Recente Zondagsvieringen

De vieringen uit het verleden zijn gepubliceerd per kerkelijke jaar in het Archief.

De meest recente vieringen zijn:

- 26.11.23: Wat je voor de minste deed heb je voor Mij gedaan (Marcel)
- 19.11.23: Parabel van de talenten (Maggy)
- 12.11.23: Hoe kijken we vooruit? (Marcel)
- 05.11.23: Speel geen theater! (Jan)
- 01.11.23: Allerheiligen (2023) – De gedroomde stad (Marcel)
- 29.10.23: Viering rond Oosterhuis – God, waar en hoe verschijnt Gij ons? (Jan en Hendrik)
- 22.10.23: Viering rond Oosterhuis - Maatschappelijke betrokkenheid en innerlijkheid (Frank en Jef S.)
- 15.10.23: Viering rond Oosterhuis – Van duister naar licht ( Jef VdB, Ria Vd en Jacques)
- 08.10.23: Bidden om een nieuw verbond (Ides)
- 01.10.23: Jezus navolgen (Marcel)



De Preek van de week (Dominicanen) vind je via deze link: https://www.dominicains.be/nl/preekvandeweek

230924

24 september 2023 – 24e zondag Vergeving tussen mensen, met de mateloosheid van Gods liefde

A – Mt. 18,21-35 

Frank Cuypers 

Lezingen: Sir. 27,30-28,7; Ps. 103; Rom. 14,7-9; Mt. 18,21-35

Gongsignaal - Kruisteken + verwelkoming:

Goedemorgen beste mensen. Wij weten ons samen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Genade en vrede voor ieder van jullie. Welkom op deze mooie herfstzondag in de rustige en stille omgeving die schittert in de herfstzon. “Gezegend deze dag!” Wij zingen samen het openingslied nummer 103, en wij staan daarvoor recht. 

Openingslied: 103 – Gezegend deze dag

InleidingHoe zou het nog zijn met het Team “Het Kookeiland”, de winnaars van de Kwis op het recente Fonteinfeest? Ik beeld mij in dat zij zich nog steeds in een toestand van gelukzaligheid bevinden, na het winnen van een volle aflaat en kwijtschelding van schulden. Het is hen van harte gegund na hun glansprestatie.  Over vergeving en omgaan met schuld gaat het ook in de lezingen van vandaag. Niet in het kader van een wedstrijd en eerste prijs, maar als een opdracht voor mensen. De opdracht om elkaar te vergeven vanuit de kracht en het besef dat God ons in het leven heeft geroepen en ons elke dag aanneemt zoals we zijn.Laten we daarom deze viering beginnen met ons voor God open te stellen en Hem om zorg en nabijheid vragen.

Vergeving: 412 – Wat ik gewild heb 

Openingsgebed

Het is uw Naam

Die mensen nieuwe moed gaf

Om het leven aan te gaan,

Want Gij ging hen voor.

Het was uw Naam

Die mensen verbond

Om te bouwen

Aan een thuis voor elkaar.

Het is uw Naam

Die nog over ons

Wordt geschreven,

Als een hoopgevend woord

Om niet te versagen,

Als een genadig licht

Om niet te verdwalen. 

 

Schep ons ruimte

Voor uw toekomst.

Gun ons de lange adem

Om te bouwen

Aan een wereld waar

Uw Naam ronduit kan wonen

Ons allen tot zegen.                (S. de Vries, Bij gelegenheid I, p. 188)

Lezingen : Evangelie

Tussenzang: 574 – Wij bidden U om vrede  

Homilie

Je moet al wat doorzettingsvermogen hebben om tegenwoordig de actualiteit te blijven volgen want veel opbeurend nieuws valt er niet te rapen. Wekelijks hoor of lees je berichten over verkeersongevallen waarbij onschuldigen worden aangereden door een chauffeur onder invloed. Wekelijks hoor of lees je berichten over partnergeweld. Er was de zaak Sanda Dia. Sinds anderhalf jaar is de oorlog in Oekraïne een vast onderwerp, en door deze oorlog zijn vele andere conflicten in de wereld verdrongen uit het nieuws, maar ze gaan wel onverminderd door. Ook het misbruik in de kerk kan in deze opsomming niet ontbreken. En ik sluit het rijtje af met de sociale media, die vaak vergaarbakken van leugens, haat en wrok zijn, en overal in de maatschappij slachtoffers maken. Hoe moeten we hier als maatschappij mee verder? In het boek Wijsheid van Jezus Sirach lezen we hierover: Wrok en woede zijn iets afschuwelijks: alleen een zondaar blijft ermee lopen. En in het evangelie van vandaag hoorden we de oproep van Jezus om te vergeven: tot zevenmaal zeventigmaal. Hoe moeten we hiermee aan de slag? Ik hoorde in de loop van de week een interessant interview op de radio met Stanislas Eskenazi. Eskenazi was op het recente proces over de aanslagen in Zaventem en Maalbeek de advocaat van Mohamed Abrini, “de man met het hoedje”. Hij legde in het interview heel veel nadruk op het belang van het formaat van het assisenproces: zowel de vorm van de confrontatie tussen daders en slachtoffers als het aspect van de lange duur van het proces. Beide elementen, confrontatie en duur, waren volgens Eskenazi essentiëel voor de verwerking van de gebeurtenissen door de schuldigen en slachtoffers. Hij duidde er ook op hoe er doorheen het proces, en buiten aandacht van de media, op een of andere manier een toenadering ontstond tussen daders en slachtoffers waarbij soms zelfs sprake kon zijn van een zekere verzoening. Een ander mooi voorbeeld van daders en slachtoffers die met elkaar samenkomen om te zoeken naar een toekomst vond ik in de Waarheids- en Verzoeningscommissie uit Zuid-Afrika, onder leiding van bisschop Desmond Tutu, op het einde van de vorige eeuw.  Deze commissie benadrukte dat de weg naar vergeving en heling alleen open komt te liggen als slachtoffer en dader elkaars menselijkheid kunnen erkennen. Tijdens de processen was er vergeving voor daders als zij alle verhalen van pijn gehoord hadden en zijzelf hun daden opbiechtten. Het was een langdurig proces, maar de waarheidscommissie wordt internationaal gezien als een groot succes, en speelde een sleutelrol speelde in de Zuid-Afrikaanse democratische transitie.
 
