6e Zondag (2023): God kijkt naar het innerlijke.
Lisette Monard
--------------------------------------------------------------
Goede morgen en welkom. Laat ons in verbondenheid samen vieren in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Openingslied 510: “Wek uw kracht en kom ons bevrijden”
Vandaag op deze zesde zondag door het jaar gaan we verder met het lezen van de Bergrede, zoals Mattheüs deze optekende. Mattheüs concipieerde de Bergrede in een zorgvuldig opgebouwde samenhang, een geheel waarin de delen door één leidende idee worden samengehouden, namelijk Jezus' uitnodiging om consequent Gods wil te volbrengen en zo het rijk der hemelen binnen te treden.
In de viering twee weken geleden heeft Jan Degraeuwe stil gestaan bij de inleidende tekst met de zaligsprekingen, hij plaatste die in de context van de wereld waarin we nu leven, geteisterd door oorlog, klimaatcrisis, pandemie, armoede ook in onze welvaartstaten, …. Het volgende deel met de aansporingen: “Jullie zijn het zout van de aarde” en “Jullie zijn het licht voor de wereld.”, kwam vorige zondag aan bod. Pater Marcel verduidelijkte dat aan de manier waarop men met de armen en hopelozen zal omgaan, aan de plaats die aan hen wordt gegeven, men kan zien hoe rechtvaardig de volgelingen van wel Jezus zijn.
Vandaag krijgen we het vervolg te horen, een vrij lang deel, met de opmerkelijke commentaren van Jezus over de wettelijke voorschriften. “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen.”
Laat ons nu eerst luisteren naar de wijze woorden van Sirach. Het is onze eigen keuze, onze eigen verantwoordelijkheid om ons te houden aan de wetten van God
Eerste lezing: SIRACH 15,15-20
Tussenzang
Lied 517: “Als regen die de aarde drenkt”
Evangelie: Matteus 5, 17 – 37
Homilie
Jezus zegt uitdrukkelijk dat hij niet is gekomen om de Wet of de Profeten af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. En het is Hem menens, Hij zegt meerdere malen: “Ik verzeker jullie, Want Ik zeg jullie, Dit zeg Ik daarover”. Jezus laat er dus geen twijfel over bestaan: “onderhoud de wet”, maar hij zegt ook: “als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.”
Met de wet bedoelt Jezus de Joodse Thora. Het Hebreeuwse woord voor Thora verwijst oorspronkelijk naar het gebruik waarbij het clanhoofd elke morgen zijn staf in de richting wierp waarin de familie met haar kudde zou trekken. De staf gaf de richting aan. Vandaar de overtuiging dat de Thora een wegwijzer is, Gods aanwijzing voor de weg die men moet gaan. De Thora was oorspronkelijk niet bedoeld als een strak systeem van principes. De Thora was een richtingwijzer, die op een creatieve manier diende toegepast te worden om zo elke vorm van slavernij te doorbreken. In se ging het om een bevrijdende ethiek. (bron: archief Filosofenfontein, viering p. Marcel 13/02/2011)
De Thora of de Wet is het belangrijkste onderdeel van de Tenach (ook wel Hebreeuwse Bijbel genoemd), die de basiswetten van het Jodendom bevat. Belangrijk in het Jodendom is daarnaast ook de Talmoed met uitleg en uitbreidingen van deze wetten. Om de overgeleverde waarden te bewaren en het gewone volk op het goede spoor te houden, hadden de schriftgeleerden en Farizeeën de neiging om steeds strikter en strikter voor te schrijven wat men moest doen en laten. Voor hen waren deze geboden een manier om God een plaats te geven in het dagelijks leven.
Ondanks de oorspronkelijk goede bedoelingen, evolueerden de wettelijke voorschriften naar het opleggen van pure uiterlijke gedragingen en verboden. Zolang je maar de juiste kledij droeg, de juiste haarsnit had, geen varkensvlees at, als man niet in het openbaar met een vrouw praatte, en meer van die uiterlijkheden, was je een goede Jood. Of je ook een goed mens was, en geloofde in wat je zei en deed of juist niet deed, had geen belang.
