Recente Zondagsvieringen

De vieringen uit het verleden zijn gepubliceerd per kerkelijke jaar in het Archief.

De meest recente vieringen zijn:

- 26.11.23: Wat je voor de minste deed heb je voor Mij gedaan (Marcel)
- 19.11.23: Parabel van de talenten (Maggy)
- 12.11.23: Hoe kijken we vooruit? (Marcel)
- 05.11.23: Speel geen theater! (Jan)
- 01.11.23: Allerheiligen (2023) – De gedroomde stad (Marcel)
- 29.10.23: Viering rond Oosterhuis – God, waar en hoe verschijnt Gij ons? (Jan en Hendrik)
- 22.10.23: Viering rond Oosterhuis - Maatschappelijke betrokkenheid en innerlijkheid (Frank en Jef S.)
- 15.10.23: Viering rond Oosterhuis – Van duister naar licht ( Jef VdB, Ria Vd en Jacques)
- 08.10.23: Bidden om een nieuw verbond (Ides)
- 01.10.23: Jezus navolgen (Marcel)



De Preek van de week (Dominicanen) vind je via deze link: https://www.dominicains.be/nl/preekvandeweek

231029

30e zondag – Huub Oosterhuis - God, waar en hoe verschijnt Gij ons?

 

Hendrik Van Moorter en Jan Degraeuwe

 

Opening van de viering

Beste mensen, dit is de derde viering ter nagedachtenis van Huub Oosterhuis. In de eerste viering werd stilgestaan bij het licht in de duisternis dat Oosterhuis velen van ons heeft gebracht. In de tweede viering bij het engagement waartoe hij ons oproept. In deze derde viering willen we stilstaan bij het mysterie dat God is, dat Oosterhuis met vele paradoxen heeft aanwezig gesteld. Om te beginnen met een eerste paradox: het spreken van de stilte. We willen aansluiten bij wat paus Franciscus zei over het belang van de stiltes bij het begin van de synode. Stiltes tussen het vele spreken zijn belangrijk om de geesten te laten bewegen, om de werking van de heiligende Geest mogelijk te maken van de onzegbare, onuitspreekbare, die een geheel weeft met de vele verschillen.

Laten we daarom deze viering beginnen in de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest.

Openingslied 536 Lied aan de voet van de berg

Inleiding op het thema

We zongen het lied “Aan de voet van de berg”. In het midden van de zestiende eeuw liet Calvijn de psalmen op rijm zetten en voorzien van een melodie. Zo ontstond het Geneefs Psalter. Oosterhuis heeft het lied “Aan de voet van de berg” geschreven zodat het past op de melodie waarmee psalm 68 gezongen wordt. De melodie is eenvoudig en stevig en straalt zekerheid uit. De tekst van Oosterhuis zit vol vragen, tegenstellingen en ontkenningen. Er is een spanning tussen woord en muziek. In de eerste strofe wordt god aangesproken met beelden uit het Exodusverhaal. Het licht in de wolk wijst de weg, maar wie is die dode in ons midden? Een stilte in de bomen verwijst naar de godsontmoeting van Elia, maar waarom dooft het vuur? God blijft een vreemde, want hij is “niet god die wij ons dromen”. De tweede strofe is een aaneenschakeling van ontkenningen. Soms ironisch “geen been om op te staan” dan weer beangstigend “geen rots om op te staan”. Misschien was die dode in ons midden wel god? Het heelal is kil, onwrikbaar, onbewogen geworden, de gulden regel is weg. Er zijn alleen kleine mensen, roepend om mededogen. In de derde strofe keert de dichter zich weer tot wie hij als “Jij” aansprak in de eerste strofe. Hij vraagt dat wie hij “Jij” noemde zou bestaan in al die mensen in ons midden. Jij die voor alle namen wijkt is een Jij die mij kent, die mij boeit. Het relationele vormt de kern van de godsontmoeting.

Gebed uit Bid om vrede, 1966

Ik bid tot u mijn god
en noem uw naam
maar kan u niet bemachtigen
want gij zijt groter dan een naam
en kleiner dan een woord,
stiller dan alle stilte van de wereld.
Maak mij ontvankelijk voor u,
geef mij een levend hart
en nieuwe ogen,
om u te zien, verborgen en onzichtbaar,
om u te nemen
als gij komt in machteloosheid
om in mijn eigen zwakheid, in mijn dood,
te weten wie gij zijt.

Het wazige beeld

Aan het slot van het loflied op de liefde geeft Paulus twee bedenkingen over de verandering en de groei van zijn geloof. Het kinderlijke geloof moet volwassen worden, maar ook dit volwassen geloof zal steeds onvolledig blijven, het blijft kijken in een wazige spiegel. Wat blijft is het verlangen om te kennen en gekend te worden.

Lezing: 1Kor 13,11-12

11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu zien we nog maar een afspiegeling, een raadselachtig beeld, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.

Lied 548 “Nu nog met halve woorden”

Vreemd is uw naam

Als een woordkunstenaar weet Oosterhuis ons steeds te verrassen met nieuwe godsbeelden, die onze eigen godsbeelden doorbreken. Als een echte kunstenaar choqueert hij soms. Soms vervult het ons met bevrijdende vreugde. Oosterhuis geeft mij woorden voor mijn zoeken, voor mijn verlangen om bij God te zijn. God die ik soms zo nabij kan voelen en soms zo ver weg. Hij geeft me woorden en beelden voor de pijn wanneer ik in mezelf gevangen zit, maar ook voor de God die plots in mij binnen stroomt door een woord dat vertroosting geeft.

Oosterhuis heeft dit verwoord in het lied “Ik sta voor U”:

Ik sta voor u in leegte en gemis, vreemd is uw naam, onvindbaar zijn uw wegen
Mijn dagen zijn door twijfel overmand, ik ben gevangen in mijn onvermogen.
Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft, dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.

Lied 551 Ik sta voor U

Evangelie: Lucas 11, 1-4, 9-13

Meditatie bij de evangelielezing

Gedicht Wijs uit Hoe ver is de nacht, 1974

In het gedicht Wijs spreekt Oosterhuis tot God en gebruikt het beeld van een vader die zijn kind draagt. Het sluit aan bij Jezus’ beleving en sluit aan bij onze menselijke ervaring. 
Maar als kind en puber werd ik geconfronteerd met de beperkingen van mijn vader. Het beeld van een hemelse vader kreeg daardoor des te meer betekenis. Een goede vader die er altijd was om mij te beschermen. Dat was noodzakelijk om het tekortschieten van mijn aardse vader goed te maken. Ik dankte God dat hij er was.

Ik droomde u van jongs af aan
mijn vader die mij draagt en kent.

Ik was nog niet gebaard in pijn -
gij hield uw handen om mij heen.

Maar Oosterhuis gaat verder, nu hij oud en wijs is. Hij zoekt een plek voor zijn lijden want God biedt niet de troost voor alle pijn in het leven. 

Waar zijt gij, nu ik oud en wijs
niet weet hoe ik mij houden moet?

Dit heb ik over u gedacht:
zoals een man zijn kinderen draagt,

Hen op zijn schouders tilt, en zingt,
en weet dat zij ontroostbaar zijn,

De dichter weet het niet langer wie of waar God is. Hij haalt zelf zijn goede godsbeeld onderuit. Want uiteindelijk laat God me vallen in de dood. Ondanks dit verlies en niet langer te weten wie God is, voelt het aan als goed. “Hoe zou ik weten wie gij zijt,” klinkt mij als een bevrijding, als een overgave aan het niet-weten. Bevrijding van een vaststaand, stilstaand weten. Daardoor komt het leven echt tot leven, levend water dat stroomt.

