251012 Sta op en ga!

28e zondag (2025) - Sta op en ga!

Jan Degraeuwe

Welkom

Lied 104 Gegroet en gezegend

Inleiding

In De Morgen van vorig weekend stond een aangrijpend verhaal over de vrijwilligers van The Road to Recovery (De Weg naar Herstel). Israëlische vrijwilligers brengen Palestijnen die complexe behandelingen nodig hebben naar ziekenhuizen in Israël. De Palestijnse Autoriteit betaalt de behandeling maar niet het vervoer. Yael Noy, de CEO van The Road to Recovery zegt: “Het gaat niet alleen om vervoer. Het gaat om de deur van je auto openen en zeggen: jij bent niet mijn vijand, jij bent een gelijkwaardig mens, en ik zal naast je zitten op deze weg.” Hoe spreekt de Blijde Boodschap over vreemdelingen?

Vandaag vertelt Lucas over de genezing van tien mannen met een huidziekte. Eén van hen is een Samaritaan, een vreemdeling. De Samaritanen leefden op gespannen voet met de Joden in Judea en Galilea. Er waren heel wat religieuze en politieke meningsverschillen. De Samaritanen aanbaden God niet in Jeruzalem maar op de berg Gerizim in Samaria en hun heilig boek beperkte zich tot de eerste vijf boeken van de Bijbel. Iets vroeger in zijn evangelie schrijft Lucas dat een Samaritaans dorp Jezus en zijn leerlingen niet wilde ontvangen, omdat Jeruzalem het doel van hun reis was. Uitgerekend de Samaritaan, de vreemdeling, komt terug om God te loven en Jezus te bedanken.

Mensen zijn gevoelig voor het eigene en het vreemde. Ze maken vaak een scherp onderscheid tussen het eigene en het vreemde, ze zien het vreemde alleen buiten zichzelf en buiten hun vertrouwde omgeving. Soms kan je in mensen die je al lang kent onvermoede aspecten ontdekken. En ben je soms niet verrast over wat in jou leeft? Wie in zichzelf en in zijn broers en zussen het vreemde heeft ontdekt, is in staat om de vreemdeling echt te ontmoeten en haar of hem tot zijn zus of broer te maken.

In het evangelie van vorige week vroegen de apostelen aan Jezus ‘Geef ons meer geloof!’ Misschien geeft het verhaal van de dankbare Samaritaan een antwoord op de vraag wat geloof is.

Gebed (uit psalm 138)

Ik wil U loven met heel mijn hart,
voor U zingen onder het oog van de goden,
mij buigen naar uw heilige tempel,
uw naam loven om uw liefde en trouw:
grote dingen hebt U beloofd, tot eer van uw naam.
Toen ik U aanriep, hebt U geantwoord,
mij bemoedigd en gesterkt.

De HEER is hoogverheven! Naar de nederige ziet Hij om,
de hoogmoedige doorziet Hij van verre.

Lied 363 Gij zijt voorbijgegaan

Lucas 17, 11-19

Lied 511 De Heer heeft mij gezien

Homilie

Jezus is op weg naar Jeruzalem en vandaag is Hij in het grensgebied van Samaria en Galilea. Op de grens schommel je tussen het eigene en het vreemde. Als ze het dorp in het grensgebied binnengaan komen tien mannen, die aan een huidziekte lijden, hen tegemoet. De omgang met mensen met een huidziekte is gereglementeerd in het boek Leviticus: ‘Wie lijdt aan een onreine huidziekte moet zijn kleren scheuren, zijn haar los laten hangen, baard en snor bedekken en “Onrein, onrein!” roepen. Zo iemand blijft onrein zolang de aandoening duurt. Als onreine moet hij apart wonen.’ Wie aan zo’n aandoening leed moest zich bij de priesters aanmelden en werd dan uit de maatschappij geweerd. Na genezing en controle door de priesters werd je opnieuw opgenomen. Dit waren begrijpelijke maar erg pijnlijke maatregelen voor de betrokkenen.

De mannen spreken Jezus aan met ‘meester’ zoals de leerlingen deden tijdens de storm op het meer: ‘Meester, heb medelijden met ons’. In vergelijking met andere genezingen is de reactie van Jezus eigenaardig. In een stad in Galilea had Jezus al eens een man met een huidziekte genezen door hem aan te raken. Vervolgens stuurde Hij hem naar de priesters en droeg hem op een reinigingsoffer te brengen. Nu zendt Hij de mannen zonder uitleg naar de priesters. Wat over deze tien verteld wordt zou je kunnen omschrijven als het paard achter de wagen spannen; je gaat toch pas naar de priesters om een officiële vaststelling te krijgen als je werkelijk genezen bent. Waarom heeft Lucas in dit verhaal de volgorde omgekeerd?

