------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




Wetenschap en geloof

Het scheppingsgeloof en de evolutietheorie behandelen hetzelfde onderwerp, namelijk de mens en de natuur. Toch spreken ze daarover telkens op een verschillende manier. Terwijl het scheppingsgeloof de vragen naar het "waar vandaan" en "waarheen" stelt en ook beantwoordt, blijven déze vragen in de evolutieleer buiten beschouwing.

De natuurwetenschap beperkt zich tot de vraag: "Hoe gebeurt alles?" De wetenschap wil bijvoorbeeld wel de wetten ontdekken volgens welke het leven zich heeft ontwikkeld en ook nog verder ontwikkelt. De vraag naar het "Hoe" kan door onderzoek van de wetmatigheden die eigen zijn aan de natuur, vérgaand worden beantwoord. In de natuurwetenschappelijke analyse komt God niet voor want Hij is in wetenschappelijke zin niet tastbaar. Door een dergelijk onderzoek kan dus het bestaan van God noch bewezen, noch bestreden worden.

Wetenschap en geloof beschouwen de realiteit vanuit totaal verschillende gezichtspunten. In de natuurwetenschap gaat het om analytisch onderzoek; in het geloof om de belijdenis. Dat de kosmos een schepping van God is, is geen wetenschappelijke uitspraak, maar een geloofsbelijdenis. Terwijl het scheppingsgeloof de mens beschouwt als een wezen met een onsterfelijke ziel, beschouwt de evolutietheorie hem slechts als een biologisch en aan de natuurwetten onderhevig wezen.

Dat geloof en wetenschap elkaar lijken tegen te spreken of zelfs diametraal tegenover elkaar staan, wordt voornamelijk veroorzaakt doordat men geen rekening houdt met de verschillen op het terrein van wetmatigheid en de manier van zeggen. De schepping, de zonde en de verlossing zijn geen natuurwetenschappelijke begrippen, maar realiteiten die alleen in geloof kunnen worden onderkend. Noch de Schepper en noch diens schepping kunnen onderwerp zijn van natuurwetenschappelijk onderzoek omdat zij slechts in geloof aangenomen en begrepen kunnen worden. Evolutieleer en scheppingsgeloof sluiten elkaar dus niet uit, maar spreken ieder op hun eigen manier over de materiële wereld.

Men kan ook niet de verworvenheden van de natuurwetenschappen, die immers uitsluitend op de materiële wereld betrekking hebben (ook op het gebied van de natuur) overbrengen op de geestelijke belevingswereld. Evenmin kan men natuurwetenschappelijke uitspraken als "bewijs" op geloofsuitspraken toepassen of met behulp hiervan natuurwetenschappelijke visies ontkennen. Men zal altijd goed moeten beseffen dat wetenschap en geloof telkens een andere deur tot de werkelijkheid openen.

Vanuit ons geloof belijden wij: heelal, natuur en mens zijn door God geschapen, en dit onafhankelijk van hoe ze nu precies in details zijn ontstaan. Ook het ontstaan door de evolutie kan in dit geloof worden inbegrepen. Want wij belijden God, die alles heeft geschapen en ook heden nog Schepper, behoeder en voleinder van de schepping is.

------