Zo draagt gij mij en zingt mij toe
en stemt mijn ziel af op geluk

En laat mij vallen in de dood.

Hoe zou ik weten wie gij zijt.

Muziek: vioolsonate van Guillaume Lekeu, très modéré

Komt niet elke zoektocht naar God uit bij de liefde? Ligt daar misschien het oplossen van het mysterie van God en het mysterie van de mens? De mens geschapen naar het beeld van God, onkenbaar en onvoorspelbaar. Maar het botst met ons rationele denken, dat wil weten en wil kennen. Als we ons ellendig voelen of verward, angstig of schuldbeladen, willen we begrijpen vanwaar het komt. 
Maar hebben we dan niet veeleer iemand nodig die ons liefdevol bejegent, een kop koffie zet en naar ons luistert? Liefde keerde, zag mij, deed mij opstaan uit de dood, dicht de dichterNu is hij nooit meer zonder reisgenoot, de liefde reist met hem mee.

Gedicht Levenslang uit Hoe ver is de nacht, 1974

Op mijn levenslange reizen,
- twijfel donker achtervolgt mij
liefde blind holt voor mij uit -
zing ik op steeds andere wijzen
over wie ik niet kan spreken,
zing ik: ’ooit mijn hart te breken,
ooit mijn hart voor jou te breken’.

Spoorloos trok voorbij de twijfel,
waar ik lag. De liefde keerde,
zag mij, bracht mij drank en spijze,
deed mij opstaan uit de dood. 
Nog een leven zal ik reizen.
Nooit meer zonder reisgenoot.

Laten we nu bidden dat we het mysterie van God toelaten in ons leven.

Voorbeden

Dat we God blijven herkennen en erkennen in “mensen die verminkt en klein, ontheemd, ontkend toch mensen zijn, roepend om mededogen.”

Dat we de stilte de nodige plek in ons leven geven. Vooral als we vastzitten in ons eigen denken en de verschillen tussen elkaar niet meer kunnen overbruggen.

Dat we als gelovige mensen van over de hele wereld voldoende vrij mogen staan tegenover onze vele godsbeelden zodat we anders- gelovigen in vrijheid kunnen ontmoeten.

Lied 123 “Keer U om” na elke voorbede

 

Offerande: vioolsonate van Guillaume Lekeu, très animé

Oergebaar lied 149

Tafelgebed “Gij die weet” lied 165

Communievioolsonate van Guillaume Lekeu, très lent

Slotlied: Lied 514 “Stem als een zee van mensen”

Slotgebed uit Bid om vrede, 1966

J: Ik bid tot u mijn god
en noem uw naam
maar kan u niet bemachtigen
want gij zijt groter dan een naam
en kleiner dan een woord,
stiller dan alle stilte van de wereld.
Maak mij ontvankelijk voor u,
geef mij een levend hart
en nieuwe ogen,
om u te zien, verborgen en onzichtbaar,
om u te nemen
als gij komt in machteloosheid
om in mijn eigen zwakheid, in mijn dood,
te weten wie gij zijt.

Zegen door Marcel

231022

29e zondag – Huub Oosterhuis - Maatschappelijke betrokkenheid en innerlijkheid

 

Frank Cuypers en Jef Schoenerts 

 

Opening van de viering na het geluid van de klankschaal

 

Goedemorgen beste mensen. Wij weten ons samen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Genade en vrede voor ieder van jullie. 

Drie zondagen op rij gedenken we in onze vieringen Huub Oosterhuis.

Hij gaf de voorbije halve eeuw ons geloof ademruimte met een verfrissende gebedstaal, en gaf ons vieren kracht met een sterke liturgische taal.

Vorige week dompelden Ria VD en Jef VdB ons onder in het spanningsveld van licht en duisternis dat de religieuze beeldtaal van Oosterhuis zo fel heeft gekleurd. Volgende week zullen Jan en Hendrik ons meenemen in zijn vernieuwend geloofsdenken met de focus op het paradoxale van god.
Vandaag laten we ons leiden door een ander thema waardoor hij gepassioneerd was: maatschappelijke betrokkenheid en innerlijkheid.

In deze drie vieringen nemen we telkens in zingen en bidden woorden van Oosterhuis in de mond, we laten ze smelten op onze tong, we luisteren ernaar met ons hart, we ontlenen ze om onze god te zoeken en wie weet, Hem ooit te vinden.

“… Soms wordt woestijn oase waar zij komen…”   Laten we met dat beeld van bevrijding - uit welke woestijn dan ook - de viering openen.   We staan daarvoor recht en zingen lied 582.

 

Openingslied “Hoe ver te gaan…” (582)

 

Inleiding op het thema 

We hebben dit lied heel bewust gekozen omdat het tweeluik “woestijn en bevrijding” zo’n grote rol heeft gespeeld in het leven en in het schrijverschap van Oosterhuis.    Voor hem is de bijbelse god allereerst de god van de gerechtigheid, de god die beroerd en bewogen meetrekt met het lijdend volk op weg naar het visioen van leven in overvloed.   Daarom staat het Exodus-thema zo centraal in zijn denken en in zijn geloofstaal.  Dat verhaal van de uittocht uit Egypte was voor hem het sterkste beeld waarmee hij als gelovige zijn maatschappelijk engagement onderbouwde.  Daardoor gedreven is hij politiek heel actief geweest en nam hij vaak concreet stelling in maatschappelijke debatten.   Daardoor gedreven is een groot deel van zijn teksten, zijn liederen en gebeden “politiek” gekleurd want: onze god is geen neutrale god, hij is een god die betrokken is op de polis, op de stad van de mens en op wat zich tussen mensen afspeelt..  En dat onze god de jammerklachten van zijn volk heeft gehoord en is afgedaald, is net het sterkste appel voor ons om ook zelf het schreeuwen van medemensen vandaag te horen en bevrijding na te streven.   

In krachtige bewoordingen heeft Oosterhuis dat appel stem gegeven en het verbonden met de bevrijdende god van de bijbel, die er de bron van is.   We luisteren in deze viering naar twee bijbelse teksten, staan stil bij twee liederen van Oosterhuis die dit tweeluik van strijd en inkeer vertolken en bidden met zijn woorden. 

 

 

Openingsgebed 

Laten we het stil maken en bidden.

We bidden met de beginwoorden van psalm 119 zoals Oosterhuis die heeft hertaald.

Onnoembare en Nabije

Gelukkig allen die uw wegen gaan

rechttoe rechtaan aldoende uw Thora

Gelukkig allen die De Afspraak houden

die U zoeken, uit de grond van hun hart.

Wees gelukkig, doe het onrecht niet,

hebt Gij gezegd.  En ik vernam uw stem.

Doe dit en dat, zo en niet anders, zegt Gij,

en ik ga, de weg van uw opdracht

maar op wankele voeten, ik moet nog 

leren die levensweg te volgen

uw voorgeschreven woorden te houden-

moge ik nooit te schande staan.

Moge ik de orde van uw recht doorschouwen

Ik zal U dankbaar zijn.

Inzetten wil ik waar Gij op inzet.

Wijk niet te ver van mijn zijde.