Twee elementen zijn essentiëel in beide voorbeelden. Er is enerzijds het aspect tijd en geduld. Vergeving vragen kost tijd. Het is een proces: onder ogen zien wat je gedaan hebt, de pijn bij de ander zien, erkennen en daar berouw over hebben; zelf benoemen en belijden wat je verkeerd deed, vergeving vragen, schade herstellen. Hetzelfde geldt voor vergeven: ook dat is een levensproces, geen bepaald moment in de tijd.En er is anderzijds het “samenwerken”: daders en slachtoffers werken samen aan het proces van verzoening en vergeving. Hierover lezen we wij Levinas: “vergeving is in de eerste plaats een zaak tussen slachtoffer en dader, tussen mensen, als intermenselijke verhouding. Niemand, zelfs God niet, kan vergeven wat ik mijn naaste heb misdaan.” Met deze uitspraak komt Levinas op voor de integriteit van het slachtoffer. Als God een misdaad zou kunnen vergeven terwijl de medemens die het slachtoffer van die misdaad is, onverzoend blijft, is dat pure gewelddadigheid. Alleen het slachtoffer zelf heeft het recht om aan te geven of, en wanneer er sprake kan zijn van vergeving. Dat is geen tekortschieten van de goddelijke verzoening, maar het gaat om de integriteit van de menselijke verantwoordelijkheid die gehandhaafd moet blijven. De kernboodschap van Levinas is: “Vergeving is in de eerste plaats een zaak tussen slachtoffer en dader, tussen mensen”. Geen simpele opdracht. En de opdracht van Jezus in het evangelie maakt de zaak nog moeilijker: “Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven”. Altijd “moeten” vergeven lijkt een bovenmenselijke, onmogelijke taak. Maar, is vergeven wel iets dat wíj moeten presteren? Waarbij wij ons wellicht tot een bovenmenselijke inspanning zouden moeten dwingen?   Laten we de parabel in het evangelie wat van naderbij bekijken: het gaat over de wederkomst van een Heer. Over rekenschap, vergeving en kwijtschelding. Opvallend is de grootte van de schuld van de eerste dienaar. Tienduizend talenten komt overeen met ongeveer 20 miljard euro. Kunt u zich voorstellen dat u dit iemand schuldig bent? Aan €3000 per maand moet u iets meer dan 550.000 jaar werken om dit bedrag af te betalen zonder er zelf van te leven. Een absurd bedrag. En dat wordt kwijtgescholden. De Heer in de parabel staat natuurlijk voor God. De dienaar is ieder mens. U en ik. Wat is de schuld die de mens heeft? Het is het leven dat ons gegeven werd. De wereld en de plaats waar wij leven mogen om voor te zorgen. Het zijn de medemensen die ons toevertrouwd zijn. Het is de liefde van Christus die ons heeft verlost en het eeuwig leven schenkt. Het is ons gegeven. Het werd ons toevertrouwd. De schuld is daarbovenop ook de zonde die ik bega tegen de Heer die mij het leven gaf en het eeuwig leven belooft; de zonde die ik bega waardoor ik de medemens gebruik en hem tekort doe; de zonde die ik bega door niet zorgzaam om te springen met de wereld die mij gegeven wordt.De parabel uit het evangelie van vandaag geeft ons een beeld van Gods goedheid. Die is mateloos. God is een barmhartige God die elke keer nieuwe kansen geeft aan wie zich klein en nederig tot hem keert en hem vraagt om vergeving. Het gaat om een geschenk dat je leven in zijn totaliteit raakt en daarop kan je enkel maar antwoorden met erkenning, met dankbaarheid en het bezingen van Gods goedheid. En met vergeving.  Laat ons verder leven vanuit de mateloze barmhartige goedheid van God én haar gul delen met onze medemensen. Tot zeven maal zeventig maal.

Stiltemoment

Voorbeden – Keervers: 123 – Keer U om 

Vergevingsgezindheid staat in het leven van Jezus

met een sterretje genoteerd.

Wij doen er goed aan dat voorbeeld te volgen

omdat ons leven anders nauwelijks leefbaar is.

En hoe vaak dan? vroeg Petrus.

“Niet zeven keer, maar zeventig maal zeven keer.”

Daarom vragen ook wij: Keer U om ....  

 

De kracht om vergeving te kunnen schenken

halen we niet uit onszelf.

Die komt van God,

die ons als eerste heeft liefgehad.

Wij kunnen slechts proberen

iets van die liefde van God te weerspiegelen

in onze vergeving aan anderen.

Daarom bidden wij: Keer U om ....

 

Als een Goede Herder

keert God zich nooit af van een verdoold schaap.

Zijn vergeving sluit niemand uit,

tenzij die ene die weigert anderen te vergeven.

Vergiffenis weigeren

is verraad plegen tegenover Gods barmhartigheid.

Daarom vragen wij: Keer U om .... 

 

Offerande: Kaarsjes (muziek: CD Chants de la prière à Taizé – Adoramus te, o Christe – Track 2) 

Bij de gaven: 149 – Oergebaar

Groot Dankgebed: 153 – Verschenen is de mildheid    

Communie (muziek: Haendel – Concerto no 6 in B flat major for harp HWV294 –Allegro moderato – nr 23)

Communielied:  527 – Leer van de liefde

Gebed

God, onze Vader,

Gij zijt barmhartig en genadig.

Gij vergeeft ons

zonder rekening te houden met de omvang van ons kwaad.

Wij bidden U:

geef ons de geestkracht om U na te volgen.

Dat wij niet hard en ongenaakbaar,

maar mededogend door het leven gaan.

Laat ons leven uit uw hand,

elke dag opnieuw. Amen.  

