest dan de mensen niet maar vreest Mij en verkwanselt Mijn tekenen niet. En wie niet oordeel vellen volgens wat God heeft neergezonden, dat zijn de ongelovigen.» (Koran 5:44)

« En wij hebben Jezus, de zoon van Maria, in hun spoor laten volgen als bevestiger van wat er van de Thora voorzijn tijd al was. Wij gaven hem de Evangeliën met een leidraad erin en een licht ter bevestiging van wat de Thora voor zijn tijd al was en als een leidraad en een aansporing voor de godvrezenden. En laten de mensen van de Evangeliën oordeel vellen volgens wat God heeft neergezonden. En wie dat niet doen, dat zijn de verdorvenen. » (Koran 5:46-47)
 



8. Besluit

Islam legt het allerhoogste gezag bij God. Omdat de ziel van elk mens voor zijn geboorte God als zijn heer erkend heeft, delen alle mensen met elkaar eenzelfde fundamenteel, op de geboden van God gebaseerd universeel en tijdloos onderscheid tussen goed en kwaad. Deze universele kern werd volgens de Koran door alle profeten telkens opnieuw uitgedragen, en werd door Mohamed - de laatste in een hele rij van profeten - bevestigd. De Koran verwijst uitdrukkelijk naar de boodschap aan profeten die Mohamed voorafgingen en stelt dat de openbaringen aan profeet Mohamed daar in essentie een bevestiging van zijn. Bijgevolg, sluiten de Koranische normen en waarden helemaal aan bij de christelijke en joodse normen en waarden waar de Westerse samenlevingen zich historisch op beroepen.

De waarden van naastenliefde, rechtvaardigheid, zelfbeheersing, matiging, discretie, geduld, zachtmoedigheid, en zo meer, zijn waarden die een muslim zich moet eigen maken, in die mate dat ze weerspiegeld worden in zijn gedrag. Aan de manier waarop hij zich gedraagt, moet men kunnen zien dat hij een muslim is.

De islam probeert de mensen op een hoger niveau te tillen, via een voortdurend werken aan de persoonlijkheid. Zodoende moet een rechtvaardige samenleving tot stand komen, een evolutie die ondersteund wordt door een stelsel van normen.

Belangrijk, is dat de islam de nadruk legt op een dynamiek: men is nooit moreel genoeg, nooit rechtvaardig genoeg. Zowel individu als samenleving kunnen niet op hun lauweren gaan rusten, mogen niet zelfgenoegzaam zijn en de aandacht niet laten verzwakken, maar moeten voortdurend verder werken aan het vervolmaken van hun moraliteit. Dit is een levenslange opdracht, waarbij men telkens weer alles in het werk moet stellen om het beste te maken van de gegeven omstandigheden, met het oog op het optimaliseren van de potenties van mens en maatschappij.

Naar omgangsvormen toe, biedt het Koranisch principe om slecht gedrag te beantwoorden met gedrag dat beter is, zeker een inspiratie om elke vorm van samenleven - of dat nu in gezinsverband, in een club, een gemeenschap of een natie is - naar een hoger niveau te tillen.

Bestaat die gemeenschap uit mensen van verschillende geloofsovertuigingen, dan wordt voorgeschreven dat men deze diversiteit moet respecteren, zich niet moet blindstaren op de verschillen - - God zal die wel uitklaren - en elkaar niet mag bestrijden, maar dat men integendeel, met elkaar moet wedijveren in het stellen van goede daden, om zo gezamenlijk te werken aan het tot stand brengen van een rechtvaardige samenleving waarin het beste van wat elk mens te bieden heeft, gerealiseerd kan worden.

Diegenen die in deze waarden en normen een "bedreiging" zien voor "de eigen samenleving" zijn dringend aan zelfonderzoek toe, want welk soort samenleving staan zij dan voor, als zij zulke toch wel nobele waarden en normen als verzoeningsgerichtheid, bescheidenheid, geduld, zachtmoedigheid en nederigheid, naastenliefde, matiging, rechtvaardigheid en verdraagzaamheid als een bedreiging voor de eigen identiteit en het eigen maatschappijmodel ervaren?
 