(Huub Oosterhuis – 150 psalmen vrij – psalm 119 vers 1-8) 

 

Lezing 1: Exodus 3, 7 – 15   

[7] De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. [8] Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. [9] De jammerklacht van de Israëlieten is tot mij doorgedrongen en ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. [10] Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’[11] Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ [12] God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’[13] Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ [14] Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’ [15] Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’”

Zang lied  “Groter dan ons hart” (553)

 

Toelicbting bij het lied “Groter dan ons hart”  

 

De liederen van Oosterhuis raken mij op een bijzondere manier. Heelwat van zijn liederen kan ik zo op mijn leven leggen. Ze gaan over mij, ze gaan over mijn band met God, ze inspireren mij wat te doen naar anderen toe. Het gaat over mijn innerlijkheid en mijn maatschappelijk engagement. Laat me dit illustreren met 3 kernzinnen uit het lied dat we net gezongen hebben.Gij die mijn leven zo geleid hebt tot hiertoe dat ik nog leef
Wij zongen vorige week de prachtige psalm 139. Deze zin is voor deze hele psalm samengevat in 1 lijn. Het is de goddelijke regie die doorheen mijn hele leven loopt, die mij langs de juiste paden stuurt waar ik zelf nooit aan gedacht had, die mij weghoudt van verkeerde paden die ik mij met grote overtuiging zag inslaan. Het geeft mij al mijn hele leven de ervaring: er is Iemand. En Hij zorgt. 
In deze ervaring ligt meteen de bron van mijn maatschappelijk engagement. Het is onvermijdelijk, ik kan niet anders. Ik heb dat engagement voor mezelf heel eenvoudig samengevat: “Liefde is ... er zijn”. “Er zijn” voor mijn gezin en familie; “er zijn” voor mijn team en collega’s op het werk, “er zijn” voor de kapelgemeenschap van Filosofenfontein. “Er zijn” voor de mens van de eerstvolgende ontmoeting. Mijn talenten ontwikkelen en ten dienste stellen van wie op mij een beroep doet. En verder de Geest aan het werk laten en ruimte geven in mijn leven.Een tweede zin die mij bijzonder raakt is : Gij die vreugde vindt in mensen 
Wij zijn Gods grootste vreugde en ons gelukkig zien is zijn grootste wens. Heel vaak richten wij ons in nood tot God, en roepen we met Petrus in de storm op het meer: Heer redt mij! Maar laat ons ook heel opmerkzaam en dankbaar zijn voor alle momenten waarop God ons, van uit een intense liefdesrelatie overlaadt met attenties en alle goeds. Hij zorgt Hij voor ons voor de bloemen langs de weg. Ik eindig met een derde citaat: Gedenk uw mensen dat zij niet vergeefs geboren zijn
Kan je het je als boodschap tot een mens voorstellen: jij bent vergeefs geboren, je leven heeft tot niets gediend of dient tot niets. Zelfs je “zijn” heeft tot niets of niemand gediend. Niemand die liefdevol om jou geeft of gegeven heeft of aan wie jij liefde hebt kunnen geven. Dan berust alle hoop alleen nog op God.
Je zal in deze tijden maar geboren worden in Gaza, in Afghanistan, in een uitzichtloze, kansloze situatie. 
Dan kunnen we alleen maar alles in Gods handen leggen. Maar tegelijk lees ik hierin ook weer een oproep naar onszelf: dat wij met elkaar verbonden blijven, dat wij voor elkaar zorgen, dat wij elkaar behoeden. 

Vanuit deze ervaringen heb ik als evangelie de tekst uit Johannes gekozen over de wijnstok en de ranken. Jezus is de ware wijnstok. En met de metafoor van de wijngaardenier, de wijnstok en de ranken  wil Johannes aangeven dat God, Jezus en de mensen bij elkaar horen, in een intense verbondenheid.
We luisteren naar de tekst van Johannes. 

Evangelie: Johannes 15, 1 -8 - De wijnstok en de ranken 


Toelichting bij het lied “Gehoord van mensen”  

Uit de vele Oosterhuisliederen die mij dierbaar zijn, koos ik het lied “Gehoord van mensen”.  Het  is een lied waarin Oosterhuis zowat alle ingrediënten samenbrengt die mijn persoonlijke geloven inkleuren: het zien en beroerd worden door  het leed van mensen, de roep om gerechtigheid, het bewogen zijn van onze god en het visioen van gerechtigheid dat wordt aangezegd.

Laten we de eerste strofe zingen waarin dat alles gebald aan bod komt.

Zang lied “Gehoord van mensen” (564) strofe 1

In elke strofe voel ik drie bewegingen

Elke strofe opent in een eerste beweging met het oproepen van het leed van mensen.  Oosterhuis duwt ons met de neus op de realiteit hoe hard en onrechtvaardig het leven voor veel mensen is.  Hij hanteert daarbij zulke beelden en zulke taal dat dat leed universeel is en tegelijk toch de ruimte biedt waarin elke zingende/biddende mens in steeds andere situaties ook concrete mensen kan herkennen.

-“Zij die stom zijn, ver heen, koud, steen in steen”: in hen verschijnen vandaag voor mij de slachtoffers van seksueel misbruik maar evenzeer mensen die in zoveel situaties stom zijn, monddood worden gemaakt, niet gehoord worden, niet meetellen

- “Hoe in duisternis dit bestaan ook is…”: in hen verschijnen mensen die wegkwijnen in onze gevangenissen maar evenzeer mensen die de zin van het leven verloren zijn en zelfdoding overwegen

- “zij die in doodswoestijn onvindbaar zijn”: in hen verschijnen mensen die in het oorlogsgeweld in Oekraïne of in Palestina en op zoveel andere plaatsen in onze wereld weggebombardeerd zijn in het oorlogsgeweld, die vaak letterlijk onvindbaar zijn.

Zoveel leed dat mensen overkomt.   Maar: het blijft niet ongezien, schrijft de dichter.  In een tweede beweging roept Oosterhuis in elke strofe in krachtige bewoordingen het exodusverhaal wakker waarin gezegd wordt dat onze god de jammerklachten van het volk over de onderdrukkers heeft gehoord en afdaalt om het te bevrijden.   

- “Die ’t verloren kind schreiend zoekt en vindt”: kan je een sterker beeld oproepen van onze god dan Hij die naast de moeder gaat staan die wenend haar kind zoekt in het puin van de oorlog?

- “omdat Gij God zijt die mijn leven leidt: kan je in zo weinig woorden een sterker geloofsbelijdenis schrijven, kan je sterker je vertrouwen uitspreken dan: “Jij bent het die – ondanks alles – mijn leven leidt? 

- “Onbeminden om niet bemind door U”: kan je krachtiger uitdrukken hoe waardevol onze god elk mensenleven vindt,  iets wat hij onvoorwaardelijk doet:  “om niet”?

In een derde beweging wordt in  elke strof in beeldende taal het visioen opgeroepen en bezongen.  Het visioen dat de omkering zal realiseren van alles wat nu nog krom en onvoltooid is, 

- De onbeminden, de onvindbaren, de rampzaligen uit strofe 1: ze zullen zalig zijn, ooit

- Hoezeer onrust ook woedt,…“Komen zal de dag dat ik rusten mag”

- “Lachen wordt gehoord bij uw laatste woord…”

- Visioen in de eindzin “Lachen (blijdschap) wordt gehoord als uw laatste woord (waar is ons woord vooraleer dit laatste wordt gesproken?) dit verscheurd heelal (alles wat hogerop in het lied wordt vermeld) prachtig maken zal.” 
dat ons wakker moet maken, ons gaande kan houden, ondanks de vele vormen van doodswoestijn,  tegen de duisternis in.

