Roepingen zondag (2024) Geroepen om de handen en voeten van Christus te zijn
Ides Nicaise
Verwelkoming
Het thema van vandaag is ‘roeping’. In de chronologie van het kerkelijk jaar is de sprong tussen de openbaring van het kind Jezus vorige week en de start van zijn religieus leiderschap vandaag wel erg groot. Maar ja, een jaar is kort en de evangelist Johannes komt meteen terzake, met de roeping van de twee eerste leerlingen.
Roeping is in onze postmoderne cultuur van zelfdeterminatie een ‘ongemakkelijk’ thema geworden – zeker als het om religieuze roeping gaat. Waarom ervaren zo weinig mensen nog een religieuze roeping? Roept God dan niet meer? Dat zou best kunnen, Hij gaat ook mee met zijn tijd. Maar misschien horen mensen Hem niet meer roepen, door al het gedreun rondom ons?
Willen we in deze viering zoals de jonge Samuel de oren spitsen en fluisteren: spreek, God, uw dienaar luistert?
We openen de viering met het lied 583 ‘Uit staat en stand’. Dit ongelooflijk poëtische lied van Huub Oosterhuis is goed voor elk sacrament – elk ‘sacraal moment’: of het nu een huwelijk is of een priesterwijding, of zelfs een uitvaartviering. Het gebruikt beelden van wedergeboorte in de natuur om uit te drukken hoe een mens gegrepen kan worden door Liefde - met hoofdletter L !
Lied 583 ‘Uit staat en stand’
Openingsgebed (uit K. Gelaude, Voor wie bidden wil - samen)
Gij stem in de stilte van eeuwen
Die roept sinds het begin
Opdat geen mens
Onaangesproken, doelloos
Door het leven gaat,
Maar zich in zacht vertrouwen
Naar u toe durft wenden,
Houd diep in ons
Dat roepen aan.
Gij zijt het toch
Die naamgenoten zoekt.
Zij die het vuur bewaren.
Zij die naar wegen zoeken.
Zij die met woorden van genade
De ander tegemoet gaan.
Zij die weer samen brengen,
Alles wat menselijk is
Maar nog verstrooid
En hunkerend naar eenheid.
Drijf uw verlangen in ons hart
Dat het ons eigen wordt
En wij in deze wereld
Teken zijn van kracht en inspiratie,
Begeesterd door het beeld
Van de mens Jezus
Inleiding op de eerste lezing
Ik was eerst bijna van plan de eerste lezing over de roeping van Samuel over te slaan omdat het verhaal zo bekend is. Het tempelknechtje Samuel hoort in zijn slaap herhaaldelijk zijn naam roepen en denkt eerst dat het de priester Eli is die hem roept. Eli wijst hem erop dat het weleens God kan zijn die roept. En zo ontdekt Samuel als jonge knaap zijn roeping. Dat is meteen het eerste accent: God roept, maar mensen helpen elkaar hun roeping ontdekken. Zonder dat duwtje in elkaars rug riskeren we onze roeping te missen.
Maar toen ik iets verder las dan het voorgeschreven uittreksel werd ik helemaal getriggerd. Wat erop volgt is dat Samuel de ochtend na zijn nachtelijke roeping reeds als een heuse profeet de brave Eli de bons geeft omdat zijn zonen zich corrupt en godslasterlijk gedragen: ze gebruiken namelijk het offervlees van het volk voor zichzelf en slapen met de meisjes die in de tempel dienen. Dus - tweede accent: een roeping kan erg tegendraads en riskant zijn. Ze dwingt de geroepene om kleur te bekennen en tegen de stroom in te gaan, met de risico’s van dien. Merkwaardig genoeg accepteert de oude Eli het vonnis dat de jongeling over hem en zijn familie uitspreekt.