Zegen + aankondiging kerkberaad 

230917

25e zondag 2023: loon naar werken? Mat. 20,1 – 16a

 

Marcel Braekers

Openingszang 544 De Heer is mij tot hulp en sterkte

Begroeting

De Franse filosoof René Girard was niet erg vriendelijk toen hij de mens beschreef. Mensen zijn van nature door en door competitief en jaloers. Ze vinden dat ze nooit genoeg hebben en zijn jaloers op wat anderen hebben. Dat moeten ze ook hebben, maar aangezien dat niet zomaar kan is er altijd competitie en sluimerend geweld. Soms breekt het dan los en reageert de groep zich af op een zondebok die men dan uitsluit of doodt, en zo keert de rust terug. Het patroon past zeker op het gedrag van veel groepjes jongeren, maar mag je dat zomaar veralgemenen? Het christendom is in dat opzicht voor Girard uniek, omdat hier werd aangetoond dat het slachtoffer of de zondebok, Jezus van Nazareth, onschuldig was. Daarmee opende het christendom de ogen van alle mensen en hield het hun een spiegel voor.

Aan deze gedachtenconstructie moest ik terugdenken bij het lezen van het evangelie van deze zondag. Het gaat weer eens over een parabel waarin iets ongewoon gebeurt. Aan het einde van de dag betaalt de heer even veel aan iedereen, zowel degenen die ’s morgensvroeg waren aangeworven als die maar in de late namiddag aan de slag gingen. Dat veroorzaakt jaloezie en protest. Hadden er in die tijd vakbonden bestaan dan was het kot te klein geweest. Was het wel zo onredelijk wat die heer deed? En wat wilde Jezus ermee verduidelijken?

 

Bidden wij over dit huis nr. 115

 

Gebed

U danken wij ,God

Dat Gij steeds weer uw gemeente verzamelt,

Mensen aanraakt en opraapt;

Dat Gij ons bijeenbindt in vertrouwen,

Ons met liefde voedt

En ons het visioen niet onthoudt.

Wij danken U

Wanneer mensen hun gaven in dienst stellen

Van uw Woord en uw Rijk,

Van uw gemeente.

Dat zij niet zonder ons hun werk doen.

Wees zelf de uitdaging die hen voor ons maakt 

tot verspieders van uw goede aarde.    (S. de vries, Het rijk alleen p.147)

 

Evangelie Mat. 20, 1 – 16a

Lied 517 als regen die de aarde drenkt

 

Homilie 

Met een groepje kinderen zo tussen 10 en 12 jaar had ik een boeiend gesprek naar aanleiding van de parabel over de gulle eigenaar en de aangeworven dagloners. Mijn eerste vragen waren vrij onschuldig: ik vroeg hen of het rechtvaardig is dat de ene papa of mama meer verdient dan de andere? En als ze niet gaan werken omdat ze ziek zijn of depressief moeten ze dan ook hun loon ontvangen? De antwoorden waren nogal verschillend maar toch kon men ermee leven dat er verschillen zijn, want sommige jobs zijn zwaarder of soms gevaarlijker. Een meisje maakte de bedenking dat wel iedereen genoeg moet krijgen om te leven, een verrassend mooie gedachte op die leeftijd. Daarna stelde ik een dwingender vraag: stel dat je voor je mama een klusje hebt opgeknapt en ze je daarvoor een ijsje geeft, maar daar komt je broertje binnen van de voetbal en ook hij krijgt zomaar een ijsje: vind je dat rechtvaardig? Bijna iedereen vond het onrechtvaardig, want die broer had het niet verdiend. Toen moest ik hen confronteren met de parabel waarin wordt verteld dat aan het einde van de dag de eigenaar aan alle dagloners eenzelfde loon gaf. Dat dankzij die gulheid ook de gezinnen van wie het laatst was aangeworven konden overleven, vond men heel terecht, maar het gevoel bleef er. Helaas, niet alleen kinderen kijken en vergelijken, ook volwassenen doen zo. De parabel verwijst terecht naar die fantastische tekst in het boek Deuteronomium:

 

Een dagloner, die het al moeilijk genoeg heeft, mag u niet uitbuiten, of het nu iemand van uw eigen volk betreft of een vreemdeling die in een van uw steden woont. U moet hem nog dezelfde dag, voor zonsondergang, uitbetalen; want hij is arm en het gaat hem juist om dat loon. (Deut. 24, 14 – 15)

Sociaal gezien toch bijzonder dat Jezus het recht op een minimuminkomen verdedigt. Wat moeten al die paria’s niet glunderend naar elkaar hebben gekeken, toen ze dit verhaal hoorden. Eindelijk eten voor het hele gezin. Natuurlijk had die eigenaar aan de eersten ook meer kunnen geven dan was overeengekomen. Dan zou het principe ‘loon naar werken’ overeind zijn gebleven, maar de parabel wil iets anders zeggen  Zoals altijd in parabels is het ongewone de motor om de boodschap die ze wil brengen te achterhalen. 

Jezus wil dat zijn volgelingen een grondige bekering doormaken zodat ze anders gaan kijken, en een andere houding aannemen zoals die van de eigenaar. In het dagelijkse leven zijn mensen altijd bezig met vergelijken. Ze verlangen naar datgene dat anderen hebben. Door te vergelijken worden ze jaloers op wie meer heeft of wie iets heeft dat zij nog niet hebben. René Girard maakte er met zijn theorie over de mimesis de basis van zijn filosofie van. Mensen willen bezitten wat ook de anderen hebben, maar gezien het tekort leidt dat tot spanning en conflict. Ik kan dan moraliserend zeggen: we moeten leren leven met genoeg voor onszelf en met genoeg voor iedereen, maar ook dat werkt niet. Men kruipt slechts uit dit patroon van nabootsen en vergelijken als men door een ander principe wordt beroerd vb. een religieus motief. De parabel wil daarom meer dan sociale rechtvaardigheid en om dat te bereiken maakt ze een sprong van het alledaagse naar het spirituele. 