 

 

Voorbeden (uit liedteksten die gezongen werden)

 

Keervers “Keer U om…” (123) na elke voorbede

(uit lied 582) – “Omdat zij willen leven als nog nooit, angstig te moede zijn zij gegaan met grote hinkstapsprongen”. Bidden wij voor mensen die op weg durven gaan, vaak door woestijn, soms door oase, maar met een visioen voor ogen, een richting waarin ze willen gaan en in geloven.

“Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar.”(uit lied 553) – Bidden wij voor mensen die van U verlaten zijn, voor allen die hun lot niet kunnen dragen, voor hen die weerloos zijn in de handen van de mensen ....  

 “Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar.”(uit lied 553) – Bidden wij voor hen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen, dat zij staande blijven in ons midden.  

 “Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar.”

 

Offerande:

Kaarsjes en muziek: BWV 690 – Wer nun den lieben Gott lässt walten – Bach CD4 – track 3

Bij de gaven: 149 – “Oergebaar”

Groot Dankgebed: 164 – “Gij die de stomgeslagen mond verstaat “    

Communie: muziek 

Communielied:  393 – “In ‘t laatste van de dagen” – met eventueel een korte inleiding en verwijzing naar Mischa 4, 1-5 

 

Gebed 

Onnoembare en Nabije

Die niet zilver en goud zijt

Gij die niet-god zijt.

Die niet paarden en ruiters zijt

wagens en wapentuig.

Die niet lucht zijt en leegte

ijler dan ijl

woestheid verwarring.

Gij die ziet

de ellende van de ellendigen.

Die hoort hun aanklacht en noodkreet.

Die telt en optekent hun tranen.

Die schrijft hun naam in uw handen.

Gij die genadig zijt

die Gij genadig zijt.

Afdaalt om te bevrijden.

Knecht van slaven.  Gestalteloze.

Bitter water.  Brood van woorden.

Wolk van waken.  Vuur dat laait 

tot in het hart van hemel en aarde.

Lichtende. Rede. Vloed van adem.

Ene. Enige. Enkel stem.

(uit “Stilte zingen” van Huub Oosterhuis – pag. 213)

 

Zegen : Marcel

 

231015

28e zondag  viering rond Oosterhuis – Van duister naar licht

 

Jef Van den Branden, Jacques Perquy, Ria Vandoren

Verwelkoming

Goede morgen allemaal, lieve mensen,

Moge de genade van God, de liefde van Jezus en de kracht van de Geest met ons allen zijn.

Deze morgen zijn wij hier bijeen om de mens Huub Oosterhuis te vieren. Hij heeft aan velen van ons woorden gegeven om te spreken over én te spreken tot “Ik-zal-er-zijn”. Oosterhuis heeft “Ik-zal-er-zijn” tot in ons hart gebracht. Daarvoor onze grote dank. Met zijn woorden kunnen wij ons nu richten tot onze God, de Onnoembare en Nabije, tot “Ik-zal-er-zijn”.

Ja, wij zijn mensen, mensen voor mensen en wij maken allerlei mee. Periodes van Licht/licht en momenten van duisternis.

De nacht van duisternis kan soms lang duren. Er lijkt soms geen einde aan te komen… Tot een concreet woord of een zin uit een lied of uit een psalm alle duisternis wegveegt. Er komt stilaan plaats voor licht, ook voor het Licht, voor het allesomvattend Licht. En wij mogen leven! Er is opnieuw perspectief. 

Soms mogen we die lichtende vonk ook ontvangen van een vriend: een warm telefoontje laat op de avond, zo net voor de echte nacht begint. Een whatsappberichtje met alleen “Hij is er voor jou”.

Zo doet onze God om ons de weg te wijzen naar zijn allesdoordringend licht, naar Hem toe.

Op een kruispunt in ons leven kunnen we geconfronteerd worden met dat Licht: jij hebt mij doen ontbranden in lichterlaaie naar jou toe. En eveneens naar de mens naast mij. “Veel te laat heb ik jou lief gekregen”.

Lied 365 LICHT DAT ONS AANSTOOT

 

OPENINGSGEBED 

Onnoembare en Nabije,

Veel te laat heb ik jou liefgekregen
Schoonheid wat ben je oud wat ben je nieuw
veel te laat heb ik jou liefgekregen.

Binnen in mij was je, ik was buiten
en ik zocht jou als een ziende blinde
buiten mij, en uitgestort als water
liep ik van jou weg en liep verloren.

Toen heb jij geroepen en geschreeuwd,
door mijn doofheid ben jij heen gebroken.
Oogverblindend ben jij opgedaagd
om mijn blindheid op de vlucht te jagen.
Proeven deed ik jou en sindsdien dorst ik,
honger ik naar jou. Mij lichtgeraakte,
heb jij doen ontbranden. En nu brand ik
lichterlaaie naar jou toe, om vrede.

                        Naar Huub Oosterhuis (parafraserend Augustinus - Belijdenissen)

 

Lied “KEN JE MIJ” 

Ken je mij is een lied rond twijfel, vermeende zelfkennis en verlangen om me zelf in mijn diepste eigenheid te mogen, te kunnen kennen. Het is aangrijpend omdat het vraagt om bemind te worden, ook als ik geen licht geef, en om mijn kwetsbaarheid in vertrouwen aanvaard te weten. 
Wij beluisteren en bekijken het refrein zoals Trijntje Oosterhuis het zong bij het begin van Huubs uitvaart, en krijgen daarna de twee laatste strofen van het lied, zoals ze het zong in een tv opname.

Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?

Ik zou een woord willen spreken
Dat waar en van mij is
Dat draagt wie ik ben,
dat het houdt,
Ik zou een woord willen spreken
Dat rechtop staat als mens die mij aankijkt en zegt
Ik ben jouw zuiverste zelf,
Vrees niet, versta mij, ik ben, ik ben

Ben jij de enige voor wiens ogen
Niets is verborgen van mijn naaktheid
Kan jij het hebben,
Als niemand anders,
Dat ik geen licht geef, niet warm ben,
Dat ik niet mooi ben, niet veel
Dat geen bron ontspringt
in mijn diepte
Dat ik alleen dit gezicht heb,
geen ander.
Ben ik door jou, zonder schaamte,
gezien, genomen,
door niemand minder?
Zou dat niet veel teveel waar zijn?

Lezing van PSALM 139 

Gij
Gij peilt mijn hart, Gij doorgrondt mij.
Gij weet mijn gaan en mijn staan.

Gij kent mijn gedachten van verre,
mijn reizen en trekken, mijn rusten.

Mijn wegen, alle zijn U bekend –
ieder woord dat komt op mijn lippen,
onuitgesproken nog, Gij hoort het al.

Achter mij zijt Gij en voor mij uit.
Gij legt uw handen op mij.
Dit is wat ik niet kan begrijpen,
niet denken, dit gaat mij te boven.

Hoe zou ik uw adem ontkomen,
waarheen vluchten voor uw aangezicht.

Beklim ik de hemel, daar zijt Gij,
daal ik af in de aarde, daar vind ik U ook.
Had ik vleugels van morgenrood,
vloog ik over de verste zeeën,
ook daar Gij, uw hand,
Uw rechterhand die mij vasthoudt.