Eerste lezing: Samuel op één nacht verpopt van misdienaartje tot luis in de pels
(uit de Kinderbijbel van O. Van Outryve)
Tussenzang: herschep ons hart (H. Oosterhuis / T. Löwenthal
Inleiding op tweede lezing
De volgende lezing, uit de eerste brief van Paulus aan de christenen van Korinthe, klinkt nogal vreemd in de oren. De brief is eigenlijk een antwoord op een adviesvraag van die gemeente over een aantal morele kwesties waarover commotie ontstaan is; en merkwaardig genoeg gaat het bijna over dezelfde kwesties als in het verhaal van Samuel, dat duizend jaar ouder is. Er is sprake van seksuele ontucht – volgens sommige wilde verhalen, over een soort religieuze seks met de dienstmeisjes van de tempel van Afrodite. Nota bene: bijbelgeleerden hebben dat laatste helemaal uitgespit en hebben tot hiertoe in Korinthe geen spoor van tempelprostitutie teruggevonden. De controverse moet dus eerder over losse seksuele zeden gegaan zijn, waarin ook een aantal christenen zich hadden laten meeslepen. Het is blijkbaar van alle tijden… Daarnaast ging de discussie ook over het gebruik van offervlees voor eigen consumptie. Net zoals Samuel in de eerste lezing zet Paulus zich daar scherp tegen af. Maar zoals we van Paulus gewoon zijn, zit ook in deze brief een veel diepere bodem. Luister dus even door de ontucht-kwesties heen aub, en dan komt het derde accent: er bestaat ook zoiets als een collectieve roeping. Christengemeenten zijn (figuurlijk) het lichaam van Christus, elkeen een bepaalde ledemaat, verenigd met éénzelfde Geest, en met een specifieke zending. Dààr draait het in de brief van Paulus om: de roeping van kerkgemeenschappen om Jezus’ boodschap handen en voeten te geven, en zo Gods droom voor de wereld uit te dragen.
Tweede lezing uit 1 Korintiërs 6: christengemeenschappen zijn het lichaam van Christus
Broeders en zusters, Het lichaam is er niet voor de ontucht maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam. God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood, Hij zal ook ons doen opstaan door zijn kracht. Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? Maar wie zich met de Heer verenigt is met Hem één geest. Elke andere zonde die een mens bedrijft gaat buiten het lichaam om, maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam. Gij weet het: uw lichaam is een tempel van de heilige Geest die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. Gij zijt niet van uzelf. Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Eert dan God met uw lichaam.
Tussenzang: Herschep ons hart
Slot woorddienst
De derde lezing - het evangelieverhaal over de roeping van de eerste leerlingen - stel ik voor als vrije opdracht voor de vlijtigen onder ons. Ook hier gebeurt de roeping niet door een overweldigende ervaring van bovenaf: het is Johannes de Doper die twee van zijn eigen leerlingen doorverwijst naar Jezus. Ze volgen Jezus aarzelend en benieuwd totdat hijzelf zich naar hen omdraait en hen vraagt wat ze zoeken. En als een soort domino-roeping brengt Andreas zijn broer Simon mee, en zo gaat de bal aan het rollen. Johannes beschrijft het in nauwelijks enkele zinnen.
Ik herneem even de drie accenten die mij hebben getroffen in de lezingen van vandaag:
• Één: God roept mensen via mensen. Mensen helpen elkaar om hun roeping te ontdekken en te verstaan. Misschien moeten wij ook wat vaker durven anderen dat duwtje in de rug te geven dat hen dichter bij hun ware roeping brengt, welke vorm die ook aanneemt.
• Twee: een roeping is niet voor softies. De jonge Samuel kreeg meteen een erg delicate en tegendraadse opdracht. Jezus zelf, en zovelen vóór en na hem, hebben hun roeping met hun dood bekocht. Denk bv. ook aan de drie Vlaamse missionarissen die in Guatemala door het regime zijn omgebracht omdat ze het opnamen tegen onrecht.
• Drie: naast individuele zijn er ook collectieve roepingen. Wat betekent een christengemeente voor de samenleving errond? Wij zijn zelf als gemeenschap van Filosofenfontein al een paar jaren aan het denken aan onze toekomst. Misschien moeten we dat niet zozeer opvatten als een zoektocht naar alternatieven voor deze eindige plek, maar vooral als het herontdekken van onze roeping als basiskerk in de regio Leuven?
Ik vroeg ook aan een paar mensen uit onze gemeenschap om iets te vertellen over hun eigen roeping. Na de communie horen we hen aan het woord. We leggen nu onze gedachten, gebeden en kaarsjes voor het altaar neer.
Offerande / Kaarsjes / lied 149
Tafelgebed 165: Gij die weet wat in mensen omgaat
Onze Vader / Vredewens
Communie
Getuigenissen uit de gemeenschap
Katrien Cornette is gehuwd en pastor bij de Zorggroep Sint-Kamillus te Bierbeek.