Alle tien worden genezen, maar slechts één keert terug naar Jezus. Hij is een Samaritaan. Op de vraag waarom de anderen niet meekwamen krijgen we geen antwoord, alle aandacht gaat naar die éne Samaritaan en Jezus noemt hem een vreemdeling. In sommige Samaritaanse dorpen was Jezus niet welkom, maar hier begroet Hij de vreemdeling en spreekt hem vriendelijk toe. In een echte ontmoeting worden de verschillen niet weggemoffeld maar omarmd. Jezus en de Samaritaan kennen en erkennen elkaars culturele en religieuze verschillen.

De vreemdeling looft God en dankt Jezus voor de gezondheid die hij heeft teruggekregen. De Samaritaan is dankbaar. Toen we klein waren leerden we dank je zeggen voor het koekje dat we kregen van oma; het moest een goede gewoonte worden om te bedanken als je iets kreeg. Het mocht echter geen automatisme worden, dankbaarheid moet uit je hart komen. Dankbaarheid heeft een paradoxaal karakter: een verplichting die je uit vrije wil uitvoert! Geven en danken is daarom helemaal iets anders dan ruilen. Een echt geschenk geef je zonder de bijgedachte aan latere vergoeding en danken is veel meer dan correct terugbetalen. Geven en danken is een relatie tussen wie geeft en wie ontvangt. Dankbaarheid kan mensen overweldigen en klein maken: je voelt je nietig omdat je zoveel kreeg. Jezus wil de Samaritaan niet klein houden, Hij wil dat de genezen man opnieuw vol zelfvertrouwen in het leven staat en Hij zegt: ‘Sta op en ga’.

Jezus zegt niet waarheen de Samaritaan moet gaan. Het verhaal begon met de verwijzing naar Jezus’ tocht naar Jeruzalem. Een tocht waarvan Hij wist dat ze zwaar zou zijn. De leerlingen gaven Hem soms de raad niet verder te gaan. Jezus spoort de Samaritaan aan om ook op tocht te gaan. In de handelingen van de apostelen schrijft Lucas dat men de christenen ‘mensen van de Weg’ noemde. De Samaritaan gaat ook op weg.

Tot slot zegt Jezus tot de Samaritaan: ‘Uw geloof heeft u gered’. Gered heeft een veel bredere betekenis dan genezen; de Samaritaan is genezen én terug opgenomen in de gemeenschap. Maar welke rol speelt hierin het geloof? Het antwoord zit verborgen in het verhaal. Als we nu terugdenken aan het bevel van Jezus: ‘Ga u aan de priesters laten zien’, dan krijgt dit een andere kleur en een sterke betekenis. Het leek voorbarig om naar de priesters te gaan vóór je genezen was. Jezus zette de tien mannen aan om een stap te zetten vóór ze genezen waren, daarvoor moet je vertrouwen hebben. Geloven is stappen zetten in de goede richting zonder het einddoel te zien. Dat is het antwoord van Jezus aan de apostelen en aan ons als we vragen: ‘Heer, geef ons meer geloof!’

Tafelgebed 152: Mijn God zijt Gij

Communielied 554: Voor mensen die naamloos

Tot slot

In de eerste strofe van het gedicht “Psalm” spreekt Wisława Szymborska luchtig en ironisch over grenzen:

O, hoe gebrekkig sluiten de grenzen van de mensenstaten!
Hoeveel wolkjes drijven straffeloos over,
hoeveel woestijnzand sijpelt niet van land naar land,
hoeveel steentjes rollen niet in provocerende sprongetjes
bergafwaarts naar vreemde landerijen.

Ze vervolgt met de bedenking dat er in het heelal geen sprake is van duidelijke grenzen:

Is er eigenlijk wel sprake van enige orde,
als zelfs de sterren niet uit elkaar te houden zijn
zodat we nooit kunnen weten welke voor wie schijnt?

Toch blijven er grenzen en is er het vreemde aan de overzijde. Szymborska sluit haar gedicht af met:

Waarlijk vreemd vermag alleen te zijn wat menselijk is.

Zegen

Contactinformatie

©2005-2024 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.