Zou ik roepen: “Duisternis, bedek mij,
licht verander in nacht” –
voor U bestaat de duisternis niet.
Voor U is de nacht even licht als de dag,
de duisternis even stralend als het licht.

Gij, Eeuwige, peil nu mijn hart, doorgrond mij,
toets mijn verborgen gedachten.
Ik ben toch niet op een doodlopende weg?
Leid mij voort op de weg van uw dagen.

            uit Huub Oosterhuis “150 psalmen vrij”

ACCLAMATIE 136 WEK MIJN ZACHTHEID WEER

 

AANBRENGEN VAN LICHTJES — we beluisteren “HET VOLK DAT IN DUISTERNIS GAAT”

 

TAFELGEBED  LIED 155  (‘WEES HIER AANWEZIG IN UW WOORD’) en instellingswoorden 179 

 

ONZE VADER  en   VREDESWENS 

 

COMMUNIE – Canto Ostinato (Simeon Ten Holt)

VOORBEDEN

  1.  Dat wij, voortgestuwd door het Licht,
    zouden uitkijken of ergens al de wereld daagt
    waar mensen waardig leven mogen
    en elk zijn naam in vrede draagt.
  2. Dat wij in moeilijke en duistere tijden in ons leven
    niet uit elkaars genade vallen
    en doelloos en onvindbaar zijn.
    Dat wij geijkt blijven op het Licht.
  3. Als een licht ga Jij voor ons uit.
    Wij bidden U: blijf elk van ons vergezellen
    doorheen de dagen van ons leven
    naar een mooie toekomst voor allen.

ACCCLAMATIE   566 “BLIJF NIET STAREN”

 

ZENDING :   LIED: KLANKRESTEN

Hiervoor zongen we “Blijf niet staren op wat vroeger was, sta niet stil bij het verleden”. Maar terzelfdertijd moeten we ook beseffen dat wij leven in een onvoltooid verhaal. Wat begon op die eerste scheppingsdag met het goddelijk bevel “licht!”, kreeg Gods geboden in ‘steenlettergrepen’ gevat en trok tijdens de Exodus ‘sporen in het woestijnzand’. ‘Lichtwoorden’ zijn het, die nog steeds ons leven richten in het verbond met God-ik-zal-er zijn, Hij die blijvend ‘allerzielen hoeder’ is.

MEDEDELINGEN

 

SLOTGEBED

Heer, onze God
Gij geeft uw licht, uw woord aan wie maar wil.
Gij geeft uw rijk van vrede aan gewone mensen.
Gij zijt voor ons genadig.
Stuur ons niet weg van hier
met lege handen maar maak ons vol
van Jezus, uw woord van trouw,
uw levend licht
voor deze wereld en voor alle tijden.

            H. Oosterhuis (Bid om Vrede)

 

ZEGENING (Uit Numeri)

 

SLOTLIED  519 DE STEPPE ZAL BLOEIEN (strofen 1 & 3)

Dit is het lied van de opstanding, waartoe wij worden geroepen door het Licht van de morgen. Het verjaagt de duisternis in ons menselijk leven en opent de hemel en de aarde, zodat wij kunnen lachen en juichen en eindelijk voluit leven.

231008

27e zondag (2023) – Bidden om een nieuw verbond

 

Ides Nicaise

Verwelkoming

Moge de genade van God onze Vader, de liefde van onze broeder en gids Jezus, en de gemeenschap van de Heilige Geest met ons allen zijn.

Beste vrienden,

Ik zou dit samenzijn geen viering durven noemen, gezien de evangelielezing die vandaag centraal staat, en waarin Jezus de hogepriesters en de oudsten van het volk de mantel uitveegt. Een lezing die extra herkenbaar is tegen de achtergrond van wat zich vandaag in de Kerk afspeelt. We kunnen noch mogen zwijgen nu de Kerk zelf het brandpunt van schandalen geworden is. 

Vorige week pleitte Marcel voor een dienstbare, luisterende en bescheiden houding ten aanzien van de slachtoffers van seksueel misbruik. Ik vind dit een wijs advies, maar tegelijk hoop ik dat we als gemeenschap kleur willen bekennen en de roep van de slachtoffers om gerechtigheid op één of andere manier gaan beantwoorden. Want komt wie zwijgt bij onrecht niet terecht op een hellend vlak van medeplichtigheid ? En hoe komt onze Kerk weer op het juiste spoor terecht als er niet vanuit de basis aan meegewerkt wordt ? 

Laat ons God om ontferming bidden voor alle mensen die moeten verder leven met een trauma van seksueel misbruik, van misbruiken in het algemeen, en om vernieuwing in de Kerk als instituut.

Lied 114 – God onze Vader wij roepen U (strofen 1-3-5-7-9-11-12)

 

Openingsgebed

God, Vader en Moeder,

Wij staan voor u 
in schaamte en verlegenheid
Verdwaalde schapen 
van verdwaasde herders.
Laat ons niet achter in deze schande.
Herstel het onrecht.
Neem de slachtoffers op in uw liefde,
Herstel hun waardigheid.
Zuiver uw Kerk 
van machtsmisbruik en eigenwaan.
Laat haar herboren worden in uw Geest
Van liefde, bescheidenheid 
En respect voor alle leven.

Amen

 

Eerste lezing: Mt 21: 33-43

In die tijd sprak Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: "Luistert naar deze gelijkenis:

Er was eens een landeigenaar die een wijngaard aanlegde; hij zette er een heining omheen, hakte een wijnpers erin uit en bouwde een wachttoren. Daarop verpachtte hij hem aan wijnbouwers en vertrok naar den vreemde. Toen de tijd van de oogst gekomen was, zond hij zijn dienaren naar de wijnbouwers om de opbrengst in ontvangst te nemen.  Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast. Zij mishandelden de een, doodden de ander en stenigden een derde. Daarop zond hij andere dienaren, talrijker dan de eersten; maar zij behandelden hen op dezelfde manier.  Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, in de veronderstelling dat zij zijn zoon wel zouden ontzien. Maar toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: Dat is de erfgenaam; vooruit, laten we hem vermoorden en ons zijn erfenis toeëigenen

Ze grepen hem vast, wierpen hem de wijngaard uit en doodden hem. Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat zal hij dan wel met die wijnbouwers doen?"

Ze antwoordden Hem: Hij zal die misdadigers een ellendige dood doen sterven en zijn wijngaard zal hij aan andere wijnbouwers verpachten, die hem de opbrengst op de vastgestelde tijd zullen afdragen!

Toen sprak Jezus tot hen: Hebt gij nooit in de Schrift gelezen: De steen die de bouwlieden hebben afgekeurd, is juist de hoeksteen geworden. Op last van de Heer is dat gebeurd en het is wonderbaar in onze ogen. Daarom zeg Ik u: Het Rijk Gods zal u ontnomen worden en gegeven aan een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt.”

Toen de hogepriesters en Farizeeën zijn gelijkenissen gehoord hadden, begrepen ze dat hij over hen sprak en zij zonnen op een middel om zich van hem meester te maken. Maar zij waren bang voor het volk, omdat men hem voor een profeet hield.