Om dit te verduidelijken verwijs ik naar een andere parabel over kwijtschelding: een knecht was 10.000 talenten schuldig aan zijn heer, terwijl een ander hem 100 denariën schuldig was. Omdat de heer bereid was die enorme schuld te vergeven, had die dienaar zoveel mildheid moeten voelen dat hij zonder moeite die kleine som  van zijn collega kon laten vallen. Dat deed hij niet en daarom greep de heer in. 

Hetzelfde principe komt hier terug: Jezus wil meer dan moraliserend wijzen op het belang van voldoende om te leven (hoe belangrijk die idee ook is), Hij wil zijn volgelingen gevoelig maken voor de grootmoedigheid en gulheid van de eigenaar, van God. Wie dat eens heeft mogen ervaren, houdt op met vergelijken. Wie de liefde en nabijheid van God heeft mogen ondervinden al is het maar één moment, die leeft voortaan vanuit een sobere, blije houding van genoeg. Dat is de vreugde van de Blijde Boodschap en van de komst van het Rijk van God waarin voor concurrentie, jaloezie en boosheid geen plaats meer is. Zo zou het nieuwe leven en samenleven moeten zijn, aldus de droom van Jezus. 

Groot dankgebed 156 Wees hier aanwezig in uw woord

Na de communie refrein 534 "Gij die boven mensen uit" na elke gebed

  • In deze dagen gaan onze gedachten en ons meeleven naar de vele slachtoffers van natuurgeweld: de slachtoffers van de aardbeving in Marokko, slachtoffers van branden en watervloed, mensen ontheemd door tornado’s. Samen met hun verdriet zingen wij.
  • Twee weken geleden werd in Brussel een nieuwe aartsbisschop gewijd, bidden wij tot de heilige Geest opdat zij Luc Ter Linden mag verlichten en hem de kracht mag geven om met onze Belgische gemeenschap een weg van liefde en gerechtigheid te gaan.
  • Bidden wij voor onze zieken en bejaarden, voor de vele mantelzorgers, voor allen die zich inzetten om het leven van anderen draagbaar te maken.

230910

23e zondag (2023): Waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden

 

Herman Wouters

Inleiding

Ettelijke jaren geleden (1985) ging ik naar een optreden van Will Tura op Marktrock. Ik stond op de Oude Markt naast een papa met een dochter die allebei luidkeels mee joelden: “Vergeet Barbara, ze verdient jouw liefde niet.” Na een zekere  aarzeling zong ik de volgende keer het refrein ook mee. Dit creëerde iets tussen ons: we zongen samen met heel de massa en met Will Tura dat we Barbara moesten vergeten. Dit resulteerde in een deugddoend wij-gevoel.  Blijkbaar beantwoordt het zoeken naar dat wij-gevoel aan een fundamenteel menselijke behoefte, iets dat ons ego overstijgt. Dit verklaart het enthousiasme waarmee heel veel mensen deelnemen aan muziekfestivals of aanwezig willen zijn bij sportwedstrijden.

In het evangelie van vandaag geeft Jezus enkele richtlijnen over hoe we in een gemeenschap met mekaar moeten omgaan. De tekst eindigt met de merkwaardige woorden: “Waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden”. Die zin refereert - denk ik - naar dat overstijgende gevoel dat kan ontstaan wanneer mensen samen zijn. Hoe kunnen we deze gedachte beter begrijpen, hoe kunnen wij deze realiteit beleven. Wat zijn daar mogelijke consequenties van? In ieder geval is de beginsituatie duidelijk: ook wij zijn hier in Jezus naam samen, voorlopig nog met meer dan twee of drie, want zonder die man van 2000 jaar geleden zouden we hier niet zitten. 

Lied 510  Wees hier aanwezig

Lezing Mattheus 18, 15-20

Homilie

Waar twee of meer mensen zich de levensstijl van Jezus eigen maken, d.w.z. hun menselijkheid steeds meer laten doordringen van zijn geest, gebeurt er iets groots: de Verrezen Christus komt aanwezig in hun relatie. Wanneer we hier op zondag samen komen in zijn naam, willen we in de viering Jezus herdenken:  zijn bestaan, zijn inspiraties, zijn Woord, zijn breken van het brood, enz… Maar ook in onze onderlinge relatie en in onze manier van omgaan met elkaar kunnen we God ervaren. 

Gewoon ‘in zijn naam samen zijn’ is echter niet voldoende om zijn aanwezigheid te bewerkstelligen. Het is essentieel om persoonlijk op een liefdevolle manier aanwezig te zijn. Je moet actief meewerken aan een atmosfeer van wederzijdse liefdevolle betrokkenheid. Dit kan op verschillende manieren: de wijze waarop je mekaar begroet, hoe je je hart en je hoofd probeert leeg te maken om aandachtig te luisteren, hoe je spreekt of zwijgt,  hoe je de ander verdraagt, vergeeft, oordelen en vooroordelen opzij zet…

Die wederzijdse liefdevolle houding waardoor er dus een vorm (sfeer) van aanwezigheid van Jezus ontstaat, is typisch voor de christenen of zou typisch moeten zijn bij de christenen Ook  buiten deze sacrale ruimte, in het dagdagelijkse leven met de anderen kunnen we hem op deze wijze tastbaar maken, in onze partnerrelatie, in onze familie, in onze religieuze gemeenschap, in werkgroepen. Ubi caritas et amor, Deus ibi est. Een wederzijds liefdevolle relatie is dienstbare liefde, een begrijpende liefde, die je doet deelnemen aan het lijden, aan de angsten en aan de vreugde van de broeders. Een liefde, die alles verdraagt en alles vergeeft… 

Nu kan het wel zijn dat jij wel je inspanningen doet om dit soort verhouding met de ander te creëren, maar dat die ander dat niet wil. Je bent echter alleen maar verantwoordelijk voor jouw kant, voor jouw liefdevolle houding wachtend op een mogelijk positieve reactie van de ander zoals die vader bleef wachten op zijn verloren zoon. Soms ben jij het die de wederzijdse liefde verbreekt. Daar is het zaak om jouw gemoed te keren (asap - as soon as possible) en actie te ondernemen om de breuk te herstellen. Bij mij zijn dat - wanneer ik naar mijn familie kijk - vaak erg stuntelige handelingen, maar die steeds goed ontvangen worden… zodat we weer verder kunnen.