Jezus voelde de onvervangbare waarde van de Tora goed aan, maar hij zag ook dat zulke grote en heilige teksten misbruikt konden worden. Als Jezus zegt dat hij de Wet en de Profeten in vervulling wil brengen, bedoelt hij dat ons geloof zich niet moet beperken tot uitwendig vertoon, ons gedrag moet helemaal aansluiten bij ons geloof; onze levenshouding moet van ons betere mensen maken. Het volstaat niet om af te vinken aan welke geboden en verboden je voldoet. God kijkt immers veel verder dan naar het uiterlijke. Hij kijkt vooral naar het innerlijke. Jezus ziet de vervulling van de Wet, naast het onderhouden van voorschriften, vooral in de innerlijke instelling van het hart. Wie in zijn hart zondige gevoelens koestert, heeft de Wet reeds geschonden. Het gaat niet om het stipt vervullen van duidelijke regeltjes, maar om de kern van ons gelovig zijn, te leven in verbondenheid met God en met Gods schepping.
Jezus illustreert met voorbeelden wat hij verwacht van een goed gelovige. Ik pluk er enkele uit.
‘Gij zult niet doden, want dat is strafbaar voor het gerecht’, zegt de Wet. Jezus gaat daarin verder, hij voegt eraan toe. Als we onverdeeld goed willen zijn, volstaat het niet onze medemens niet te doden. Reeds als we hem innerlijk een kwaad hart toedragen of als we hem scheldwoorden naar het hoofd slingeren zijn we strafbaar voor het gerecht van God en nooit binnen geraken in het Rijk der hemelen. Als je in onmin leeft moet je niet schijnheilig doen en vooraan in de kerk gaan zitten. Zorg eerst dat je het hebt bijgelegd. Echte naastenliefde moet een gesteldheid zijn, in heel ons doen en laten.
In het voorbeeld met betrekking tot “Pleeg geen overspel” plaatst Jezus ook de innerlijke gezindheid op één lijn met de uiterlijke daad. Hij zegt dat ontrouw in een relatie veel meer inhoudt dan elkaar verstoten of in de steek laten. Ontrouw is er al wanneer een man naar een andere vrouw dan naar zijn eigen vrouw verlangt, of wanneer een vrouw wel eens zou willen optrekken met een andere man dan haar eigen man.
Bij het derde voorbeeld verwerpt Jezus de wettelijke regeling waarbij de vrouw door haar man kon verstoten worden door middel van een scheidingsbrief, een juridisch bewijs dat de vrouw opnieuw vrij was. Maar dat is niet wat God wil, zegt Jezus. God wil dat een man zijn vrouw onverdeeld liefheeft. Jezus verbiedt een man dus zijn vrouw te verstoten. De goedheid en de trouw die God zelf kenmerken, zouden volgens Hem ook in het huwelijk gestalte moeten krijgen.
In zijn boek “Ongehoord” schrijft Peter Schmidt: “Jezus vertrekt van het noodzakelijke minimum van de Wet, dat de functie heeft van leidraad om een sociaal en leefbare samenleving op te bouwen. Jezus aanvaardt die functie, maar hij vraagt dat wie werkelijk zijn leerling wil zijn – dat wil zeggen wie werkelijk wil binnentreden in het Rijk der Hemelen – verder zou gaan”
In de eerste lezing hoorde we van Sirach dat de God de mensen een vrije wil heeft geschonken. Het is onze vrije keuze en onze verantwoordelijkheid om de geboden van God te onderhouden.
Gelukkig toont Jezus ons de weg: het gaat niet om het stipt vervullen van duidelijke regeltjes, maar om de kern van ons gelovig zijn, het leven in verbondenheid met God en met Gods schepping. Voor mij is deze verbondenheid met God een geruststellende gedachte.
Lied 772B: Voor kleine mensen
Offerande
Lied 149 Oergebaar
Tafelgebed 164
Onze Vader
Vredewens
Communie
Communielied 516: Gij die voor alle mensen
Slotgebed
Uw zegen zoeken wij,
Uw liefde wijst ons wegen.
Ook deze dag zal onder ons
Uw wil geschiede.
Heilig ons met uw geboden,
Met de goedheid van uw woord
En verheug ons hart met de waarheid. (S. de Vries, Vieren en brevieren, p.151)
Zegen