“Ik ben net als Paulus gelovig geworden door te vallen, niet van mijn paard, maar van mijn fiets. Tijdens mijn 1e master in Leuven ben ik omver gereden door een vrachtwagen van de Stella-fabriek en heb toen meerdere operaties en een lange revalidatie meegemaakt. Regelmatig kwam er een pastor bij me langs en in zijn aanwezigheid - vaak stilzwijgend - mocht ik ervaren hoe mijn verdriet en pijn verzachtten, open plooiden en een warme kern van Liefde toonden. De schemerdonkere kapel van Gasthuisberg werd in die periode mijn thuishaven, ik voelde me er op een vreemde manier geborgen en kreeg er antwoorden op moeilijk uit te spreken vragen.
Anderhalf jaar later, na het afronden van mijn opleiding Klassieke Talen, zag ik het niet zitten om levenslang Latijnse woordjes op te vragen. Ik wou die Bijbelse God die zich toont in de kwetsbaarheid van mensen beter leren kennen, en begon aan een nieuwe opleiding: Theologie. Gelukkig was ik goed omgeven door medestudenten-religieuzen uit verschillende continenten, zodat niet alleen mijn intellectuele honger maar ook mijn gebedsleven, mijn spirituele honger gelijkmatig gevoed werd. Zij moedigden me aan, parallel met mijn studies, vrijwilligerswerk in een ziekenhuis te doen. Na mijn doctoraat was het voor mij evident dat ik ziekenhuispastor zou worden. Aan bed, tussen vaak moeilijke ethische beslissingen, luisterend naar het verhaal achter de pijn van mensen, ontdek ik Zijn Gelaat. Zijn appèl om samen te bouwen aan wat er echt toe doet. Een wereld van heling, vertrekkend vanuit gebrokenheid.”
Mark Cornelis is 92 jaar jong en bijna 68 jaar priester van het Aartsbisdom Mechelen-Brussel, lange tijd in de jeugdpastoraal en nu nog steeds actief in Pax Christi en Palestina Solidariteit, en als vrijwilliger in Dijlehof.
Ik ben ervan overtuigd dat mijn priesterroeping tot stand gekomen is door vele momenten waarop ik Gods roepstem uiteindelijk ontdekt heb. Niet door een ‘goddelijke coup de foudre’ of door verschijningen, maar gewoon door mensen. Ik heb het geluk gehad geboren te zijn in een christelijk gezin met lieve ouders. Zij, en vooral mijn oom en dooppeter Ivo Cornelis, hebben mij door hun voorbeeld leren christen zijn en priester worden. Niet doordat zij mij daartoe hebben aangezet, maar door hun levenswijze werden momenten verwekt waarop Gods roepstem in mij gerijpt werd.
Ik heb sterk mogen ervaren wat priester Ivo Cornelis, een doctor in filosofie en in theologie als een held van de christelijke naastenliefde, betekend heeft voor duizenden familiaal kansarme en verlaten kinderen. “Wat gij voor een van de minsten van mijn broeders gedaan hebt, heeft Jezus gezegd, dat hebt ge voor Mij gedaan” (Mt 25:40). Ivo Cornelis, de oprichter van Jongenstehuizen in Vlaanderen werd samen met Edward Flanagan, de oprichter van Boys Town in Amerika in 2022 door de ‘Oecumenische Oud-Katholieke Kerk van Noord-Amerika’, officieel als ‘Dienaar Gods’ verklaard als eerste stap voor hun zaligverklaring. In Ivo Cornelis is voor mij Jezus’ blijde boodschap duidelijk zichtbaar geworden en werd mijn priesterroeping ook voor mij duidelijk.
De vraag naar het ‘wanneer’ van mijn priesterroeping is niet met een datum te beantwoorden: het was een uiteindelijke ontdekking en bewustwording van Gods roepstem. Jezus zegt: “Niet gij hebt Mij gekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn” (Joh 15:16a). Tijdens mijn studies filosofie en theologie heb ik op geen enkel moment twijfels gehad omtrent mijn ‘keuze’, die ik eigenlijk beschouwde als een ja-woord op Gods ‘keuze’ en als een onverdiende gave.