De andere lezing van vandaag is een fragment uit de brief van Paulus aan de Romeinen waarin hij een gelijkaardige gedachtegang volgt. 

 

Tweede lezing Paulus aan de Romeinen (13, 8-10). Wees elkaar niets schuldig, behalve liefde want wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld. Want: “Pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, zet uw zinnen niet op wat van een ander is” – deze en alle andere geboden worden samengevat in die ene uitspraak: “Heb uw naaste lief als uzelf”. De liefde berokkent uw naaste geen kwaad, dus de wet vind zijn vervulling in de liefde.

 

In hoofdstuk 15, vers 13 van zijn evangelie geeft Johannes aan welk de maat deze liefde kan of zou moeten zijn. Hij schrijft : “Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden”. Eigenlijk zou die houding in ons steeds aanwezig moeten zijn in onze omgang met de medemens, met de naaste. Gelukkig kan je “je leven geven” op verschillende manieren interpreteren en gelukkig hoeft het meestal niet zo letterlijk te gebeuren. “Al bij al” valt het dan nog mee wanneer mijn vrouw me alleen maar vraagt of ik de kelder mee wil opruimen terwijl mijn ‘christen-zijn’ me feitelijk aanport  “om mijn leven te geven”.

De aanwezigheid van Jezus kan je ervaren met “de zintuigen van de ziel” zoals iemand het ooit uitdrukte. Dit uit zich in een gevoel van sterke verbondenheid met de ander, met vrede in je gemoed, een sereniteit, een diepe vreugde, en een vernieuwde motivatie om als christen liefdevol verder te willen leven. Dit is de emotie die de Emmaüsgangers mogelijk beleefd hebben toen ze uitriepen: “Brandde ons hart niet, toen hij bij ons was”.  Dit zou ook het effect kunnen - zelfs moeten -  zijn van deze samenkomst met effecten in de rest  van de week:  een soort herbronning waardoor de inspiratie van Jezus terug levendig geraakt in ons gemoed en we de kracht krijgen om in  de volgende dagen (uren) verder te gaan met ons leven als christen.

Ik ben lid van Logia, een  groep mensen die het christelijke gedachtengoed meer aanwezig willen brengen in de media. Met de groep van Leuven komen we maandelijks bijeen in een zaaltje van het Park Inn Hotel net achter het station van Leuven. We wisselen van gedachten en ondernemen acties. Het is een erg aangename groep van fijne mensen en er heerst een wederzijds liefdevolle sfeer. We komen eigenlijk samen in de naam van Jezus en je zou bijgevolg kunnen stellen dat deze zin uit Mattheus van toepassing is en er een zekere aanwezigheid van Jezus in ons midden is. 

Toen ik enige tijd geleden na een Logia-bijeenkomst rond 21 uur naar buiten stapte naar mijn fiets op de fietsenparking van het station, zag ik voor mij een oudere heer in een rolstoel die moeizaam voort pikkelde met zijn voet. Aan zijn rolstoel hingen enkele grote zakken. Ik stapte vlugger dan hij vooruit ging zodat ik hem eigenlijk voorbij moest steken om mijn vaart te behouden. Ik ben orthopedagoog, kwam net van een christelijke samenkomst en dus vond ik dat ik hem niet gewoon kon negeren en voorbijstappen. Ik moest op zijn minst toch voorstellen om hem te duwen. Daarbij maakte ik me wel de bedenking dat mensen met een fysieke handicap tegenwoordig toch nogal assertief zijn, vooral autonoom willen zijn en dat hij mijn hulp waarschijnlijk wel zou weigeren. Maar neen: hij antwoordde dat hij wel graag geduwd wilde worden.

Dan kwam het volgende probleem. De ingang van mijn fietsenparking lag maar 50 meter verder en mijn hulp was bijgevolg bijna niet de moeite. Mijn vorige viering, enkele maanden geleden ging o.a. over de evangelietekst “Wanneer iemand u vordert om 1 mijl met hem mee te gaan, ga dan twee mijl met hem mee”.Ik heb toen lang over deze zin gemediteerd en die woorden schoten in deze situatie – onvermijdelijk- terug in mijn hoofd. Ik kon dus niet anders dan hem te vragen tot waar hij moest gaan. De man antwoordde : “Tot aan het ING-bankkantoor, een 600 meter verder. Ik ben drie weken geleden uit mijn sociaal appartement gezet en ben momenteel dakloos. Ik slaap daar nu samen met een Afghaanse vluchteling. Van de bankdirecteur mogen we ’s avonds  in het lokaal met de geldautomaten verblijven en dit tot de volgende ochtend. Er ligt tapis-plein en het is er warm.” Ik duwde de man dus verder tot aan het bankkantoor. In een flits  zag ik plots ook dat hij maar één been had. In het kantoor ontmoette ik de Afghaanse vluchteling, iemand zonder papieren en ik sprak even met hem. Dan zag ik dat de gehandicapte man uit een rugzak een pakket met broodjes haalde om die met zijn makker te delen: “Ik ben zijn avondmaal gaan kopen,” zei hij.  De hele situatie beleefde ik als een kort moment van verbondenheid tussen ons drieën met in mijn hart een zekere sereniteit en een vonkje van het Emmaüs-gevoel. Het leek me dat de geest van Jezus uit de Logia-samenkomst ook aanwezig kwam in deze toevallige ontmoeting nadien. 

Ik denk dat we als christen geroepen zijn  om - wanneer we van hier weggaan - van dit soort momenten mogelijk te maken. Tijdens de offerande en ook tijdens de communie luisteren we naar fragmenten uit de Bach cantate over de Emmausgangers: “Bleib bei uns denn es will Abend werden” maar laten we eerst hetzelfde thema bezingen in lied 212 

Lied 212 Omdat hij niet ver wou 

Tafelgebed   lied 150

 

Communie Lied 568  Wij zoeken U als wij samen komen, hopend dat gij aanwezig zijt

Slotgebed

Heer God en Jezus in ons midden, wij zoeken u we wanneer we samenkomen.