____________________________




Noten en literatuur

  1. Zie Koran Notitie: 'Koranische Pyschologie, een reis naar het (inwendige) paradijs' - op deze website
  2. 'Het Klassieke Arabisch Denken, Capita Selecta', Herman De Ley - op deze website
  3. Zie Koran Notitie: 'De Koran over Mensenrechten: hefboom of hindernis voor integratie?' - op deze website
  4. Zie Koran Notitie: 'Spotten met Profeet Mohamed: de Deense Cartoons' - op deze website
  5. Zie Noot 1
  6. Zie Koran Notitie: 'Extremisme en de Gemeenschap van de Middenweg - op deze site.
  7. Hier wordt afgeweken van de vertaling van Fred Leemhuis die zegt: "Als iemand deugdelijk handelt is het in zijn eigen voordeel...". In de Arabische tekst wordt gezegd dat het in het voordeel is van zijn "nafs" - zijn ziel of zelf. Het is beter dit letterlijk te bewaren in de vertaling omdat anders het bijhorende psycho-spirituele model en de nadruk aan het werken van het zuiveren van het zelf, verloren gaat in de vertaling
  8. Leemhuis vertaalt met "... eigen hebzucht". De Arabische tekst heeft het echter over de hebzucht van het zelf of de ziel (nafs). Dit is een toch wel belangrijk onderscheid. "De hebzucht van het zelf" klinkt misschien wat archaïsch maar toch geniet het de voorkeur de psycho-spirituele dimensie van een vers te behouden in de vertaling
  9. Merk op dat hier gezegd wordt dat een man bewaker is van diegenen voor wie hij moet zorgen (waaronder vrouw en kinderen) en voor wie hij verantwoordelijk is. Een man is dus niet superieur aan zijn vrouw - hij moet voor haar zorg dragen en is daar verantwoordelijk voor. Hij zal met andere woorden op Oordeelsdag rekenschap moeten afleggen over hoe hij deze taak volbracht heeft. Zie ook Koran Notitie: 'Staan mannen boven vrouwen' op deze site .
  10. Zie ook Koran Notitie: 'Racisme, een grendel op de hemelpoort' - op deze webiste.
  11. Zie Koran Notities: 'Godsdienstvrijheid in de Islam" - op deze website en 'Vrijheid van meningsuiting, een Koranisch perspectief' - op deze website.
  12. Zie Koran Notitie: 'Hoe reageren op een provocatie?' op deze site.
  13. De islam kent een zeer uitgebreid op Koran en Sunnah gebaseerd stelsel van dierenrechten. Zie Koran Notitie: 'Dierenrechten in de Islam' - op deze website.
  14. 'The Objectives of the Islamic Divine Law, or, Maqasid Theory, Mashhad Al-Allaf - http://www.muslimphilosophy.com/ma/works/maqasid.pdf.
  15. 'Norms and Values in Islam', Prof. Dr. Ahmet Akgündüz - http://www.uga.edu/islam/norms_values.html
  16. Zie Koran Notities 'Godsdienstvrijheid in de Islam' - op deze website; 'De Koran over Mensenrechten: hefboom of hindernis voor integratie' - op deze webiste en 'Vrijheid van meningsuiting, een Koranisch perspectief' - op deze website.
  17. Zie Koran Notitie: De handdruk, te nemen of te laten - op deze website.
  18. 'Shari'ah and Fiqh', Perspectives, Foundation for Islamic Knowlegde, overgenomen door USC-MSA - http://www.usc.edu/dept/MSA/law/shariahintroduction.html
  19. 'Fiqh' - http://www.idleb.com/Quran_and_Hadith/Terms/term.FIQH.html
  20. Godsdienstvrijheid bekleedt in de islam een centrale rol. Zonder godsdienstvrijheid, is er geen keuze mogelijk om God al dan niet te volgen, is er dus ook van geen test sprake, en is islam - overgave aan God - onmogelijk. De centrale rol van godsdienstvrijheid wordt in andere Koran Notities uitgediept, zoals 'Godsdienstvrijheid in de Islam" - op deze website en 'Vrijheid van meningsuiting, een Koranisch perspectief' - op deze website.
  21. Zie Koran Notitie: 'Liefde is Mijn Fundament' - op deze website
  22. 'God and Love', Dr Ahmad Shafaat, with modifications and clarifications by Anjum Jaleel. - http://www.themodernreligion.com/basic/basic_Godlove.htm
  23. Zie Koran Notitie: 'Omgaan met niet-Muslims' - op deze website"
  24. Het verschil tussen het gebod "doe nooit wat onkuisheid is" en "wees steeds kuis in uw gemoed", is dat het eerste slaat op handelingen (overspel, echtbreuk), terwijl het laatste te maken heeft met begeerte. In de protestantse versie wordt het verbod op lichamelijke en materiële begeerte in één gebod ondergebracht, de katholieke versie telt beide als een apart gebod.
© Linda Bogaert, 2006.
PS
De (Nederlandstalige) Koran-citaten in alle bijdragen van deze reeks zijn afkomstig uit: "De Koran. Een weergave van de betekenis van de Arabische tekst in het Nederlands", door Fred Leemhuis, isbn 90 269 40785, uitgeverij: Unieboek in Houten, 1989 (regelmatig herdrukt) - met dien verstande dat Arabische namen (vb Ibrahim) omwille van de herkenbaarheid vervangen werden door de Nederlandse naam (vb Abraham).

Contact: <L.Bogaert@telenet.be>

• Index-Bogaert • CIE-index •

Webmaster 

Update: 3/05/200