 

Commentaar

De ganse bijbel is doorspekt van wijngaard-verhalen. Na de Zondvloed plant Noach een wijngaard aan. De wijngaard is in het Hooglied de plaats waar geliefden elkaar ontmoeten. Jesaja gebruikt de wijngaard als beeld voor het volk Israël. Ook Jezus gebruikt wijngaardverhalen voor zijn onderricht: denk aan het beeld van de wijnstok en de ranken, de parabel van de werkers van het elfde uur, en de parabel van de twee broers die verschillend reageren op de vraag van hun vader om in de wijngaard te gaan werken. 

De parabel van vandaag is een echo op een lied van Jesaja over de afvallige Joden, zowat 7 eeuwen voordien. Dat lied gaat over een wijngaard die ondanks alle zorg van de wijngaardenier geen vruchten geeft.  Zoals je van een Oud-Testamentische profeet kan verwachten, legt Jesaja Jahwe zware dreigementen in de mond: hij verwijdert de omheining en laat hem verdorren, hij laat ook wilde dieren de wijngaard kaalvreten en vertrappelen tot er niets meer van overblijft.

Ook in onze evangelietekst zit een zwaar conflictueuze ondertoon. De agressie van de pachters escaleert en mondt uit in een reeks gruweldaden, zelfs tegen de zoon van de eigenaar. De hogepriesters en oudsten zijn verbolgen en zien het verhaal uitmonden in een meedogenloze wraak van de eigenaar – oog om oog, tand om tand – totdat zij plots gaan beseffen dat zij eigenlijk zichzelf aan het veroordelen zijn.

Het mooie zit hem in de reactie van Jezus, die wel verwijst naar de verpletterende eigen verantwoordelijkheid van het kerkelijke establishment maar niet naar goddelijke wraak. God zal hen links laten liggen en herbeginnen bij een ander volk dat wel open staat voor de blijde boodschap.

In de katholieke kerk van vandaag krijgt deze evangelietekst een bijzonder sterke bijklank. Het zou natuurlijk onrechtvaardig zou zijn om ‘de katholieke kerk’ zonder meer over één kam te scheren en te vergelijken met de arrogante clerus uit Jezus’ tijd. Er zijn vandaag nog veel priesters, religieuzen en bisschoppen die hun leven wijden aan de bevrijding van kwetsbare en verdrukte mensen.  Maar de aanklacht in de reeks ‘Godvergeten’ is wel degelijk gericht tegen de kerk als instituut, die geweld heeft toegedekt en de slachtoffers genegeerd heeft. “Wir haben es nicht gewuszt” is hier niet op zijn plaats. Het seksueel misbruik is zelfs symbool geworden voor de eeuwenlange patriarchale cultuur waarin de clerus een onaantastbaar gezag had verworven, verstikkende wetten oplegde aan de mensen, soms zelfs kolonisatie en onderdrukking legitimeerde, en waarin de vrouwelijke helft van de bevolking tot op vandaag nog een tweederangsrol toebedeeld wordt.  Misschien moeten we de groeiende afkeer van de jongere generaties tegenover de Kerk als instituut leren zien als een overgangsfase: een fase waarin God zelf afstand neemt van het huidige establishment om het elders of later opnieuw te proberen? Die gedachte kan zelfs heel troostvol zijn: een God die de kerk uit loopt, op zoek naar nieuwe gelovigen om het anders aan te pakken.

 

Lied 554 ‘Voor mensen die naamloos’

Inleiding op tweede lezing

In ‘In naam van de vader’, het boek met 101 getuigenissen van slachtoffers neergepend door Rik Devillé, is Eva de eerste die haar relaas doet. In zijn inleiding schrijft Rik daarover: “Dat Eva de rij opent, is tegelijkertijd symbolisch maar ook historisch correct. De naam Eva herinnert ons aan de eerste vrouw, de echtgenote van Adam zoals de Bijbel verhaalt. Alle zonden die Adam ooit heeft begaan werden haar aangerekend. Zij was de oorzaak van alle ellende. Maar Eva Demoor is gewoon ook het oudste gekende misbruikverhaal in de hedendaagse Belgische kerkgeschiedenis.” 

2e lezing: het verhaal van Eva - door Rik Devillé (in: De Wereld Morgen, 29 september)

“Sinterklaasavond 1949 veranderde mijn leven totaal. Als klein kind had ik nochtans al veel meegemaakt. Mijn moeder stierf aan kanker toen ik vijf jaar was. Toen ik dertien jaar was, ontdekte ik dat ik mijn moeders achternaam, Demoor, droeg en niet die van mijn vader Duysse. Mijn vader had namelijk zijn eerste vrouw vermoord en was daardoor zijn burgerrechten verloren. Om die reden kon hij niet met mijn moeder trouwen. Ik was zo ontdaan en verdrietig dat ik troost zocht bij de parochiepriester, pater Marcellus, die vaak bij ons over de vloer kwam. Maar op die Sinterklaasavond 1949, toen ik hem mijn verdriet vertelde, randde hij mij thuis aan. Totaal van de kaart vluchtte ik het huis uit naar mijn tante die in het dorp verderop woonde. Zij verwittigde meteen de politie.

De politie nam mij mee en nooit heb ik mijn thuis, mijn vader en mijn twee broers nog gezien. De priester kreeg drie maanden voorhechtenis en werd op aandringen van de toenmalige bisschop van Gent zonder verdere vervolging vrijgelaten. Vijf jaar lang werd ik opgesloten in verbeteringshuizen. Eerst in Gent, waar ik voor de rest van mijn gevangenschap nooit meer mijn eigen naam Eva hoorde uitspreken. Ik werd nummer 9910. Vijf jaar lang. Na Gent kwam Brussel, waar ik samen met een vriendin wegvluchtte. Toen ik ’s anderendaags werd opgepakt werd ik naar Antwerpen gebracht. Daarna werd ik nog overgeplaatst naar Marseille en nog later kwam ik in Venlo terecht.

Zelfmoordpogingen, naalden inslikken of mijn armen kerven, ik deed het mij allemaal aan. Maar buiten geraken lukte niet. Zestig jaar later kan ik de littekens nog tonen. Ik bleef opgesloten tot mijn meerderjarigheid. Gewoon omdat ik een misdadiger was ontvlucht, werd ik als veertienjarig kind veroordeeld voor openbare zedenschennis en landloperij. Nochtans was niet ik de misdadiger. Ik was nog minderjarig. En de politie pakte mij op bij mijn tante, niet op straat. Toch kreeg ik een veroordeling en straf van vijf jaar opsluiting.

Zestig jaar later kan ik de littekens nog tonen. Verbeteringshuizen en gestichten in België, Frankrijk en Nederland onthaalden mij telkens als meisje 9910. Poetsen, schrobben en herstelwerk was alles wat ik leerde. Mijn naam heb ik vijf jaar lang niet gehoord. Ook van de andere meisjes, mijn lotgenoten, heb ik nooit vernomen hoe hun naam was. Maar ik overleefde dankzij één kinderboek dat ik angstvallig verstopte en las en herlas.

Pas in 2004 zal mevrouw Godelieve Halsberghe van de gelijknamige commissie mij voor het eerst horen en waarde hechten aan mijn verklaringen. Ze doet er alles aan om mij te laten erkennen als slachtoffer van die priester. Wat haar na veel aandringen ook lukt. Maar mijn strafblad, dat ook zij onrechtvaardig vindt, kan zij niet vernietigen.”