Blijf ook in ons aanwezig na deze viering in de week die komt,  in de dingen die we te doen hebben, vooral ook met de mensen die we zullen ontmoeten.

Moge zij onze liefde ervaren en onze bereidheid om onze eigen zorgen opzij te zetten omwille van hen.

We hebben nood aan uw genade en uw inspiratie, uw adem en uw geestkracht

om met hen uw verbondenheid te creëren en zo in onze omgeving - in deze woelige tijden van oorlogen en problemen allerhande- een glimp van uw koninkrijk zichtbaar te maken. ‘Bleibt bei uns’ en zegen ons daartoe.

230903

22e zondag (2023): Je roeping door dik en dun volgen 

Mat. 16, 21 – 27

Marcel Braekers 

Openingszang 562 kome wat komt

Begroeting

‘Kome wat komt, maar laat het om Jou zijn’, dat is wel een krachtige uitspraak om een zondagmorgen mee te beginnen. Wat dreef Oosterhuis om dit neer te schrijven? Stond er iets vervelend te gebeuren, voelde hij zich ziek of was het de tijd toen een veroordeling door Rome hem boven het hoofd hing? Om die woorden voor mezelf te doen spreken had enige informatie kunnen helpen. ‘Kome wat komt’, wat hangt er boven mijn hoofd in de nabije toekomst? Ik weet het niet. Blijft mijn gezondheid stabiel, gunnen de dominicanen mij wat rust of hebben ze nog allerlei plannen, hoe evolueert deze gemeenschap? Zoveel onbekenden hangen rond mijn hoofd en ik vermoed boven de meeste hoofden in deze kapel. Het vraagt veel vertrouwen en overgave om te zingen ‘kome wat komt, maar laat het om jou zijn’.

In het evangelie van deze zondag zegt Jezus het kras: “wie mijn volgeling wil zijn moet zichzelf verloochenen en zijn kruis op zich nemen”. En nog: “wie zijn leven wil redden zal het verliezen”. Krachtige uitspraken die aansluiten bij het ‘kome wat komt’, maar hoe neem je op een volwassen manier je kruis op, en wat betekent jezelf verloochenen?

Mensen zeggen dikwijls: je moet het leven nemen zoals het komt. Maar wat zeg je dan, alsof je de keuze zou hebben om het anders aan te pakken? Het lijkt dan eerder op een soort van berusting. Er is in dat verband een hemelsbreed verschil tussen een gelaten, fatalistische houding van aanvaarden en het vertrouwvol zijn leven leggen in de handen van God. Ik denk dat Jezus dat laatste bedoelde en bij die gedachte zou ik in deze viering wat langer willen stilstaan.

Laten we eerst Gods lof zingen die in ons leven aanwezig wil zijn als Vader, Zoon en Geest.

Lied 537 zing van de Vader

 

Openingsgebed

Schep in ons een zuiver hart,

Dat zich laat voeden door uw liefde,

Dat daarom van mensen houdt,

Hen erkent en altijd recht doet.

Schep in ons een zuiver hart,

Dat U zien mag ondanks alle vragen,

Alle wolken van verdriet.

Schep in ons een zuiver hart,

Dat de vreugde om het leven voluit viert,

Dat zich opent voor uw zegen.

Schep in ons een zuiver hart,

Dat verkiest wat goed en recht is,

Dat U heiligt alle dagen.                                      S. de Vries

 

Eerste lezing: Rom. 12, 1 – 2

Lied 552 maak ons tot het zout der aarde

Mattheüs  16, 21 - 25

 

Homilie

Jezelf verloochenen en je kruis opnemen, wat moet ik mij daarbij voorstellen? In kloosterlijke milieus werd die uitspraak dikwijls misbruikt of gaf het aanleiding tot ongezond gedrag van altijd maar zich wegcijferen waarbij men vergat dat opkomen voor jezelf ook belangrijk is. Hoe kan het opzij zetten van mijn verlangens iets betekenen voor een ander en ook mijzelf doen groeien als persoon? Ik ging de tekst van het evangelie wat grondiger lezen om daarin klaarheid te vinden.

De tekst begint met: “Jezus begon zijn leerlingen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan.” Hij kon niet anders, Hij moest. In het Grieks staat dat vreemde woordje Dei. Vrij vertaald betekent het: ‘het was onafwendbaar’. Daarmee zegt de evangelist in één woord wat er gaat gebeuren, want vanaf nu krijgt het evangelie van Mattheüs een definitieve wending. Jezus kon niet anders dan resoluut de weg naar Jeruzalem te gaan wetend dat die tocht fataal kon aflopen. De afstand of de botsing tussen wat Hij voor ogen had en hoe de officiële godsdienst van zijn volk functioneerde was te groot geworden en dus kon Hij niet anders dan naar het centrum te gaan en daar bepaalde vragen te stellen of actief een opstand rond de tempel te bewerken.

Als Jezus zijn leerlingen betrekt in wat Hij voorziet dat kan gebeuren, reageert Petrus heftig: ”God verhoede het, Heer. Dat zal niet gebeuren.” Maar diezelfde Petrus had net een sterke belijdenis uitgesproken en ook Jezus reageerde positief op zijn reactie. Nu blijkt dat hij het toch niet had begrepen. Zijn beeld van ‘Messias’ was niet dat van Jezus, en dus moest eerst iets in hem sterven vooraleer het nieuwe kon verschijnen.

Daarmee heb ik reeds een eerste sleutel om te begrijpen wat bedoeld wordt met: “Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen.”  Voor Jezus betekende dat op dat moment: trouw blijven aan zijn dieper inzicht, trouw aan wat Hij als zijn allerdiepste roeping zag. Voortaan geldt dit ook voor elke volgeling van Jezus:  dat kan inhouden dat velen je keuze voor deze boodschap belachelijk zullen vinden en misschien wel de spot met je kunnen drijven. Misschien moet er net als bij Petrus eerst iets in ons sterven vooraleer we open staan voor het nieuwe, eer we echt volgeling worden. 