De essentie van mijn priester-zijn nu is Jezus en Zijn bevrijdende boodschap kenbaar maken en - in deze tijd van angst en verwarring, ja zelfs van ‘Godsverduistering’ – God ter sprake brengen om aan onze tijdgenoten hoop en toekomst toe te zeggen. Dit wil ik doen door over Jezus’ leven, lijden, dood en verrijzenis ‘in woord en daad’ te getuigen. “Gij moet over dit alles getuigen” heeft Jezus gezegd (Lk 24:48). Dat doe ik concreet door kerst- en paasboodschappen en spirituele boeken te schrijven en te verspreiden, door nog in kerken te gaan preken, door persoonlijke gesprekken, door te bidden, te mediteren, veel te lezen en dienstbaar te zijn. ‘Als de Kerk niet dient, dient ze tot niets’, aldus Mgr. Jacques Gaillot.
Mij bemind weten door God en medemensen, en God en medemensen beminnen maakt mij tot een dankbaar en gelukkig priester.
Annette Houbar is zuster van de Annuntiaten, en lang na haar pensioen nog één van de drijvende krachten van de Wereldgroep van Filosofenfontein.
Roeping met een kleine ‘r’.
Mij sprak in het evangelie van vandaag vooral de reactie van de apostelen aan; ze voelen dat Jezus een bijzonder iemand is. Ze vragen hem waar hij woont en Jezus zegt: ‘kom kijken’ en ze blijven bij hem. Hij biedt hen een ‘stage-traject’ aan van drie jaar…
Het goede nieuws over de Messias verspreidt zich als een lopend vuur… van dorp tot dorp, van stad tot stad. Mensen willen Hem zien, Hem aanraken… of aangeraakt worden. Blinde, dove, lamme mensen, al wie kwetsbaar is wordt bij Hem gebracht. Hij zoekt ontmoeting, Hij blijft staan, kijkt aan, raakt aan. Lichaam én hart raakt Hij aan… altijd hetzelfde ritueel: zijn hand op de zwakke plek… en dan komen ze in beweging, ze zien, ze horen, ze roepen… ze worden andere mensen. Ze gaan Hem achterna.
De apostelen begrijpen niet meteen wat ze zien… Met wie houdt Hij zich op? Hij spreekt met vrouwen, met een farizeeër Nikodemus...
Een mens wordt aangeraakt… Vroeger noemde men dat een roeping.
Wie ben ik? Annette Houbar, geboren in Rutten, een dorp van geen 1000 inwoners. Mijn ouders waren eenvoudige mensen, kleine traditioneel gelovige boeren. Ik was het vierde van vijf kinderen. Ik was een vurig kind, hield van Jezus al vanaf mijn eerste communie en bij mijn plechtige communie zei ik tegen de pastoor dat ik zuster zou worden, maar dat dit een groot geheim was. In mijn dorp was een zusterschool.
Op het juiste moment trad ik ‘binnen’ bij de zusters Annuntiaten. Dat was moeilijker dan verwacht. Er volgde een donkere periode. Maar toen het tweede Vaticaans concilie eindigde met de boodschap ‘deuren en ramen open te gooien’ nam de Geest ons mee naar buiten. Met een groepje van drie zusters reisden wij liftend heel Vlaanderen door. ‘Kom en zie’: basisgemeenschappen groeien, de bevrijdingstheologie wordt verkondigd, vrouwen doen de homilie, we maken kennis met de Harp, de Lier, de Vleugel, de Brug en in onze school zingen we: ‘Mijn God is een God van de armen’. Deze ervaringen worden achtergrond en basis voor nieuwe wegen. Wij (Krista en ik en zoveel anderen) hadden het gevoel dat we de wereld konden veranderen. We vormden een klein groepje van leerkrachten en vrienden DE RAG = radicale actiegroep, om onze dromen de vrije loop te laten… Krista maakte naam door haar lessen geschiedenis te geven vanuit het gezichtspunt van de kleine man. En in Taizé vonden we altijd opnieuw ‘voedsel voor onderweg‘.
In Oud-Heverlee maakten we mogelijk dat koppels catechese gaven, dat jongeren hun vormsel kregen op 17 jaar en later werden we vrienden van vluchtelingen. De Geest waait waar hij wil.
Leven met en tussen mensen werd ons geluk. Wij hebben oneindig veel geleerd en gekregen. Oosterhuis schreef er een prachtig lied over: ‘Soms breekt uw licht in mensen door… in elke mens op een eigen manier en dan… Hem achterna’ (te beluisteren op Youtube). Belangrijk is dat we wakker zijn om te onderkennen wanneer het aan ons gebeurt. We weten waar Hij zich ophoudt. Lees Mt. 25,35.
Lied 513: die mij droeg op adelaarsvleugels
Slotgebed (zelfde als openingsgebed)
Zegen en wegzending