Commentaar

Het gruwelverhaal van Eva, de aarts-moeder van de slachtoffers van seksueel misbruik in de Kerk, zal door sommigen weggezet worden als ‘iets uit het verleden’. Het toont echter aan hoe een machtige en hooggewaardeerde instelling ertoe komt om mensenrechten te schenden, tegen haar roeping in die er uitgerekend in bestaat om mensen te bevrijden. Het gaat trouwens niet alleen om seksueel misbruik. Herinner je ook de verhalen over de anonieme massagraven van inheemse kinderen op de terreinen van Canadese internaten. Ook in eigen land hebben katholieke instellingen in de jeugdbescherming duizenden kansarme kinderen en ongehuwde moeders opgevangen die tegen hun zin uit hun milieu werden weggerukt, omwille van het burgerlijke fatsoen, maar vaak met levenslange trauma’s tot gevolg. De macht die de Kerk in de loop van de geschiedenis heeft verworven heeft haar blind gemaakt voor al het onrecht in de samenleving én in eigen rangen. Om die waan om te keren zullen drastische hervormingen nodig zijn. Paus Franciscus heeft enkele stappen daartoe ondernomen, maar hoelang zal het proces nog duren? Wanneer zullen vrouwen niet alleen tot priester, maar ook tot kardinaal of paus benoemd worden? Wanneer zal de bevrijdingstheologie haar volwaardige plaats krijgen in de verkondiging? Enzovoort. Ik denk dat deze brandende vragen mee verklaren waarom onze kinderen en veel vrouwen de Kerk de rug hebben toegekeerd. Zij hebben ‘met hun voeten gestemd’.

Maar nu terug naar de slachtoffers. Rik Devillé gaf nog volgende commentaar op het verhaal van Eva: 

“Eerherstel? Wie loopt nu nog warm voor deze veteranen? De feiten zijn gebeurd in een te ver verleden. Alsof de Tweede Wereldoorlog, die in diezelfde periode vele jonge soldaten de dood in joeg, zijn slachtoffers zou kunnen laten verdwijnen in een anoniem graf, voor eeuwig en altijd zonder uitzicht op eerherstel. De oorlog die mij (d.i. Rik Devillé zelf) en alle andere slachtoffers van seksueel misbruik als kind of jongere is overkomen, is nog niet toe aan een wapenstilstand. Erkenning en eerherstel ontvangen van de vertegenwoordigers van de katholieke kerk maar ook van al dan niet koninklijke staatshoofden blijft ons streefdoel. Ook wij zijn Europese staatsburgers maar dan burgers wier rechten als kind fundamenteel geschonden zijn, en die nooit helemaal in ere werden hersteld. De rechtsstaat heeft ons al te lang aan ons lot overgelaten. Wij hopen dit eerherstel liefst niet postuum in ontvangst te moeten nemen.”

De belangrijkste verdienste van de reeks ‘Godvergeten’ is wellicht dat de slachtoffers zelf van seksueel misbruik centraal heeft gesteld. Misschien kennen wij ook persoonlijk slachtoffers – binnen of buiten kerkelijk verband? Bij het kaarsjesritueel kunnen we bijzonder aan hen denken, en onze inzet voor hen vernieuwen. En straks na de communie kan wie dat wil vooraan een voorbede komen formuleren.

Lied 772B Voor kleine mensen

Kaarsjesritueel – Juan Gutierrez, La escuela

Onze Vader

Vredewens

Communie  - Alou Soroma (B. Sissoko)

Voorbeden

Na elke voorbede: acclamatie 125 ‘Gedenk ons hier bijeen’

Antwoord van de Kerk

We lezen een paar uittreksels uit de brief van de Vlaamse bisschoppen, die vorige week in de meeste kerken al voorgelezen werd als begin van antwoord op de reeks ‘Godvergeten’.

“Wanneer slachtoffers alsnog de moed vinden om over hun diepe pijn en leed te spreken, dienen we eerst én vooral te luisteren en respectvol te zwijgen. Zij en hun naasten verdienen al onze aandacht. 

Wij begrijpen hun woede tegenover de daders en tegenover ons, de Kerk en haar verantwoordelijken. Ja, we hebben gefaald. En voor deze harde realiteit bieden we vandaag opnieuw onze excuses aan. Het is en blijft een gitzwart hoofdstuk in de geschiedenis van de Kerk. Dat mogen we nooit vergeten.

Ook binnen onze plaatselijke kerkgemeenschappen leven er vele vragen. We moedigen aan hierover met elkaar te spreken. De pagina op Kerknet, die systematisch actuele vragen samenbrengt en probeert te beantwoorden, kan daartoe wellicht een goede hulp zijn. Kerkelijke medewerkers en gelovigen worden ook bevraagd in hun engagement voor de kerk. Alleen de waarheid kan bevrijdend werken. We dienen elkaar daarin te steunen en in vertrouwen samen te werken aan een kerk waarin misbruik geen plaats heeft.

Ook de kerkelijke structuren worden in vraag gesteld. We sluiten ons aan bij de uitdrukkelijke wens van paus Franciscus om een einde te maken aan de klerikale cultuur waarvan het misbruik een gruwelijke uitwas is. Aan ons allen om daar op elk gebied werk van te maken.”

 

Slotlied 553 Gij die geroepen hebt ‘licht’

 

Slotgebed

Meer dan ooit, God
Bidden wij om uw Geest
Voor een nieuwe wind in onze Kerk:
Laat haar afstand doen van de oude klerikale cultuur.
Laat het menens zijn met haar respect voor kwetsbare mensen
voor gelijkwaardigheid en mensenrechten in het algemeen.
Laat het menens zijn met luisterbereidheid, transparantie en dienstbaarheid
Geef ons de inspiratie en energie 
Om als kleine zoekende gemeenschap 
Daaraan bij te dragen
Voor de generaties die na ons komen

Amen

 

Aankondigingen

  • dinsdag 10 oktober om 20u spreekt Hans Ausloos hier in Filosofenfontein over ‘Geweld, God en Bijbel’ in het kader van ons avondprogramma. 
    Het wordt een reflectie op de veelkleurige relatie tussen geweld, God en Bijbel.
    Hans Ausloos is professor Bijbelwetenschappen aan de UCLouvain. 

  • Volgende zondag 15 oktober is er vlak na de viering opnieuw Kerkberaad: ditmaal niet over de toekomst van Filosofenfontein maar over de afsluiting van het voorbije werkjaar en de perspectieven voor het volgende jaar.

  • En de zondag nadien, 22 oktober, om 15u, krijgen we hier in de kapel het tweede deel van de cellosuites van Bach aangeboden, verteld en op viool vertolkt door Johan Van Hulle. Wie er vorig jaar bij was kan getuigen dat het tegelijk een aangenaam concert was en een levendige biografische situering van de cellosuites – een sterke aanrader!

Voor alle verdere info verwijs ik graag naar de kalender op onze website, of de e-bubbels die deze week in je digitale postbus beland zijn.