Maar er is nog een ander niveau van je kruis opnemen. Jezus nam niet alleen zijn persoonlijk kruis op, maar het kruis dat over een hele groep mensen hing. Jezus maakte daarmee dezelfde keuze als zijn Vader die de kant van de armen koos. De zelfverloochening die Jezus daarmee bedoelde was een oproep om keuzes te durven maken, om los te komen van zichzelf en tot engagement of ethiek te komen die bevrijdend is voor de wereld.  

Het evangelie van vandaag verwijst zo naar een belangrijke levenshouding die te maken heeft met vertrouwen en overgave. Het biedt ons de kans om zorgeloos naar de toekomst te kijken, ook als er donkere wolken aan de horizon verschijnen, want ons leven ligt in Gods handen. Misschien moeten we daarbij wel een louteringsproces doormaken zoals Petrus om zo uiteindelijk te komen tot die overgave in sereniteit. Laten wij in deze viering bidden voor elkaar opdat dit oervertrouwen in ons zou mogen groeien. En bidden wij voor al diegenen die een zwaar kruis hebben te dragen om Jezus te volgen.

Tijdens groot dankgebed 133 Door U Heer weet ik mij gedragen

 

Na de communie lied 839 Gij, Gij peilt mijn hart.

 

230827

21e zondag (2023)  “… om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.”

 

Jef Schoenaerts

Welkom en openingslied:  “Gegroet en gezegend…” (104)

Inleiding

Goeie trainers zijn merkwaardige mensen: ze kunnen atleten zodanig op een wedstrijd voorbereiden dat sportprestaties soms ongekende hoogtes bereiken.   

Goeie leerkrachten zijn merkwaardige mensen: ze kunnen leerlingen/studenten zodanig in zichzelf doen geloven, dat onverwachte leergroei het resultaat is.

“Ik ben er zeker van dat jij dit kan!  Ik geloof in jou! Jij bent daartoe in staat!” Uitspraken van trainers, leerkrachten, ouders, grootouders, … waardoor atleten, leerlingen, kleinkinderen tot méér in staat zijn dan ze zelf mogelijk achten. 

In het evangelie van vandaag krijgen maar liefst twee figuren een gelijkaardige ”Jij bent”- boodschap: Jij, Jezus, jij bent de messias.  Jij bent Petrus, jij bent rots.  Zowel naar Jezus als naar Petrus is de boodschap: ik zie in jou wat nog niet helemaal zichtbaar en duidelijk is, ik zie reeds jou in jouw de volle ontplooiing.

Vallen beide uitspraken “Jij bent de messias” en “Jij bent Petrus, de rots” onder de noemer “aanmoedigingen” zoals die van de sportcoach, de leraar en de grootvader?   Of geeft de evangelietekst aan dat er ook nog een andere dimensie meespeelt? Ahv drie uitspraken uit de evangelietekst cirkelen we rond die vraag. 

“Wie zeg jij dat ik ben?”.   Laten we het stil maken in en rondom ons en onze god aanroepen met namen die hem de eeuwen door zijn toebedeeld. 

Bede om mededogen: “Heer Jezus, koning en gezalfde Gods…” (113)

Openingsgebed

Laat uw aangezicht over ons lichten,

Heer onze God, en keer U tot ons

om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.

Breng in ons tot leven 

wat nog in het verborgene is

en groeit in pijn.

Zie niet onze zonden

maar laat ons opengaan

in liefde en wijsheid,

in vergevensgezindheid en geduld.

Dit vragen wij U in het spoor van Jezus,

Uw zoon en onze broeder.

Amen.

Evangelielezing: Matteüs 16,13-20

(voor en na de lezing: de  acclamatie “God heeft Hem hoog verheven” (120)

Homilie

Jezus en Petrus krijgen elk een kwalificatie toegedicht “Jij bent de messias” en “Jij bent rots”.  In hun Joodse levenscontext klonken die toewijzingen heel gewichtig.    Is hier méér aan de hand dan twee mensen die van hun intimi een boost krijgen voor hun zelfbeeld en hun taakbewustzijn?   We staan stil bij drie uitspraken in de evangelietekst die ons een richting van antwoord geven. 

“Wie zeg jij dat ik ben?”

Er deden allerlei geruchten de ronde over wie Jezus wel zou zijn: Johannes de Doper?  de profeet Elia?…   Die straffe toedichtingen hadden een ervarings- grond: de mensen voélden in Jezus de kracht van een profeet, ze hóórden in hem opnieuw de authentieke stem van god.  Matteüs laat verstaan dat Jezus deze toewijzingen zelf ook kende: bezetenen hadden hem eerder al “zoon van god” toegeroepen, blinden spraken hem aan met “zoon van David”.  Jezus was wellicht niet ongevoelig voor wat “de mensen” over hem zegden.  Net als bij iedereen voelden dergelijke uitspraken als duwtjes in de rug, deden ze hem nadenken over wie hij werkelijk was, over wat hem te doen stond. En bij wie kan je die vraag over je toekomst, de vraag over dat groeiend zelfbeeld beter aftoetsen dan bij je intimi, bij de eigen leerlingen die je beter kennen dan wie ook.  Maar dan wel met een heel persoonlijke vraag.  Niet met “Wat wéét je over mij?”  Wél indringender met : “Wie zeg jij dat ik ben? Wie ben ik voor jou?”

Tweede uitspraak uit het evangelie: ”Jij bent de messias!” 

Wellicht moet je onstuimig van karakter zijn om - zoals Petrus - dit antwoord te geven.  Een antwoord dat verrassend is en toch ook verwacht.