231001

26e zondag (2023) – Jezus navolgen: Filippenzen 2,1-11

 

Marcel Braekers

Openingszang 830B uit angst en nood

Begroeting 

Hoe moet het toch verder met onze Kerk? Na een trage, geluidloze leegloop is er nu de periode van openlijke agressie, diepe verontwaardiging, groepsontdopingen, enz. Het heeft geen zin erop te wijzen dat het meeste misbruik binnen familiebanden gebeurt, want in de huidige verontwaardiging zit voor mij ook een religieus element. Het is heilige verontwaardiging omdat het meest verhevene werd besmeurd. Ik werd door enkele goed menende gelovigen aangesproken met de vraag of het niet goed zou zijn om een vrije tribune te schrijven waarin gezegd wordt dat er ook een andere kerk en een ander christendom bestaat. Maar ik heb dat afgeraden, omdat ik denk dat het alleen nog meer irritatie zou opwekken (zoals ook de goedbedoelde reactie van mgr. Bonny slecht werd onthaald). Je krijgt dan reacties in de zin van: zie je wel, ze willen alles weer toedekken. Ik denk dat de verontwaardiging, de kwetsuren en het lijden hun tijd nodig hebben om te genezen. Tom Nagels maakte in de krant de vergelijking met wat gebeurt in de islam waar ook diep gelovige moslims reageren tegen de aanslagen met te zeggen dat dit niet de echte islam is. Dat werkt niet. Het beste lijkt me op dit ogenblik om bescheiden en stil mee te leven met de slachtoffers en iedereen die zich gekwetst voelt, en om in ons concrete leven te tonen dat christen zijn een diepe en onvervangbare waarde heeft. Of men ook op organisatorisch vlak lessen zal trekken kunnen we alleen maar hopen. 

Met dat alles in mijn hoofd las ik de lezingen van deze zondag en wil ik de tweede lezing behouden waarin Paulus de gemeente van Filippi oproept om echte navolgers van Jezus Christus te worden. Navolgen is niet imiteren maar houdt in dat men de diepe inspiratie van Jezus op een eigen en eigentijdse manier gestalte geeft. Hoe doe je dat in deze tijd en in deze omstandigheden?

Nr. 114, 6 – 12  uit naam van de wereld

Gebed 

Goede God,

Als bron van licht en leven

Hebt Gij U te kennen gegeven.

Als nieuwe adem

Zijt Gij voor mensen geweest.

Uw trouw

Heeft hen gevoed.

Als uitgesproken liefde,

Als een woord

Van uw lippen

Heeft Jezus

U ons nabij gebracht.

In dat licht

Zijn wij getroost

Met een nieuwe naam.

Hoe zullen wij dan nog

Alleen onszelf vertrouwen,

Onszelf een naam maken?

God, benoem ons

Met de liefde van uw Zoon.               (S. de Vries, Het rijk alleen p. 214)

 

Inleiding op de lezing

We luisteren nu naar een stuk uit de brief van Paulus aan de christenen van Filippi. Het is ongeveer het jaar 58 – 59 n.C. Paulus is gevangengenomen en zit in Rome of Caesarea vast. Vanuit gevangenschap schrijft hij naar zijn geliefde gemeente in Filippi. De gemeente was hem erg dierbaar en Paulus schrijft niet om grote theologie uit te werken maar vanuit vriendschappelijke hartelijkheid. De lezing bestaat uit twee deeltjes die je op elkaar kunt leggen. Eerst schetst Paulus hoe een christen hoort te leven. Vervolgens past hij dit toe op het leven van Jezus door gebruik te maken van een hymne of lied dat wellicht al werd opgezegd in de samenkomsten.

Filippenzen 2, 1 – 11

Lied 313 Christus, de gestalte van God

 

Homilie

Ik vind het zo’n prachtige lezing dat ik nog een stukje wil herhalen:

Maak mij volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven , één van geest. Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf.

Als er iets valt te leren uit het nabije verleden van onze kerk dan is het de eigenwaan. Niet alleen gezagsdragers, maar iedereen die in de kerk een bijzondere functie of roeping had, achtte zichzelf hoger of beter dan de anderen. Kloosterleven noemde men de weg van volmaaktheid, de paus noemde zich servus servorum, bisschoppen noemden zichzelf de herders van hun kudde, enz. maar hoe was de concrete werkelijkheid? De lezing van deze zondag gaat een heel andere weg. 

De tekst is een mooi tweeluik waarbij Paulus in het eerste deeltje zijn geliefde gemeente aanspoort om in diepe bescheidenheid de ander belangrijker te achten dan zichzelf. Om dat te illustreren verwijst hij naar een hymne die wellicht reeds vlak na de dood van Jezus werd gezongen of gezegd. Daarin wordt Jezus beschreven als ons voorbeeld ter navolging. Van die Jezus wordt gezegd ‘dat Hij afstand deed van zijn eerste identiteit’. In later eeuwen begreep men deze uitspraak alsof Jezus zijn identiteit van God aflegde om zo slaaf te worden. Maar ik denk dat zoals ook Schillebeeckx aantoonde deze voorstelling bij de eerste christenen nog niet echt leefde. Zoals Jezus hier wordt bezongen staat Hij eerder in tegenstelling tot Adam, zeg maar ieder mens. Wij allemaal hebben de neiging om onszelf belangrijker te achten dan de anderen. Eigenwaan en geldingsdrang zit in onze genen en is dus ook onze spontane reactie. Daartegenover staat Jezus die zichzelf leeg maakte en zo zich helemaal beschikbaar stelde voor de opdracht en de kracht van zijn Vader. Daarbij moet je deze uitspraak verbinden met wat Paulus in de brief aan de Corinthiërs schrijft over het mystieke lichaam. Samen met Jezus als hoofd vormen wij één groot lichaam dat alle eigenwaan heeft afgelegd en zich leeg maakt om vervuld te worden van Gods kracht en dienstbaar te zijn.

Ik kan er niet omheen om deze verheven gedachten te lezen tegen wat zich vandaag afspeelt in onze Kerk. Plegers van misbruik hebben op de eerste plaats hun slachtoffers beschadigd. In de 40 jaar dat ik als therapeut heb gewerkt had altijd een aantal slachtoffers van misbruik; en in veel gevallen kreeg ik het gevoel dat velen van hen mentaal werden vermoord. Vanwege het misbruik had men nog meer dan anderen behoefte aan nabijheid en erkenning, maar tegelijk is men angstig voor elk teken omdat men weer misbruik vreest. Men leeft zo in een wereld van diepe eenzaamheid ook al is uiterlijk niets te merken. 

Wat de daders deden beschadigt ook ons allemaal en breekt de idee van mystiek lichaam stuk. Veel verontwaardiging is heilige verontwaardiging en dient men te respecteren. Het heeft in die context geen zin om zichzelf of het christendom te verdedigen, het versterkt alleen maar de boosheid. Ik denk dat daarom deze kleine tekst van Paulus een weg wijst. We kunnen alleen maar in diepe bescheidenheid meeleven met het leed en de verontwaardiging en door ons concrete leven tonen dat we navolgers zijn van Jezus. Het is een stille manier om mee te werken aan herstel en heling.

Groot dankgebed 165 Gij die weet

Na de communie 541 neem en eet

Slotgebed
‘Deel tezamen brood en wijn, heel de onmacht en de pijn’
Zo zongen wij en daarom bidden wij nu:
Heel de pijn die in deze dagen geleden wordt En waar wij tekort schieten vragen we God te genezen wat ons te boven gaat.
De verbondenheid in de verrezen Christus geeft nog een scherper besef van de breuken die bestaan, het lijden dat onherstelbaar aanwezig blijft.
De slachtoffers van misbruik zullen als een ongeneselijke wonde onze Kerk en onze verbondenheid in Christus blijven tekenen. We kunnen niet anders dan ons in tranen neer te buigen en Gods kracht en troost af te smeken. Want alleen Hij kan genezen waar mensen faalden. Laat dat de hoop zijn die ons verder draagt.

 

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.