Verrassend want wat Petrus antwoordt, gaat veel verder dan wat “de mensen” zeggen.   Jij bent niet de vóórloper van de messias, jij bént de messias, de zoon van de levende god.  Hoe haalt Petrus het in zijn hoofd om die titels aan Jezus toe te schrijven?   Hij is het toch die enkele verzen later in het evangelie Jezus’ gevaarlijke keuze om naar Jeruzalem te gaan afraadt maar daarvoor  met het woord “Satan” door Jezus zwaar wordt teruggefloten.

Verrassend en toch ook verwacht. Petrus heeft als leerling dagelijks gehoord wat de mensen over Jezus zeggen.  Op de vraag “Wie ben ik voor jou?” antwoordt hij daarom heel persoonlijk met “de Messias”, een term die uitdrukt hoe overweldigend Jezus voor hem is.  Zelfs de hoogste vergelijking die “de mensen” gebruiken (Johannes, Elia)  is nog onvoldoende.  Met de titel “Messias” probeert Petrus het onzegbare gezegd te krijgen!

Derde evangelie- uitspraak: “Gelukkig ben jij Petrus! Jij bent de rots…”

“Gelukkig ben jij…”.  Deze woorden van Jezus klinken als een juichkreet die de taal van de zaligsprekingen oproept.    Hier horen we de echo van “Gelukkig  wie zuiver van hart zijn, want zij zullen god zien.”.    

Het is alsof Jezus zegt: “Petrus, jij bent gelukkig, jij bent begenadigd want jij ziet in mij god aan het werk.”   De toeschrijving die daarop volgt “Petrus, jij bent rots”, klinkt in gelovige Joodse oren bijzonder krachtig.   “Rots” is in psalm 18 - zoals zo vaak in het oude testament - immers het beeld waarmee gods eigen kracht wordt benoemd.  Jij, Petrus, bent de eerste die zo sterk mijn wezen erkent en benoemt: het is alsof doorheen jou god zelf aan het woord is..    Jij hebt mijn geheim ontsluierd, jij deelt dit met mij en daardoor bevestig je mij dat ik ben wie ik in gods ogen ben.   Het innerlijk groeiproces van Jezus over zijn bestemming en zijn opdracht wordt hier versterkt. Het bouwt verder op wat Matteüs eerder al bij de doop van Jezus door Johannes heeft geschreven: de hemel opende zich en een stem sprak: “Dit is mijn zoon.” 

De bevestigende uitspraken “Jij bent de messias” en “Jij bent Petrus, de rots” lijken op  het eerste zicht op wat onder mensen vaak gebeurt: het geloof van de sportcoach in de atleet, van de leraar in de leerling, van de grootmoeder in haar kleinkind, ze geven vleugels aan het zijn en kunnen van de ander. Toch is er een immens verschil met wat hiér gaande is.  Want Jezus voegt aan de “Jij bent”-uitspraak naar Petrus nog iets toe: “Het is mijn vader in de hemel die jou dat heeft geopenbaard.”   Wat Mtt met dat zinnetje bedoelt, wordt duidelijker als we de versie van dit verhaal door Lucas erbij halen.  Deze evangelist opent ditzelfde verhaal met een heel specifieke context “Toen Jezus eens aan het bidden was en alleen de leerlingen bij hem waren, stelde hij hun de vraag “Wie zeggen de mensen dat ik ben?”   Lucas plaatst de messiasuitspraak van Petrus en de aanvaarding van die titel door Jezus heel expliciet in de context van het bidden.    

Hier verschijnt, naast twee mensen die elkaar kennen, elkaar waarderen en bevestigen, nog een derde partij in het spel.  Voor Jezus was het een gewoonte zich terug te trekken om te bidden.  Geleidelijk aan leerde hij aan zijn leerlingen waar het hem daarbij om te doen was nl. je plaatsen onder het licht van gods aangezicht en Hem ontvankelijk en luisterbereid de vraag te stellen: “Heer onze god, keer u tot ons om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.”   Dit bidden van Jezus en van zijn leerlingen leidde tot een ontmoeting en versterking van twee parallelle sporen:  enerzijds riepen zij bij elkaar wakker wat hun bestemming was en tegelijk groeide bij hen de openheid om uit gods eigen hand te ontvangen wie ze zijn.   

De vraag ”Wie zeg jij dat ik ben?” is ook tot ons vandaag gericht.   Ook voor ons kan het - bij het tasten naar een antwoord - heilzaam zijn om twee parallelle sporen te bewandelen.  Laten we in gesprek gaan met elkaar, op zoek naar wie Jezus voor elk van ons is en wat onze eigen bestemming is.  Laten we tegelijk in de stilte van ons hart onder gods aangezicht gaan staan en ontvangen wat Hijzelf ons over Jezus aanreikt en om te ontdekken wat wij in zijn ogen zijn.  

Moment kaarsjes - muziek (Mozart Piano Sonatas - CD1 - KV 457 - track 7)

 

Aansluitend “Oergebaar” (149)

Groot dankgebed “Die naar menselijke gewoonte…” (150)

Onze Vader

Aansluitend  “Laat uw aangezicht over ons lichten…” (191)

Communie met muziek (Mozart Piano Sonatas CD1 KV 282 - track 13)

Communielied: “Gij zijt voorbijgegaan…” (363)

Gebed

Onnoembare en Nabije,

“Wie zeg jij dat ik ben?”

Met die indringende vraag wakkert gij in ons het verlangen aan te benoemen 

     wie gij zijt

     wie gij in ons leven wil zijn.

Tal van bouwstenen legt gij ons daarbij in handen:

     de namen waarmee mensen doorheen de tijden u hebben aangesproken,

     de vonken van uw naam die zijn als ogen in ons hart,

     Jezus zelf, dat vreemd bekend gezicht, die u aan ons openbaart.

Vuur ons aan in ons zoeken.

Maak ons aandachtig voor de flarden van uw woord om ons heen

Open onze oren en onze ogen voor sporen van uw gezicht in ons leven.

En schenk ons het geluk dat wij in het zoeken naar u ook de bestemming mogen vinden die gij voor ons voor ogen hebt.

Wij vragen het u in het spoor van Jezus, uw zoon, onze broeder.

Amen.

Zegen

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.